Vrees voor onbehoorlijk bestuur

De bestuurder van een besloten (of naamloze) vennootschap heeft doorgaans weinig te vrezen voor aansprakelijkheid tegenover crediteuren van de vennootschap waarvan hij bestuurder is. Alleen als hij het erg bont maakt (overeenkomsten sluit terwijl hij weet dat de vennootschap deze niet kan nakomen of zelf nakoming van verplichtingen van de vennootschap blokkeert) zal hij aansprakelijk zijn tegenover crediteuren. Het wordt allemaal wat angstiger als de vennootschap in moeilijkheden raakt en failliet gaat.

De curator in het faillissement is gehouden na te gaan of de bestuurders van de vennootschap zich hebben schuldig gemaakt aan onbehoorlijk bestuur. Is dat het geval, dan kan de curator de bestuurders (hoofdelijk) aanspreken voor het gehele tekort in het faillissement. Dat kan een zeer aanzienlijke vordering zijn. De curator heeft het vrij eenvoudig wanneer blijkt dat de administratie van de vennootschap niet op orde is of één of meer jaarrekeningen niet zijn gepubliceerd over de laatste jaren voor het faillissement. In dat geval namelijk staat vast dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en geldt het vermoeden dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Aan de bestuurder is het vervolgens om te bewijzen dat die onbehoorlijke taakvervulling geen belangrijke oorzaak is van het faillissement of dat de bestuurder anderszins geen verwijt kan worden gemaakt.

Aansprakelijk voor faillissement
Het zou een misvatting zijn te denken dat een bestuurder geen enkel risico loopt wanneer hij (en zijn collega-bestuurders) er zorg voor draagt dat de jaarrekening tijdig wordt gepubliceerd en de administratie op orde is. Ook buiten deze gevallen kan er sprake zijn van onbehoorlijk bestuur dat een belangrijke oorzaak is van het faillissement. In het algemeen geldt dat een bestuurder ’redelijk’ moet hebben gehandeld. Hiertoe wordt er naar objectieve maatstaven gekeken. Een voorbeeld in de jurisprudentie van de laatste jaren kan duidelijk maken dat in de ogen van sommigen een niet enorme fout toch kan leiden tot aansprakelijkheid. Het gaat om de bestuurder van een vennootschap die zich bezighield met vervoer per trucks in binnen- en buitenland. De trucks waren uiteraard WA-verzekerd. De bestuurder van de B.V. betaalde de premies aan de verzekeraar niet, omdat hij meende dat de B.V. zich kon beroepen op verrekening vanwege een tegenvordering op de verzekeraar. Uiteindelijk werd schade aangericht aan een derde en bleek de verzekeraar terecht geen dekking te bieden. Gevolg: het faillissement van de B.V..

De curator stelde de bestuurder aansprakelijk voor de ondergang van de B.V. door deze fout: het bestuur had desnoods onder protest moeten betalen en daarbij aan moeten geven dat er een tegenvordering was. Door dat niet te doen was er sprake van onbehoorlijk bestuur, zo oordeelde de rechtbank Zwolle enkele jaren geleden. Er is, zo moet onder andere uit deze uitspraak worden afgeleid, ook buiten de niet-gepubliceerde jaarrekening en de chaotische administratie onbehoorlijk bestuur mogelijk dat de ondergang van de vennootschap teweeg brengt, waarvoor de bestuurder aansprakelijk gesteld kan worden.

februari 2000