De Erfenis en de Inbreng van schenkingen in de nalatenschap

Schenkingen spelen vaak een belangrijke rol in nalatenschappen, vooral wanneer deze tijdens het leven van de erflater zijn gedaan. Erfgenamen worden vaak geconfronteerd met de vraag of deze schenkingen moeten worden ingebracht in de erfenis, wat kan leiden tot geschillen over de verdeling. Dit artikel gaat in op de regels rond inbreng van schenkingen, de juridische procedures en de mogelijke conflicten die hierbij kunnen ontstaan.

Wat is inbreng van een schenking?

Inbreng van schenkingen houdt in dat een schenking die een erfgenaam tijdens het leven van de erflater heeft ontvangen, wordt verrekend met het erfdeel dat deze erfgenaam krijgt uit de nalatenschap. Dit principe is gebaseerd op het idee dat alle erfgenamen gelijk behandeld moeten worden, en dat schenkingen die tijdens het leven van de erflater zijn gedaan, in sommige gevallen gezien moeten worden als een voorschot op de erfenis.

De verplichting tot inbreng geldt echter niet altijd automatisch. De erflater kan in het testament aangeven of schenkingen wel of niet ingebracht moeten worden. Wanneer hier niets over in het testament is opgenomen, gelden de wettelijke regels, die we in dit artikel zullen bespreken​.

Wanneer is er sprake van een inbrengplicht?

Volgens het Nederlandse erfrecht is er alleen sprake van een inbrengplicht als de erflater dit expliciet heeft bepaald in het testament. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de erflater wil dat de schenkingen die hij tijdens zijn leven heeft gedaan aan zijn kinderen, worden meegeteld bij de verdeling van de nalatenschap.

Als er geen testament is, geldt de wettelijke regeling. Voor kinderen geldt in principe dat schenkingen die zij tijdens het leven van hun ouder hebben ontvangen, niet hoeven te worden ingebracht in de erfenis, tenzij dit specifiek door de ouder is vastgelegd.

Er zijn echter uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer de schenking duidelijk bedoeld was als voorschot op de erfenis, of als de waarde van de schenking buitensporig hoog is in vergelijking met het erfdeel van andere erfgenamen.

Voorbeeld:

Stel dat een vader tijdens zijn leven een aanzienlijke som geld schenkt aan zijn oudste zoon. Na zijn overlijden blijkt dat de andere kinderen aanzienlijk minder hebben gekregen. Als de vader niets heeft vastgelegd over deze schenking in zijn testament, kan dit leiden tot conflicten tussen de kinderen over de vraag of deze schenking moet worden ingebracht​.

3. Gevolgen van niet-ingebrachte schenkinge

Als een schenking niet wordt ingebracht, kan dit leiden tot ongelijke verdelingen onder de erfgenamen. Dit kan vooral problematisch zijn in families waar grote schenkingen tijdens het leven van de erflater zijn gedaan aan bepaalde erfgenamen, waardoor zij een veel groter deel van de nalatenschap ontvangen dan de andere erfgenamen​.

Het is belangrijk om te begrijpen dat de beslissing om een schenking al dan niet in te brengen, grote financiële gevolgen kan hebben. Erfgenamen die een schenking hebben ontvangen die niet wordt ingebracht, zullen mogelijk een veel groter deel van het vermogen van de erflater ontvangen dan de andere erfgenamen. Dit kan leiden tot conflicten en zelfs juridische procedures tussen de erfgenamen​.

4. Hoe wordt de waarde van de schenking bepaald?

De waarde van de schenking wordt in principe vastgesteld op het moment van de schenking. Dit betekent dat, ook al is de schenking jarenlang in waarde gestegen (bijvoorbeeld in het geval van onroerend goed), de waarde op het moment van de schenking leidend is voor de berekening van de inbreng​.

Er kunnen echter situaties ontstaan waarbij de waarde van de schenking aanzienlijk is veranderd sinds het moment van de schenking. In deze gevallen kan het nodig zijn om een deskundige in te schakelen om de huidige waarde van de schenking vast te stellen en te bepalen hoe deze moet worden meegeteld bij de verdeling van de nalatenschap.

5. Juridische conflicten en oplossingen

De inbreng van schenkingen is vaak een bron van conflicten tussen erfgenamen, vooral als de verhoudingen binnen de familie al gespannen zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer één erfgenaam een grote schenking heeft ontvangen en de anderen zich benadeeld voelen. In dergelijke situaties kunnen de erfgenamen er mogelijk niet in slagen om onderling tot een overeenkomst te komen, en kan het nodig zijn om juridische stappen te ondernemen​.

Mediation

In veel gevallen kan mediation helpen om deze conflicten op te lossen zonder dat het tot een rechtszaak komt. Een mediator kan de erfgenamen helpen om tot een redelijke en eerlijke verdeling te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van alle partijen. Mediation kan een kosteneffectieve en minder belastende manier zijn om een geschil op te lossen, vooral wanneer het om familie gaat.

Rechtsgang

Als mediation geen uitkomst biedt, kan de zaak worden voorgelegd aan de rechter. De rechter zal de juridische regels rondom de inbreng van schenkingen toepassen en een beslissing nemen over hoe de nalatenschap verdeeld moet worden. Dit kan leiden tot een formele uitspraak die bindend is voor alle erfgenamen​.

