De stilzwijgende aanvaarding gebeurt indien de erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedraagt als een erfgenaam die zuiver heeft aanvaard. Voor erfgenamen kan dit ongewilde gevolgen hebben. Voor stilzwijgende aanvaarding is immers de wil van de erfgenaam niet doorslaggevend. Aanvaarding kan dus `zomaar´ plaatsvinden.
Verwerpen of aanvaarden
Een nalatenschap kan door een erfgenaam worden verworpen of aanvaard. In het laatste geval is dat de zuivere aanvaarding of aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving, de zogenaamde beneficiaire aanvaarding. De keuze aanvaarding of verwerping, die terug werkt tot het overlijden van de erflater is in beginsel onherroepelijk.
De zuivere
aanvaarding van een nalatenschap gebeurt soms uitdrukkelijk, door middels van
een akte of een verklaring bij de rechtbank, maar kan ook stilzwijgend plaatsvinden.
Stilzwijgende aanvaarding
De stilzwijgende aanvaarding gebeurt indien de erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedraagt als een erfgenaam die zuiver heeft aanvaard. Indien de erfgenaam niet al eerder zijn keuze had gemaakt, geldt dit gedrag als een onherroepelijke keuze.
Voor
erfgenamen kan dit ongewilde gevolgen hebben. Voor een stilzwijgende
aanvaarding is immers de wil van de erfgenaam niet doorslaggevend. Ook is niet
doorslaggevend of ook de wederpartij geen
enkele twijfel heeft bestaan over de vraag of de erfgenaam ondubbelzinnig
en zonder voorbehoud heeft aanvaard. Aanvaarding kan dus `zomaar´ plaatsvinden.
In het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2014 (HR 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1489) wordt geoordeeld dat een nalatenschap ex art. 4:192 lid 1 BW ook stilzwijgende kan zijn aanvaard vanwege verzet tegen verstekvonnis, waarbij erfgenamen zijn veroordeeld tot betaling aan schuldeiser van de nalatenschap.
In het vroeger
geldende erfrecht bepaalde de Hoge Raad dat het afhangt van de omstandigheden
van het geval of uit gedragingen van een erfgenaam de bedoeling kan worden
afgeleid om de erfenis stilzwijgend te aanvaarden.
In het
nieuwe erfrecht is uitdrukkelijk bepaald dat een erfgenaam, die tijdens de
termijn waarin hij zich over de te maken keuze kan beheershandelingen verricht, geen daden van zuivere aanvaarding
verricht. Maar dat is anders indien hij over de goederen van de nalatenschap
‘als heer en meester’ beschikt, of wanneer hij duidelijk aan de schuldeisers
van de nalatenschap doet blijken dat hij de schulden van de nalatenschap voor
zijn rekening neemt.
Het geschil
Een zorgverzekeraar had een vordering op de nalatenschap in verband met aan erflater gedane onverschuldigde betalingen voor een persoonsgebonden budget. De vordering werd tegen de erfgenamen ingesteld, die geen verweer voerden, dat de vordering bij verstek is toegewezen. In verzet bekrachtigt de rechtbank het vonnis voor het grootste deel ondanks dat de erfgenamen stellen dat zij ter griffie van de rechtbank een verklaring hebben gedeponeerd dat zij de nalatenschap verwerpen.
Ook in hoger
beroep blijft het vonnis van de rechtbank grotendeels in stand. Het Hof oordeelt
dat het verweer, van de erfgenamen het standpunt impliceert dat de
familieleden als erfgenamen van erflater aanspraak kunnen maken op de door zorgverzekeraar onverschuldigd
aan de erflater betaalde bedragen en erop is gericht om als erfgenamen te
kunnen (blijven) beschikken over deze bedragen, dient te worden opgevat als een
daad van stilzwijgende aanvaarding van de nalatenschap. Aan de latere
verwerping van die nalatenschap komt derhalve geen betekenis meer toe.
In door de
erven ingestelde cassatieberoep wordt de vraag gesteld of het hof mocht
oordelen dat aan de verwerping van de nalatenschap geen betekenis meer kon
toekomen, omdat de nalatenschap moet worden geacht reeds voordien stilzwijgend
te zijn aanvaard. In dit verband had het hof betekenis gehecht aan het gedane
verzet en het in die procedure door erfgenamen ingenomen standpunt. De Hoge
Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.
