Een verstandig leverancier komt bij de verkoop van (roerende) zaken natuurlijk een eigendomsvoorbehoud overeen. Wanneer een afnemer failliet gaat en de zaken nog niet heeft betaald, kan de leverancier zijn zaken als eigenaar bij de curator terughalen. Vervelend natuurlijk, zo’n faillissement, maar het eigendomsvoorbehoud vermindert de schade aanzienlijk. Maar is zo’n eigendomsvoorbehoud ook bestand tegen het beruchte ‘bodemrecht’ van de fiscus? Een vraag die, helaas, in tijden als deze steeds vaker zal worden gesteld.
De fiscus kan voor sommige belastingschulden beslag leggen op een groot aantal zich op de ‘bodem’ van de belastingschuldige bevindende goederen. Soms mag de fiscus zich daarbij zelfs op de door het beslag getroffen zaken van derden verhalen. Dit is het geval als het bodemrecht wordt toegepast voor ‘zakelijke belastingschulden van de afnemer’ en de door u geleverde zaken als ‘bodemzaken’ kunnen worden aangemerkt. Het recht om bodembeslag te leggen heeft de fiscus zélfs na het faillissement van de afnemer. Getroffen worden alleen de bodemzaken die zich ten tijde van de daadwerkelijke beslaglegging op de bodem van de afnemer bevinden. Wat zijn nu eigenlijk zakelijke belastingschulden en welke zaken kunnen door de fiscus worden uitgewonnen?
De fiscus kan alleen gebruik maken van haar bodemrecht, wanneer de afnemer zakelijke belastingschulden heeft. Zakelijke belastingschulden kunnen ontstaan uit (de meeste) aangiftebelastingen en belastingen geheven bij wege van uitnodiging. De belangrijkste voorbeelden zijn de loonbelasting ten laste van werkgevers, de omzetbelasting, milieubelastingen, de dividendbelasting en de rechten bij de in- en uitvoer van goederen.
De wet verstaat onder het begrip bodemzaak een roerende zaak die zich moet bevinden ‘op het perceel van de belastingschuldige dat feitelijk door hem wordt gebruikt en waarover hij onafhankelijk van anderen de beschikking heeft’. De roerende zaken die getroffen worden door het beslag zijn met name zaken die strekken tot ‘een enigszins duurzaam gebruik van het gebouw overeenkomstig zijn bestemming, waardoor het gebouw tevens beter aan die bestemming beantwoordt’. Te denken is daarbij bijvoorbeeld aan een cafétafel als een afnemer een café drijft of een draaibank als de afnemer een fabriek heeft. Er is geen sprake meer van een bodemzaak als de tafel of draaibank door installatie of bevestiging zodanig met het café of fabrieksgebouw is verbonden dat de roerende zaak onderdeel van een onroerende zaak, namelijk het café of fabrieksgebouw, is geworden. In zo’n geval zou het eigendomsrecht van de leverancier van de zaak overigens sowieso door ‘natrekking’ teniet zijn gegaan, doordat het onderdeel is gaan uitmaken van de onroerende zaak. Géén bodemzaken zijn alle soorten voorraden, die kunnen bestaan uit grond- en hulpstoffen, halffabricaten en eindproducten. Ook voertuigen die bestemd zijn om op de openbare weg te worden gebruikt, worden onder de huidige wetgeving niet als bodemzaak gekwalificeerd. Een geleverde auto loopt dus geen gevaar door het bodembeslag van de fiscus te worden getroffen.
Worden onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken als bodemzaken aangemerkt, heeft de failliete afnemer zakelijke belastingschulden en legt de fiscus bij die afnemer bodembeslag, dan ziet het er kortom slecht voor u uit. U komt dan namelijk ook geen bescherming meer toe op grond van de laatste reddingsboei, namelijk die van de ‘reële eigendom’. Daarvoor is vereist dat u zowel de juridische, als ook de economische eigenaar van de door u geleverde zaken bent.
Bij een eigendomsvoorbehoud bent u dat niet. U bent wel de juridische eigenaar van de geleverde zaken, totdat de afnemer u betaalt, maar de afnemer komt de economische eigendom daarvan toe. Er wordt bijvoorbeeld wel van reëel eigendom gesproken bij bijvoorbeeld operational lease (huur), maar weer niet bij financial lease (huurkoop). Als u betwijfelt of de fiscus wel rechtmatig beslag heeft gelegd op de door u geleverde zaken, dan kunt u het beste zo spoedig mogelijk in verzet gaan bij de burgerlijke rechter en bezwaar maken bij de directeur van de Rijksbelastingen. Het is verstandig daarbij juridische bijstand in te schakelen.
april 2009