6. Schenkingen en belastingtechnische aspecten

Bij de inbreng van schenkingen moet niet alleen rekening worden gehouden met de juridische aspecten, maar ook met de fiscale gevolgen. Schenkingen worden namelijk belast met schenkbelasting. De ontvanger van de schenking is verantwoordelijk voor het betalen van deze belasting, die wordt berekend op basis van de waarde van de schenking en de relatie tussen de schenker en de ontvanger.

Daarnaast kan de inbreng van een schenking invloed hebben op de hoogte van de erfbelasting die de erfgenamen moeten betalen. Het is belangrijk om op de hoogte te zijn van de fiscale regels en om waar nodig advies in te winnen van een belastingadviseur om verrassingen te voorkomen​.

Conclusie

De inbreng van schenkingen in de nalatenschap kan leiden tot ingewikkelde juridische en emotionele kwesties. Het is van groot belang dat er duidelijkheid bestaat over de intentie van de erflater met betrekking tot schenkingen en dat erfgenamen goed op de hoogte zijn van hun rechten en plichten. Door tijdig juridische en fiscale begeleiding in te schakelen, kunnen veel conflicten en problemen voorkomen worden.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel dan vrijblijvend een vraag via advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Onterving van kinderen en de legitieme portie: De juridische uitdagingen bij onterving

Onterving van kinderen is een gevoelig onderwerp dat vaak tot juridische conflicten binnen families leidt. Hoewel ouders de vrijheid hebben om een kind te onterven, beschermt de wet onterfde kinderen door hen recht te geven op de legitieme portie. Dit artikel bespreekt de juridische aspecten van onterving en de mogelijkheden die kinderen hebben om hun legitieme deel op te eisen.

Het onterven van kinderen is een van de meest controversiële en emotionele onderwerpen binnen het erfrecht. Hoewel ouders in Nederland de vrijheid hebben om hun bezittingen naar wens na te laten, hebben kinderen die onterfd worden nog steeds recht op een deel van de nalatenschap. Dit deel staat bekend als de legitieme portie en is bedoeld om kinderen te beschermen tegen volledige onterving.

In dit artikel behandelen we de juridische aspecten van onterving, de legitieme portie, en de conflicten die vaak ontstaan rondom deze kwesties. We bespreken ook de stappen die onterfde kinderen kunnen nemen om hun rechtmatige deel van de erfenis op te eisen en welke juridische procedures daarbij een rol spelen.

1. Wat betekent onterving?

Onterving is het proces waarbij een ouder expliciet in een testament vastlegt dat een kind geen aanspraak kan maken op een deel van de erfenis. Dit gebeurt meestal als gevolg van persoonlijke conflicten of omdat de ouder ervoor kiest om het vermogen aan anderen na te laten, zoals de partner, vrienden of een goed doel. Hoewel ouders het recht hebben om een kind in een testament te onterven, zijn er wettelijke beperkingen.

In Nederland kunnen ouders hun kinderen namelijk niet volledig onterven. De wet beschermt kinderen door hen altijd recht te geven op een minimumaandeel van de erfenis, ook wel de legitieme portie genoemd​.

2. De legitieme portie: bescherming tegen volledige onterving

De legitieme portie is het wettelijke recht van een kind op een deel van de nalatenschap van een ouder, zelfs wanneer het kind in het testament is onterfd. Dit recht kan door het kind worden opgeëist, maar het kind ontvangt geen goederen of specifieke bezittingen, zoals in het geval van erfgenamen die niet zijn onterfd. De legitieme portie is namelijk altijd een vordering in geld​.

De hoogte van de legitieme portie is vastgesteld op de helft van wat het kind zou hebben gekregen indien er geen testament was opgesteld. Dit betekent dat als de ouder zonder testament zou zijn overleden, het kind normaal gesproken recht zou hebben op een gelijk deel met andere erfgenamen. Bij onterving wordt dat recht verminderd tot de helft van dat oorspronkelijke erfdeel.

Voorbeeld:

Als een ouder twee kinderen heeft en één daarvan onterft, dan zou elk kind zonder testament recht hebben gehad op 50% van de nalatenschap. De legitieme portie van het onterfde kind bedraagt dan 25% van de nalatenschap, oftewel de helft van zijn oorspronkelijke erfdeel​.

3. Hoe kan de legitieme portie worden opgeëist?

Wanneer een kind onterfd is, kan het binnen vijf jaar na het overlijden van de ouder aanspraak maken op de legitieme portie. Dit gebeurt door een formeel verzoek in te dienen bij de executeur van de nalatenschap of bij de overige erfgenamen. Als de erfgenamen niet bereid zijn om de legitieme portie uit te betalen, kan het onterfde kind naar de rechter stappen om zijn of haar recht te claimen​.

Het is belangrijk dat het onterfde kind tijdig actie onderneemt, omdat het recht op de legitieme portie kan verjaren na de termijn van vijf jaar. De verjaringstermijn begint te lopen op de dag van het overlijden van de ouder.

4. Conflicten rondom de legitieme portie

De toewijzing van de legitieme portie leidt vaak tot conflicten tussen de onterfde kinderen en de overige erfgenamen. Dit kan verschillende oorzaken hebben:

  • Emotionele spanningen: Onterving wordt vaak gezien als een afwijzing, wat emotionele wonden kan veroorzaken en tot ruzies kan leiden tussen de erfgenamen.
  • Verschillen in interpretatie van het testament: Onterfde kinderen en overige erfgenamen kunnen het oneens zijn over de interpretatie van de bepalingen in het testament, vooral wanneer het onduidelijk is hoe de nalatenschap verdeeld moet worden.
  • Geschillen over de waarde van de nalatenschap: De legitieme portie is een geldvordering die gebaseerd is op de waarde van de nalatenschap. Het vaststellen van deze waarde kan ingewikkeld zijn, vooral wanneer de nalatenschap bestaat uit onroerend goed of andere bezittingen waarvan de waarde moeilijk te bepalen is.

