Het komt vaker voor dan u denkt. Bezoekers van winkels die vallen, struikelen of uitglijden. De gevolgen vallen soms mee, soms ook niet. Soms leiden ze tot blijvende invaliditeit in lichte tot ernstige mate.
De wet schrijft hygiëne voor zodat de houten vloeren hebben plaatsgemaakt voor gladde eenvoudig schoon te maken betegeling. Vervolgens ontstaat de ellende bij regenachtig weer, of bij de groenteafdeling (waar blaadjes sla de rol overnemen van de bekende bananenschil) of bij de visafdeling waar smeltwater op de loer ligt om de oudere bezoeker een gebroken heup of pols te bezorgen.
Na de val en gebleken schade volgt aansprakelijkheidsstelling van de grutter wiens verzekering steevast en vaak met succes alles betwist omdat van geen enkele getuige naam en adres is genoteerd. Zijn er wel getuigen dan wordt het verweer van eigen schuld in stelling gebracht. “U had moeten kijken waar u loopt. Dan was u dit niet overkomen.” Verzekeraars winkelen kennelijk niet, want dan zouden ze weten dat winkeliers er alles aan doen om je niet naar de grond of naar het plafond te laten kijken, maar naar de schappen waar de koopwaar ligt uitgestald.
Uiteindelijk gaat het om de vraag of de door de winkelier veroorzaakte of in stand gelaten valgevaarlijke situatie onrechtmatig is of niet. Niet iedere vorm van gevaarzetting is onrechtmatig. Een openstaand kelderluik in een kroeg is gevaarlijk, maar niet onrechtmatig als er iemand bij staat om cafégangers te waarschuwen. Het hangt dus af van de omstandigheden van het geval of het onrechtmatig is.
Op 16 januari 2008 besliste de rechtbank Arnhem over een zaak van een mevrouw die viel in Super de Boer. Het regende. Binnen was een betegelde vloer. Wellicht om uitglijden te voorkomen lag er een grote mat. Maar die lag wel 3 à 4 tegels althans een meter vanaf de ingang. Mevrouw ging uiteraard op de natte met modder besmeurde spekgladde tegels onderuit nog voordat ze een voet op de mat had kunnen zetten. De rechtbank achtte Super de Boer aansprakelijk. Het verweer dat er regelmatig was gedweild en geveegd werd niet geaccepteerd. Dat had immers niet geholpen. Men had de valpartij eenvoudig kunnen voorkomen door de mat tegen de ingang aan te laten leggen.
De rechtbank Den Bosch oordeelde echter op 30 januari 2008 in een andere zaak iets minder gunstig.
Een mevrouw viel in een filiaal van Action tijdens de bevoorrading over een nog niet weggehaalde althans achtergelaten doos in het gangpad. Dat was onrechtmatig vond de rechter. Maar omdat mevrouw eerder had gezien dat er bevoorraad werd, vond hij dat ze beter had kunnen opletten en kreeg ze 25% eigen schuld toegedicht. En dus geen 100% vergoeding van de schade maar 75%.
Dat lijkt heel redelijk en heel logisch, maar is dat nu wel zo? Kun je een beetje te weinig opletten waardoor je die doos voor 75% niet ziet, maar voor 25% wel ziet? Als die mevrouw de doos voor 25% had gezien – gesteld dat zoiets kan – dan was ze ongetwijfeld niet over die doos gevallen.
Neen, ze heeft die doos niet gezien. Of had ze er op bedacht moeten zijn? Maar dan toch niet voor 25%? Kortom, de logica gebiedt dat mevrouw ofwel volledige vergoeding krijgt ofwel – wegens 100% eigen schuld – helemaal niets. Maar waar door rechters ‘gepolderd’ wordt, is geen ruimte voor dergelijke logica.
december 2008