Wetsvoorstel huurrecht bedrijfsruimte

In de Huurwet gelden voor bijvoorbeeld kantoren geheel andere bepalingen dan voor een winkel. In de toekomst wordt dit meer gelijkgetrokken. Op 28 april 1995 werd het wetsontwerp “wijziging van de bepalingen betreffende huur en verhuur van bedrijfsruimte en intrekking van de Huurwet” aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit wetsontwerp beoogt een groot aantal wijzigingen in te voeren voor het huidige bedrijfsruimterecht. Voor de huurrechtpraktijk van groot belang. Het wetsvoorstel is er met name op gericht één wettelijk systeem voor alle soorten bedrijfsruimte te scheppen. Op dit moment gelden voor bijvoorbeeld kantoren geheel andere wettelijke bepalingen dan voor een winkel. Deze verschillen komen het duidelijkst naar voren in de mate van bescherming van de huurder; deze is bij kantoren bijvoorbeeld veel minder dan bij een winkel. Het nieuwe wetsvoorstel beoogt deze verschillen in één keer uit de wereld te helpen, een welhaast onmogelijke opgave.

Het was te verwachten dat vanuit de praktijk, onder meer advocaten gespecialiseerd in huurrecht, kritiek werd geleverd op tal van punten uit het wetsvoorstel. Het voornaamste kritiekpunt betrof het feit dat het wetsvoorstel enerzijds bescherming geeft aan huurders die dit niet zouden behoeven en anderzijds bescherming wegneemt bij huurders die deze bescherming node kunnen missen. Zodoende werd op de politiek druk uitgeoefend het wetsvoorstel drastisch te wijzigen. Inmiddels is in twee jaar tijd geprobeerd het wetsvoorstel bij te schaven. In december 1997 heeft de Minister na overleg met de politieke partijen besloten dat het huidige wetsontwerp wordt samengevoegd met een nog in te dienen wetsvoorstel tot wijziging van het algemene huurrecht en het woonruimte-huurrecht. Dit betekent voor de praktijk dat de zo noodzakelijke vernieuwing van het huurrecht bedrijfsruimte nog wel enige tijd op zich zal laten wachten. Voorlopig zal de praktijk, waaronder u en uw juridisch adviseur, het nog met de oude wettelijke bepalingen moeten doen, met alle (onduidelijke) gevolgen van dien.

april 1998