5. Uitsluiting van de legitieme portie in een testament

Hoewel ouders hun kinderen niet volledig kunnen onterven, kunnen zij in sommige gevallen de legitieme portie beperken of zelfs uitsluiten via een testament. Dit kan echter alleen in zeer specifieke situaties, zoals wanneer het kind zich ernstig heeft misdragen ten opzichte van de ouder of familieleden.

De mogelijkheden om de legitieme portie te beperken zijn echter zeer beperkt, en de rechter zal bij een geschil zorgvuldig beoordelen of er voldoende grond is om het kind het recht op de legitieme portie te ontzeggen.

6. Het belang van mediation bij erfrechtelijke conflicten

Conflicten rondom onterving en de legitieme portie kunnen langdurige juridische procedures tot gevolg hebben. Het inschakelen van een mediator kan helpen om de communicatie tussen de erfgenamen te verbeteren en tot een oplossing te komen zonder dat een rechterlijke procedure nodig is. Mediation kan bijdragen aan een oplossing die voor alle partijen acceptabel is, zonder de emotionele belasting die een juridische strijd vaak met zich meebrengt.

7. Juridische stappen bij onenigheid

Als mediation niet slaagt of als de erfgenamen niet bereid zijn om de legitieme portie te betalen, kan het onterfde kind naar de rechter stappen om zijn recht te claimen. Dit gebeurt door middel van een civiele procedure waarin de rechter bepaalt hoe de nalatenschap moet worden verdeeld en of het kind recht heeft op de legitieme portie.

De rechter zal de waarde van de nalatenschap beoordelen en bepalen hoeveel het onterfde kind toekomt. Daarnaast kan de rechter de overige erfgenamen verplichten om het kind uit te betalen. In sommige gevallen kan de rechter ook beslissen over andere aspecten van de nalatenschap, zoals de verdeling van onroerende goederen​.

8. Wat zijn de gevolgen van het niet uitkeren van de legitieme portie?

Als de erfgenamen weigeren om de legitieme portie uit te keren, kan dit leiden tot juridische sancties. De rechter kan een dwangsom opleggen om de erfgenamen te dwingen tot betaling. In ernstige gevallen kan de nalatenschap zelfs in vereffening worden gesteld, wat betekent dat een externe vereffenaar wordt aangesteld om de bezittingen van de overledene te verdelen​.

Conclusie

Onterving van kinderen is een complex juridisch proces dat vaak tot conflicten leidt binnen families. Hoewel ouders het recht hebben om hun kinderen te onterven, kunnen deze kinderen nog steeds aanspraak maken op de legitieme portie, een geldvordering die hen beschermt tegen volledige onterving. Door tijdig juridische stappen te ondernemen en, waar mogelijk, mediation in te schakelen, kunnen erfgenamen en onterfde kinderen de verdeling van de nalatenschap op een rechtvaardige en efficiënte manier afhandelen.

Heeft u te maken met een onterving of een geschil over de legitieme portie? Neem dan contact op met een info@advocaten.nl om uw rechten te beschermen en de nalatenschap op de juiste manier af te handelen. U kunt ook bellen met 0900-advocaten voor meer informatie, of een formulier invullen op advocaten.nl.

Het Niet Nakomen van een Koopovereenkomst Onroerend Goed: Wat zijn de Gevolgen voor Koper en Verkoper?

Het niet nakomen van een koopovereenkomst door de koper kan verstrekkende financiële gevolgen hebben. In veel gevallen bevat een koopovereenkomst een boeteclausule van 10% van de koopsom als de koper zijn verplichtingen niet nakomt. Hoewel taalbarrières en misleiding door derden als verzachtende omstandigheden kunnen worden aangevoerd, ontslaan deze de koper doorgaans niet van zijn verplichtingen. De rechter kan de boete in sommige gevallen matigen, maar dit wordt alleen gedaan wanneer de boete als buitensporig wordt beschouwd.

De koop van een woning is voor veel mensen een van de grootste en belangrijkste financiële beslissingen in hun leven. Wanneer een koopovereenkomst voor een woning wordt gesloten, zijn de verwachtingen vaak duidelijk: de koper betaalt de overeengekomen koopsom en de verkoper levert de woning zoals afgesproken. Maar wat gebeurt er als de koper zijn verplichtingen niet nakomt?

In deze bijdrage bespreken we de juridische gevolgen van het niet nakomen van een koopovereenkomst door de koper, waarbij we specifiek kijken naar situaties waarin de koper zich beroept op taalbarrières, misleiding door derden of andere persoonlijke omstandigheden. We behandelen enkele relevante uitspraken en bespreken de boeteclausules die vaak in dergelijke overeenkomsten voorkomen.

