Stel dat een kind komt te overlijden door de fout van een ander, bijvoorbeeld in het ziekenhuis of in het verkeer. Het verlies van een kind creëert de hoogst denkbare mate van leed en smart bij de ouders. Als er ergens toewijzing van smartengeld op haar plaats is, dan is het wel in deze gevallen. De wetgever en rechtspraak hebben heel lang toewijzing van smartengeld aan nabestaanden geblokkeerd. Het argument hierbij was dat nabestaanden niet moeten kunnen verdienen aan het overlijden van hun dierbaren. Maar in 1975 is in Europees verband al afgesproken dat de wetgevers smartengeld voor nabestaanden mogelijk moeten maken. Dat is in veel landen gebeurd, maar de Nederlandse wetgever leunt nog steeds achterover. In de rechtspraak is echter een kentering zichtbaar.
De eerste stap was de shockschade. Als de moeder er getuige van is dat haar kind wordt doodgereden, dan komt de moeder in aanmerking voor smartengeld. In dat geval moet er bij de moeder wel sprake zijn van psychisch lijden als gevolg van het drama dat zich voor haar ogen heeft afgespeeld. Was er “slechts” sprake van affectieschade, dus de “standaard treurnis” vanwege het verlies van het kind, dan was dat onvoldoende voor toewijzing van smartengeld.
Recente uitspraak Gerechtshof
Het Gerechtshof Amsterdam heeft de zaken recent anders aangepakt. De vader en kostwinner van een gezin van vier kinderen overkwam een dodelijk ongeval door schuld van een ander. Het Gerechtshof wees niet rechtstreeks smartengeld toe, maar via een omweg. Toen de pure overlijdensschade was vastgesteld, stelde de verzekeringsmaatschappij dat de claim van de weduwe en kinderen verminderd moest worden met f 250.000,- omdat dat bedrag uit een overlijdenspolis werd uitgekeerd. Als uitgangspunt was de rechter het daar wel mee eens, want het verminderde immers de financiële behoefte van de weduwe en kinderen, maar “in aanmerking nemende het ernstige verdriet dat het overlijden zal hebben veroorzaakt” waardeerde het Gerechtshof het smartengeld voor de weduwe op f 40.000,- en dat van ieder van de vier kinderen op f 20.000,-. De aansprakelijke verzekeraar mocht per saldo de totale schade derhalve niet verminderen met f 250.000,-, maar met f 130.000,-.
Stel nu dat er geen overlijdensverzekering is afgesloten waar een uitkering uit volgt, dan kan de rechter het smartengeld niet via de verzekeringstruc toekennen. Zouden weduwe en kinderen dan geen recht hebben op smartengeld? Dat valt moeilijk in te zien. Het lijkt dan ook een kwestie van tijd dat de rechtspraak de directe nabestaanden smartengeld zal toekennen.
augustus 2000