Eén van de manieren om een dienstverband te beëindigen is een opzegging na een verkregen ontslagvergunning. Dat het UWV-Werkbedrijf een vergunning afgeeft maakt niet dat er nooit een vergoeding betaald hoeft te worden. Zelfs een gegeven ontslag met een vergunning kan kennelijk onredelijk zijn. Soms omdat er valse redenen zijn aangevoerd voor het verkrijgen van de vergunning, maar vaker omdat de gevolgen van het ontslag te groot zijn in verhouding tot de noodzaak voor de werkgever om het dienstverband te beëindigen.
Tot voor kort was het een soort tombola of een ontslag kennelijk onredelijk beoordeeld werd en zo ja welke vergoeding in dat geval werd toegekend. Er was geen duidelijke lijn, sommige kantonrechters pasten de kantonrechtersformule toe, andere waren daar juist wars van omdat de ene procedure van een geheel andere orde is dan de andere.
In het najaar van 2008 heeft het Gerechtshof in Den Bosch getracht duidelijkheid te scheppen door een soort richtlijn te hanteren en conform die richtlijn meteen acht uitspraken te doen. Die gehanteerde richtlijn stuitte echter op behoorlijk wat weerstand bij de andere gerechtshoven. Nadien zijn de gerechtshoven waarschijnlijk in overleg getreden want recentelijk zijn meerdere uitspraken verschenen die alle dezelfde lijn hanteren.
Allereerst is een omstandighedencatalogus geformuleerd om te beoordelen of een gegeven ontslag kennelijk onredelijk is. De omstandigheden zijn verdeeld onder vier noemers :
1. Algemeen: dienstverband en opzegging (ligt de opzeggingsgrond in de risicosfeer van werkgever of werknemer, de duur van het dienstverband, de wijze van functioneren, hebben partijen gezocht naar een oplossing en bij arbeidsongeschiktheid of er een relatie is tussen het werk en de uitval).
2. Ander (passend) werk (hierbij wordt gekeken naar de getrooste inspanningen over en weer om te kijken naar ander passend werk, al of niet met bijscholing, een eventuele vrijstelling van werken en de kansen van de werknemer ander werk te vinden).
3. Financiële gevolgen van de opzegging (financiële positie van de werknemer na het ontslag en de eventueel te verkrijgen uitkering en de te lijden pensioenschade).
4. Getroffen voorziening (de eventueel aangeboden of betaalde vergoeding, een vooraf afgesproken afvloeiingsregeling en of sprake is van een sociaal plan).
In de praktijk wordt een ontslag met name kennelijk onredelijk geoordeeld wanneer de gevolgen van het ontslag voor de werknemer in verhouding tot de noodzaak van de werkgever om op te zeggen te groot zijn.
Daarnaast is een formule (XYZ-formule) opgesteld voor de berekening van de toe te kennen vergoeding. Als het ontslag op basis van voornoemde omstandigheden kennelijk onredelijk wordt geoordeeld, dan is de toe te passen vergoeding als volgt:
* X staat voor het aantal gewogen dienstjaren, waarbij de dienstjaren tot 40 jaar voor 1 tellen, de jaren tussen de 40 en 50 voor 1,5 en de jaren na 50 voor 2, feitelijk de weging van de oude kantonrechtersformule;
* Y staat voor het bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag, vaste dertiende maand en structurele overwerkvergoeding, maar in principe exclusief onkostenvergoedingen, werkgeversbijdrage pensioen, auto van de zaak etc. Dit komt naadloos overeen met de kantonrechtersformule;
* Z staat voor de correctiefactor waarbij het uitgangspunt 0,5 is. Alleen in bijzondere gevallen zal de factor hoger uitvallen en de factor kan naar beneden worden bijgesteld wanneer de oorzaak van het ontslag deels bij de werknemer is gelegen.
Net als bij de kantonrechtersformule is het uitgangspunt dat niet meer kan worden toegekend dan een werknemer met behoud van zijn dienstverband tot zijn 65ste bij de werkgever had kunnen verdienen.
december 2009