Niet-nakoming en boeteclausules

Een koopovereenkomst bevat meestal een zogenaamde boeteclausule. Dit betekent dat, als de koper niet aan zijn verplichtingen voldoet, de verkoper een contractuele boete kan eisen. Vaak bedraagt deze boete 10% van de koopsom, maar dit kan verschillen afhankelijk van wat in het contract is afgesproken. Deze boete dient als compensatie voor de schade die de verkoper lijdt doordat de woning opnieuw moet worden verkocht, vaak onder minder gunstige omstandigheden. Een bekend voorbeeld hiervan is te vinden in de zaak ECLI:NL:RBAMS:2018:1978, waar de rechtbank Amsterdam oordeelde dat de koper een boete van €7.500 moest betalen, ondanks dat de koper probeerde de boete te matigen.

Misleiding en taalbarrières

Soms beroept de koper zich op misleiding door de tussenpersoon of op een gebrek aan kennis van de Nederlandse taal en het juridische systeem. Dit kan inderdaad een lastige situatie zijn, vooral voor internationale kopers die niet volledig begrijpen wat hun verplichtingen zijn. Toch is het belangrijk te benadrukken dat taalbarrières en misleiding door derden, zoals een hypotheekadviseur, de koper niet ontslaan van zijn contractuele verplichtingen. In dergelijke gevallen wordt verwacht dat de koper zich professioneel laat bijstaan om te zorgen dat hij de overeenkomst goed begrijpt.

Dit werd ook bevestigd in een zaak waarin de koper zich beroept op de complexiteit van de hypotheekdocumenten en beweerde dat hij was misleid door zijn adviseur. De rechter stelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de koper was om de benodigde stappen te nemen voor het verkrijgen van een lening, en dat het nalaten daarvan niet aan de verkoper kan worden toegerekend.

Matiging van de boete

In sommige gevallen kan de koper proberen om de boete te laten matigen door de rechter. Dit betekent dat de rechter de boete verlaagt omdat deze in verhouding tot de geleden schade buitensporig hoog zou zijn. De rechtbank zal bij zo’n verzoek kijken naar de ernst van de overtreding en de werkelijke schade die de verkoper heeft geleden

De rechtbank Amsterdam overwoog in de eerder genoemde zaak dat de boeteclausule alleen mag worden gematigd als de toepassing daarvan leidt tot een “buitensporig en onaanvaardbaar resultaat”. Dit is echter een hoge drempel, en de matigingsbevoegdheid wordt slechts met terughoudendheid toegepast

Wat kan een verkoper doen?

Als de koper zijn verplichtingen niet nakomt, is het belangrijk dat de verkoper snel handelt. Dit betekent dat hij de koper een ingebrekestelling stuurt en duidelijk maakt dat hij nakoming van de overeenkomst verlangt. Als de koper dan nog niet voldoet, kan de verkoper de overeenkomst ontbinden en de boete opeisen.

Conclusie

Het niet nakomen van een koopovereenkomst door de koper kan leiden tot aanzienlijke financiële gevolgen, waaronder het betalen van een boete. Taalbarrières of vermeende misleiding door derden zijn geen geldige redenen om aan deze verplichtingen te ontkomen. Verkoper en koper doen er goed aan om duidelijk te communiceren en, waar nodig, juridische stappen te ondernemen om de overeenkomst af te dwingen of te ontbinden. In gevallen waarin de boete buitensporig lijkt, kan de rechter matiging overwegen, maar dit wordt slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan.

Voor meer informatie over dit onderwerp en vergelijkbare juridische kwesties, kunt u contact opnemen met 0900-advocaten of een email zenden aan info@advocaten.nl, of een vraag stellen via de website.

De Verdeling van een Nalatenschap

Welke stappen om te komen tot de verdeling van een nalatenschap en de rol van de notaris bij het voorkomen van conflicten. Het gaat in op de wettelijke verdeling, de mogelijke onenigheid tussen erfgenamen, en de opties voor bemiddeling of juridische procedures. De notaris fungeert vaak als bemiddelaar en helpt de erfgenamen om een eerlijke verdeling van de nalatenschap te bereiken zonder dat het tot een rechtszaak hoeft te komen.

Bij geschillen over de verdeling van een nalatenschap kan het proces vaak complex en emotioneel beladen zijn, vooral als er waardevolle bezittingen of sentimentele eigendommen betrokken zijn. De Nederlandse wetgeving biedt echter verschillende stappen en oplossingen voor de verdeling van een nalatenschap. In dit artikel bespreken we de procedure om een nalatenschap te verdelen, welke stappen moeten worden gevolgd, wat te doen als erfgenamen het niet eens worden, en de rol van de notaris in dit proces.

1. Wat is een nalatenschap?

Een nalatenschap bestaat uit alle bezittingen en schulden die een overledene achterlaat. De erfgenamen hebben volgens het Nederlands erfrecht recht op een deel van deze nalatenschap. De erfgenamen kunnen bij testament worden benoemd of automatisch worden aangewezen volgens de wet, zoals partner, kinderen of andere familieleden.

Wettelijke verdeling

Als er geen testament is, dan geldt de wettelijke verdeling van de nalatenschap. Volgens Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, de erfopvolging, zal de langstlevende echtgenoot of geregistreerde partner automatisch de gehele nalatenschap ontvangen, waarbij de kinderen een vordering op de langstlevende krijgen die pas opeisbaar is bij diens overlijden​.

2. Procedure voor de verdeling van een nalatenschap

De verdeling van een nalatenschap verloopt meestal in een aantal vaste stappen. Deze procedure wordt sterk vereenvoudigd als alle erfgenamen het onderling eens zijn over de verdeling, maar conflicten kunnen ontstaan wanneer dit niet het geval is. Hieronder volgen de belangrijkste stappen in de verdeling van een nalatenschap.