In zijn arrest van 26 april 1968, NJ 1969/322 nam de Hoge Raad tot uitgangspunt dat het antwoord op de vraag, of uit de gedragingen van een erfgenaam de bedoeling kan worden afgeleid om de erfenis stilzwijgend te aanvaarden, afhangt van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad voegt hieraan voor het nieuwe erfrecht toe:
“Opmerking verdient dat de enkele omstandigheid dat een erfgenaam ten behoeve van de nalatenschap optreedt in een procedure, niet zonder meer meebrengt dat hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt. Dat optreden kan immers ook als een daad van beheer worden uitgelegd. Ook in dit verband hangt het van de omstandigheden af, of door dat optreden de erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam heeft gedragen.”
Het hof
volgens de Hoge Raad noch een onjuist, noch een onbegrijpelijk oordeel gegeven.
Door met name betekenis toe te kennen
aan de stellingname van de erfgenamen in de verzetdagvaarding, hun verweer ter
comparitie in eerste aanleg. Uit die feiten en omstandigheden kan– zoals het
hof ook had geconstateerd – worden afgeleid dat de erfgenamen meenden te kunnen
blijven beschikken over de door zorgverzekeraar teruggevorderde bedragen. Overigens
refereert De Hoge Raad in dit verband ook aan zijn arrest uit 1968 met het
oordeel dat niet pas kan worden geoordeeld dat een erfgenaam de erfenis
ondubbelzinnig en zonder voorbehoud heeft aanvaard als daarover bij de
wederpartij geen enkele twijfel
heeft bestaan.
Wanneer is er een daad van zuivere aanvaarding?
Eenduidige regels zijn er dus niet. De vraag of een bepaalde
daad of gedraging een stilzwijgende aanvaarding kan opleveren is een
rechtsvraag, maar in de praktijk is dat afhankelijk is van de waardering van de
omstandigheden van het geval en daarmee in cassatie slechts op begrijpelijkheid
is te toetsen.
Hier enkele
voorbeelden van een zuivere aanvaarding:
Uit de voorbeelden hierna blijkt dat een beschikkingshandeling van een erfgenaam ten aanzien van de nalatenschap al spoedig wordt gekwalificeerd als een zuivere aanvaarding van de nalatenschap, waarna aan een latere verwerping van de nalatenschap geen betekenis meer kan toekomen.
Verhuur van de woning van erflater na haar overlijden aan een derde is geen daad van beheer. Door het aangaan van de huurovereenkomst door de erfgenaam is als heer en meester beschikt over goederen van de nalatenschap. Hof Arnhem-Leeuwarden 5 maart 2013, CLI:NL:GHARL:2013:BZ4288.
De toe-eigening van sieraden en bankrekening van de nalatenschap geldt als zuivere aanvaarding van de nalatenschap omdat de erfgename aldus als heer en meester over goederen van de nalatenschap heeft beschikt. Hof Arnhem-Leeuwarden 26 februari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2833, NJF 2013/174.
Verkoop van de onderneming van erflater door een gevolmachtigde van erfgenamen, geldt niet als zuivere aanvaarding van de nalatenschap, omdat de erfgenaam zelf geen bemoeienis heeft gehad met de verkoop. De verwerping van de nalatenschap door de erfgenaam heeft daarom effect. Rb. ’s-Gravenhage 23 juni 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2012.
Verkoop van het appartement van erflater door erfgenaam wordt aangemerkt als “heer en meester” over de nalatenschap beschikken, zodat sprake is van zuivere aanvaarding van de nalatenschap. Rb. Utrecht 21 april 2010, ECLI:NL:RBUTR:2010:BM1877
Het leeghalen van de woning en het weggeven van inboedelgoederen van erflater gelden als zuivere aanvaarding van de nalatenschap, waarna verwerping van de nalatenschap door erfgenamen niet meer mogelijk is. Rb. Alkmaar 17 februari 2009, ECLI:NL:RBALK:2009:BI1984, Prg. 2009/119.
Of het optreden van een erfgenaam in een gerechtelijke procedure moet worden aangemerkt als een zuivere aanvaarding van de nalatenschap, hangt dus ook af van de omstandigheden, waaronder de procesopstelling van de erfgenaam. Het niet verschijnen na een dagvaarding wordt in beginsel niet als een daad van zuivere aanvaarding van de nalatenschap gezien. Het niet aanwenden van een rechtsmiddel tegen een verstekvonnis kan in beginsel niet als daad van aanvaarding worden aangemerkt. Van zuivere aanvaarding van de nalatenschap is in beginsel geen sprake indien de erfgenaam wel verschijnt, maar zich van ieder verweer onthoudt of zich aan het oordeel van de rechter refereert. Rb. Alkmaar 29 juni 1972, ECLI:NL:RBALK:1972:AC5248, NJ 1973/518 m.nt. DJV.
Uit het instellen van rechtsvorderingen
die een erfgenaam toekomen, kan in beginsel een wil tot zuivere aanvaarding
worden afgeleid.