De procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de Kantonrechter voorziet in een snelle en relatief eenvoudige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In de meeste gevallen gaat de ontbinding vergezeld van een aan de werknemer uit te keren vergoeding, de zogeheten “gouden handdruk”. De wet voorziet echter niet in een bepaling, die de hoogte van deze handdruk vaststelt. Dat wordt aan de wijsheid en het beleid van iedere Kantonrechter overgelaten. Daardoor is een lappendeken ontstaan van verschillend beleid; het komt zelfs voor dat verschillende Kantonrechters van hetzelfde Kantongerecht ieder hun eigen beleid voeren. Daardoor heeft de toekenning van een vergoeding iets van een loterij gekregen.
Met ingang van 1 januari 1997 is een einde gekomen aan deze situatie. De landelijke kring van Kantonrechters heeft een formule vastgesteld, die er in grote lijnen op neerkomt, dat de werknemer één maandsalaris per “gewogen” dienstjaar ontvangt. Dienstjaren vóór het veertigste levensjaar tellen voor één, van het veertigste tot het vijftigste voor anderhalf en elk dienstjaar vanaf vijftig jaar geldt voor twee. Het staat de Kantonrechter echter vrij een correctiefactor toe te passen. Daarvoor kan aanleiding zijn indien de werknemer een verwijt te maken valt of indien deze al elders een baan gevonden heeft. Verder is het zo, dat de vergoeding niet hoger zal zijn dan de verwachte inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd, behoudens immateriële schade en pensioenschade. Tenslotte kent de landelijke formule nog een aantal richtlijnen voor de procedure zelf. De belangrijkste daarvan is, dat tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de verzending van de beschikking niet meer dan acht weken mogen verstrijken. Zo houden de Kantonrechters de vaart erin.
december 1996