2.1 In kaart brengen van de nalatenschap

De eerste stap in de verdeling is het inventariseren van alle bezittingen en schulden van de overledene. Dit kan betrekking hebben op zowel roerende goederen, zoals geld, voertuigen, en sieraden, als onroerende goederen, zoals huizen of landerijen. Erfgenamen dienen ook op de hoogte te zijn van eventuele schulden die de overledene achterlaat, omdat zij deze mogelijk moeten voldoen​.

2.2 Notariële akte van verdeling

In veel gevallen, zeker wanneer onroerende goederen zoals een woning deel uitmaken van de nalatenschap, is het noodzakelijk om een notariële akte van verdeling op te stellen. In deze akte wordt vastgelegd hoe de nalatenschap wordt verdeeld tussen de erfgenamen. De notaris speelt hierbij een belangrijke rol als onpartijdige derde die ervoor zorgt dat alle erfgenamen correct worden geïnformeerd en dat de verdeling volgens de wet verloopt.

2.3 Verklaring van erfrecht

Een notaris kan een verklaring van erfrecht opstellen waarin staat wie de erfgenamen zijn en wie bevoegd is om de nalatenschap af te handelen. Deze verklaring is vaak noodzakelijk om toegang te krijgen tot de bankrekeningen van de overledene of om andere juridische zaken rondom de nalatenschap af te handelen​.

3. Conflicten tussen erfgenamen

Conflicten bij de verdeling van een nalatenschap ontstaan vaak wanneer erfgenamen het niet eens kunnen worden over de verdeling van de bezittingen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer bepaalde erfgenamen vinden dat ze benadeeld zijn, of wanneer de nalatenschap waardevolle of sentimentele bezittingen bevat waar meerdere erfgenamen aanspraak op willen maken.

3.1 Onenigheid over de verdeling

Als er onenigheid bestaat over de verdeling, kunnen erfgenamen ervoor kiezen om een mediator in te schakelen. Een mediator kan helpen om de communicatie tussen de erfgenamen te verbeteren en zo tot een oplossing te komen zonder dat er juridische procedures nodig zijn​.

3.2 Rechtszaak

Wanneer bemiddeling niet tot een oplossing leidt, kan een erfgenaam naar de rechter stappen. Dit gebeurt meestal in de vorm van een verdelingsprocedure, waarin de rechter uiteindelijk beslist hoe de nalatenschap moet worden verdeeld. Een veelvoorkomende procedure is de vereffening van een nalatenschap, waarbij een door de rechter aangewezen vereffenaar de nalatenschap volgens de wet afwikkelt​.

3.3 Vereffening van de nalatenschap

Bij een complexe nalatenschap of een nalatenschap met schulden kan de kantonrechter een vereffenaar benoemen. Deze vereffenaar neemt de verantwoordelijkheid voor het afhandelen van de nalatenschap, het betalen van schulden, en het verdelen van de resterende bezittingen onder de erfgenamen​​.

4. Rol van de notaris bij het voorkomen van conflicten

De notaris speelt een essentiële rol in het verdelingsproces van een nalatenschap en kan helpen om conflicten te voorkomen. In veel gevallen kan de notaris door zijn of haar deskundigheid en onpartijdigheid bemiddelen tussen erfgenamen en ervoor zorgen dat de verdeling eerlijk en transparant verloopt.

4.1 Testament en verdeling

Een notaris kan erfgenamen adviseren over de beste manier om een nalatenschap te verdelen en kan helpen bij het opstellen van een testament. Dit kan toekomstige conflicten voorkomen, omdat de wensen van de overledene duidelijk zijn vastgelegd​.

4.2 Bemiddeling bij conflicten

Wanneer er toch conflicten ontstaan, kan de notaris fungeren als bemiddelaar om de erfgenamen te helpen bij het vinden van een oplossing. Dit is vaak een meer kosteneffectieve en minder tijdrovende oplossing dan een rechtszaak​.

5. Wetgeving rondom de verdeling van nalatenschappen

Het erfrecht in Nederland is vastgelegd in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. In dit wetboek zijn de regels opgenomen voor de verdeling van een nalatenschap, de rechten van erfgenamen, en de rol van de executeur testamentair. Het is van belang dat erfgenamen op de hoogte zijn van deze wettelijke regels, omdat deze bepalen hoe de nalatenschap wordt verdeeld en welke rechten en verplichtingen zij hebben​​.

5.1 Wettelijke verdeling bij overlijden

Wanneer een persoon overlijdt zonder testament, wordt de nalatenschap verdeeld volgens de regels van de wettelijke verdeling. Dit houdt in dat de langstlevende partner het recht heeft om alle goederen van de nalatenschap te behouden, terwijl de kinderen een vordering op de langstlevende partner krijgen. Deze vordering wordt pas opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende partner​.

5.2 Vorderingen en legaten

Naast de verdeling van goederen moeten erfgenamen ook rekening houden met vorderingen en legaten. Een legataris heeft recht op een specifiek goed of een bepaald geldbedrag, terwijl een vordering pas opeisbaar wordt onder bepaalde voorwaarden​.

