rapport “stad en milieu”

Eind 1995 heeft het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu een rapport gepubliceerd onder de titel “Stad en Milieu”. In het rapport staat centraal de vraag hoe men een optimale menging en concentratie van wonen, bedrijven, verkeer kan bereiken en tegelijkertijd ook de kwaliteit van het milieu en het leefklimaat in die gebieden kan verbeteren. Men gaat daarbij uit van het concept van de “compacte stad” waarin op een relatief klein oppervlak zowel werkgelegenheid, stedelijke sfeer en een hoog voorzieningen niveau aanwezig zijn en zo min mogelijk ruimtevretende functies in de natuur of in het buitengebied worden gesitueerd. Dat een en ander conflicten kan opleveren laat zich raden: wonen en werken zitten elkaar nu eenmaal vaak in de weg.

Het Ministerie wil dit probleem oplossen door onder bepaalde omstandigheden een afwijking van milieunormen toe te staan, echter onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het daarmee gepaard gaande milieuverlies wordt gecompenseerd in de vorm van maatregelen die de leefkwaliteit verhogen. Die compensatie moet allereerst plaatsvinden binnen de milieusector, bijvoorbeeld door sluiting van een bedrijf waar tegenover een ander bedrijf ruimere milieuvoorschriften krijgt opgelegd. Compensatie is echter ook mogelijk in de vorm van “maatschappelijke winst buiten het direct terrein van het milieu” (schouwburg, zwembad of stadspark).In het rapport wordt het bestemmingsplan aangemerkt als de meest geschikte planfiguur voor deze nieuwe ontwikkeling. Dat plan moet dan wel een goede beschrijving bevatten van de manier waarop de milieuwaarden in een zo vroeg mogelijk stadium worden geïntegreerd in de ruimtelijke aspecten. Via de bestemmingsplanprocedure of via de leefmilieu-verordening die met een bestemmingsplan is gelijk gesteld kunnen de belanghebbenden ook de vereiste rechtsbescherming krijgen.

december 1996