6. Conclusie

Bij de verdeling van een nalatenschap komen veel stappen en juridische aspecten kijken. Erfgenamen moeten zich bewust zijn van hun rechten en plichten, en in het geval van conflicten is het verstandig om tijdig juridisch advies in te winnen of een mediator in te schakelen. Een notaris speelt een belangrijke rol in dit proces en kan helpen om een nalatenschap op een eerlijke en transparante manier af te wikkelen, waarbij conflicten zoveel mogelijk worden voorkomen. Als erfgenamen het niet eens kunnen worden, kan een rechter in het uiterste geval een bindende uitspraak doen over de verdeling van de nalatenschap.

Voor meer gedetailleerde informatie en professionele hulp door advocaten kunt u een vraag stellen via advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten.



Verdeling van de erfenis zonder testament

Als iemand overlijdt zonder testament, bepaalt de wet wie de erfgenamen zijn en hoe de erfenis wordt verdeeld. De wettelijke verdeling zorgt ervoor dat de langstlevende echtgenoot de goederen erft, terwijl de kinderen een vordering op hem of haar krijgen. Erfgenamen kunnen kiezen om de erfenis te aanvaarden, beneficiair aan te nemen of te verwerpen, afhankelijk van de schuldenlast. Bij conflicten over de verdeling kan een mediator of de rechter worden ingeschakeld om een oplossing te vinden.

Wanneer een dierbare overlijdt zonder een testament achter te laten, bepaalt de wet hoe de erfenis wordt verdeeld. Dit kan een complexe en emotioneel beladen situatie zijn voor de achterblijvende familieleden. De wettelijke regels rondom erfrecht zijn bedoeld om duidelijkheid te scheppen, maar leiden niet zelden tot conflicten, vooral wanneer erfgenamen het niet eens kunnen worden over de verdeling van de nalatenschap.

In dit artikel bespreken we in detail hoe de wettelijke verdeling werkt, welke rechten en plichten erfgenamen hebben, en welke stappen ondernomen kunnen worden als er geen testament is opgesteld. Dit artikel is bedoeld om iedereen die met deze situatie te maken krijgt, inzicht te geven in de juridische kant van de verdeling van een erfenis zonder testament.

1. Wat gebeurt er als er geen testament is?

Wanneer iemand overlijdt zonder een testament, spreken we van ‘versterferfrecht’. Dit betekent dat de wet voorschrijft wie de erfgenamen zijn en hoe de erfenis verdeeld wordt. Volgens de Nederlandse wet komen erfgenamen in een vaste volgorde in aanmerking voor de erfenis. Deze volgorde is ingedeeld in vier groepen:

  1. De echtgenoot/geregistreerd partner en kinderen: De echtgenoot of partner en kinderen erven als eerste. Als er geen kinderen zijn, erven de echtgenoot en verdere familieleden in de volgende groepen.
  2. Ouders, broers en zussen: Wanneer er geen echtgenoot of kinderen zijn, erven de ouders samen met broers en zussen.
  3. Grootouders: Indien er geen ouders, broers, of zussen zijn, erven de grootouders.
  4. Overgrootouders: Als ook grootouders ontbreken, komt de erfenis toe aan overgrootouders.

Zijn er in geen van deze groepen erfgenamen aanwezig, dan vervalt de erfenis aan de Staat der Nederlanden​(

2. Wettelijke verdeling

De wettelijke verdeling treedt in werking wanneer de overledene een echtgenoot en kinderen achterlaat. In dat geval erft de echtgenoot alle goederen en schulden van de nalatenschap. De kinderen krijgen een vordering op de echtgenoot ter waarde van hun erfdeel. Dit betekent dat de kinderen geen directe toegang hebben tot de goederen of het geld van de nalatenschap totdat de langstlevende echtgenoot overlijdt​(

De reden achter deze regeling is voornamelijk om de langstlevende echtgenoot te beschermen. Deze heeft na het overlijden van de partner vaak de behoefte om de financiële situatie stabiel te houden zonder direct te hoeven overgaan tot een verdeling van het vermogen. Tegelijkertijd hebben de kinderen de zekerheid dat zij hun erfdeel zullen ontvangen zodra de langstlevende echtgenoot is overleden.

Conflictpotentieel

Hoewel de wettelijke verdeling duidelijk is, leidt dit in de praktijk vaak tot conflicten tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen. De kinderen kunnen het gevoel krijgen dat ze buitenspel worden gezet, omdat zij geen directe toegang hebben tot hun erfdeel. Daarnaast kunnen zij zich zorgen maken over de manier waarop de langstlevende ouder met het vermogen omgaat. Als de langstlevende ouder bijvoorbeeld besluit om hertrouwen, kan dit zorgen voor complicaties met betrekking tot de nalatenschap​(

3. Aanvaarding en verwerping van de erfenis

Erfgenamen hebben de keuze om de erfenis te aanvaarden, beneficiair te aanvaarden, of te verwerpen. Het is belangrijk om te begrijpen wat deze opties inhouden, vooral als de overledene schulden heeft achtergelaten.

Zuivere aanvaarding

Bij zuivere aanvaarding accepteert de erfgenaam zowel de bezittingen als de schulden van de erfenis. Dit betekent dat als de erfenis meer schulden dan bezittingen bevat, de erfgenaam mogelijk met zijn eigen vermogen moet bijspringen om deze schulden te betalen​(

Beneficiaire aanvaarding

Bij beneficiaire aanvaarding accepteert de erfgenaam de erfenis onder voorwaarde dat de bezittingen groter zijn dan de schulden. Hiermee voorkomt de erfgenaam dat hij persoonlijk aansprakelijk wordt voor eventuele schulden van de overledene​(

Verwerping

Bij verwerping wijst de erfgenaam de erfenis volledig af. Dit betekent dat hij of zij geen aanspraak maakt op bezittingen, maar ook niet verantwoordelijk is voor eventuele schulden​(

4. De rol van de notaris en de verklaring van erfrecht

Als er geen testament is, speelt de notaris een belangrijke rol bij de afwikkeling van de nalatenschap. Een van de belangrijkste taken van de notaris is het opstellen van de verklaring van erfrecht. Dit document verklaart wie de wettelijke erfgenamen zijn en wie gerechtigd is om namens de erfgenamen op te treden​.

De verklaring van erfrecht is essentieel om toegang te krijgen tot de bankrekeningen van de overledene en om officiële instanties op de hoogte te stellen van het overlijden. De notaris kan ook helpen bij de verdeling van de nalatenschap en het oplossen van eventuele conflicten tussen de erfgenamen.

5. Boedelvolmacht en vereffening

Wanneer er meerdere erfgenamen zijn, moeten zij gezamenlijk beslissingen nemen over de verdeling van de nalatenschap. Dit kan leiden tot vertraging en complicaties, vooral als de erfgenamen het niet met elkaar eens zijn. Om dit proces te vergemakkelijken, kunnen de erfgenamen een boedelvolmacht afgeven aan één persoon, die namens hen optreedt​

Daarnaast kan de rechtbank een vereffenaar aanstellen wanneer de nalatenschap schulden bevat of als er onenigheid is tussen de erfgenamen. De vereffenaar zorgt ervoor dat de nalatenschap op correcte wijze wordt afgewikkeld, schulden worden betaald, en het resterende vermogen wordt verdeeld onder de erfgenamen

6. Conflicten en juridische stappen

Hoewel de wettelijke regels rondom erfopvolging duidelijk zijn, leiden erfenissen zonder testament vaak tot conflicten tussen erfgenamen. Dit gebeurt vooral wanneer er veel emotionele waarde aan bepaalde bezittingen wordt gehecht, of wanneer er onenigheid bestaat over de verdeling van de goederen.

Als de erfgenamen er samen niet uitkomen, kunnen zij een mediator inschakelen om te bemiddelen. Een mediator kan helpen om een compromis te vinden en de communicatie tussen de erfgenamen te verbeteren​.

Indien mediation niet tot een oplossing leidt, kunnen de erfgenamen naar de rechter stappen. De rechter kan dan een verdeling van de erfenis opleggen en beslissingen nemen over de manier waarop de nalatenschap wordt afgehandeld​.

7. Erfbelasting

Zowel bij erfenissen met als zonder testament zijn de erfgenamen verplicht om erfbelasting te betalen over hun erfdeel. De hoogte van deze belasting hangt af van de waarde van de erfenis en de relatie tussen de overledene en de erfgenamen. Partners en kinderen betalen een lager belastingtarief dan andere erfgenamen, zoals broers, zussen, of neven en nichten​.

Het is belangrijk om tijdig aangifte te doen bij de Belastingdienst en te zorgen dat de erfbelasting binnen acht maanden na het overlijden is voldaan.

Conclusie

Wanneer iemand overlijdt zonder testament, bepaalt de wet hoe de erfenis wordt verdeeld. Hoewel de wettelijke verdeling duidelijk is, kan dit leiden tot conflicten tussen erfgenamen. Het is daarom belangrijk om op de hoogte te zijn van de rechten en plichten van erfgenamen, en de rol van de notaris en vereffenaar in het afwikkelen van de nalatenschap. Door tijdig juridisch advies in te winnen en eventuele conflicten via mediation op te lossen, kan de verdeling van de erfenis op een rechtvaardige en efficiënte manier plaatsvinden.

Heb je te maken met een nalatenschap zonder testament en heb je vragen over de verdeling? Neem dan contact op met een gespecialiseerde erfrechtadvocaat om ervoor te zorgen dat jouw rechten als erfgenaam worden gewaarborgd.

Voor meer gedetailleerde informatie en professionele hulp door advocaten kunt u een vraag stellen via www.advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten.

De Onbekende Erfgenaam

De onzekerheid over afstamming kan een groot obstakel vormen in het erfrecht, zoals geïllustreerd in het arrest Haas/Postma. Het Nederlands recht biedt echter duidelijke procedures om dergelijke complicaties aan te pakken, waarbij DNA-onderzoek vaak een belangrijke rol speelt. De bescherming van de erfgenamen wordt gewaarborgd door de regels voor beneficiaire aanvaarding en de vereffening van nalatenschappen​

Het Nederlands erfrecht biedt een duidelijk systeem voor de toewijzing van nalatenschappen, dat voornamelijk gebaseerd is op twee mechanismen: het wettelijk versterferfrecht en testamentaire beschikkingen. De regels omtrent erfopvolging zijn vastgelegd in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW)​. Deze regels bepalen wie als erfgenaam kan worden aangemerkt en welke verplichtingen deze erfgenamen hebben bij de verdeling van de nalatenschap.

Indien er geen testament is opgesteld, treedt het wettelijk versterferfrecht in werking. De wet bepaalt dan wie de erfgenamen zijn, beginnend bij de echtgenoot en kinderen van de overledene, en zo verder in de erfopvolging naar meer afgeleide familieleden, zoals broers, zussen en ouders . Het kan echter voorkomen dat er twijfel ontstaat over de identiteit van de erfgenamen, bijvoorbeeld door onbekendheid over de afstamming van een (mogelijk) kind van de overledene. Dit kan leiden tot complicaties, vooral wanneer er geen testament is waarin de erfgenamen expliciet worden aangewezen.

Het Arrest Haas/Postma en de Onzekerheid over Afstamming

In het arrest van de Hoge Raad in de zaak Haas/Postma werd duidelijk dat de rechtspraak een bijzondere rol speelt wanneer er onzekerheid bestaat over de afstamming van een erfgenaam. In deze zaak werd door de erfgenamen van de overleden Postma een DNA-test gevraagd om vast te stellen of de eiseres (Haas) werkelijk het kind was van de overledene, zoals zij beweerde. Dit arrest heeft duidelijk gemaakt dat, indien er onzekerheid bestaat over de identiteit van een erfgenaam, de rechter kan besluiten dat DNA-onderzoek noodzakelijk is om een objectieve waarheid vast te stellen​.

De Hoge Raad oordeelde dat de afstamming van een erfgenaam moet worden vastgesteld met alle beschikbare middelen, waaronder een DNA-test. Dit was belangrijk omdat afstamming directe gevolgen heeft voor het erfrecht: kinderen van de erflater hebben een wettelijk recht op een deel van de nalatenschap, tenzij er specifieke redenen zijn waarom zij daarvan uitgesloten zouden zijn​.

Erfrechtelijke Gevolgen van Onbekende DNA-relaties

Indien na het overlijden van een erflater blijkt dat er onzekerheid bestaat over de afstamming van een erfgenaam, zoals in het geval van Haas/Postma, ontstaan er juridische complicaties. Allereerst is er de vraag of de erfgenaam wel of niet gerechtigd is tot de nalatenschap. Dit is cruciaal omdat het versterferfrecht alleen van toepassing is op kinderen die door de wet als erfgenaam worden erkend .

Daarnaast speelt ook de rol van testamenten een belangrijke rol. Indien de erflater een testament heeft opgesteld, kan hierin expliciet worden aangegeven wie de erfgenamen zijn. Indien echter de afstamming van een mogelijk kind in twijfel wordt getrokken, kan de erfgenaam alsnog aanspraak maken op de erfenis door middel van een gerechtelijke procedure, zoals bleek in het arrest Haas/Postma .

Vereffening van Nalatenschappen en Onzekerheid over Erfgenamen

Een belangrijk aspect van het erfrecht is de vereffening van nalatenschappen, vooral wanneer een nalatenschap beneficiair is aanvaard . Vereffening houdt in dat de schulden van de nalatenschap worden voldaan voordat de erfgenamen hun deel ontvangen. Wanneer een erfgenaam onbekend is, of wanneer er twijfel bestaat over de erfgenaam zoals in het geval van Haas/Postma, kan dit proces vertraging oplopen.

Het Nederlandse erfrecht biedt echter duidelijke richtlijnen voor de vereffening van nalatenschappen. Wanneer een erfgenaam beneficiair aanvaardt, betekent dit dat hij of zij niet met het eigen vermogen aansprakelijk is voor schulden van de nalatenschap, behalve voor zover deze zijn gedekt door de waarde van de nalatenschap . Dit biedt bescherming aan erfgenamen wanneer er sprake is van onbekende schulden of wanneer de identiteit van de erfgenamen nog in twijfel is .

In sommige gevallen kan de kantonrechter een vereffenaar benoemen om toezicht te houden op de verdeling van de nalatenschap. Dit gebeurt met name wanneer er complicaties ontstaan, bijvoorbeeld door onbekende schulden of wanneer erfgenamen hun taken niet kunnen vervullen .

Verloop van Procedures bij Onbekendheid van Afstamming

Bij onzekerheid over de afstamming van een erfgenaam kan de zaak aanhangig worden gemaakt bij de rechtbank, zoals gebeurde in de zaak Haas/Postma​. Hierbij speelt DNA-onderzoek vaak een cruciale rol. Indien blijkt dat de afstamming niet kan worden vastgesteld zonder een dergelijk onderzoek, kan de rechter bevelen dat dit onderzoek wordt uitgevoerd. Dit kan echter een langdurig proces zijn, vooral als de betrokken partijen niet willen meewerken aan het DNA-onderzoek​.

Een andere mogelijkheid is dat de nalatenschap wordt vereffend zonder dat er duidelijkheid bestaat over de afstamming van een mogelijke erfgenaam. In een dergelijk geval kan de nalatenschap tijdelijk worden verdeeld onder de bekende erfgenamen, waarbij een deel van de nalatenschap in depot blijft totdat duidelijkheid is verkregen over de identiteit van de betwiste erfgenaam .

Conclusie

Het arrest Haas/Postma heeft belangrijke jurisprudentie opgeleverd over de manier waarop de Nederlandse rechtspraak omgaat met onzekerheid over de afstamming van erfgenamen. Wanneer er geen duidelijkheid bestaat over de afstamming, kan DNA-onderzoek een cruciaal middel zijn om de erfelijke rechten vast te stellen. Tegelijkertijd biedt het Nederlandse erfrecht duidelijke richtlijnen voor de vereffening van nalatenschappen, zelfs wanneer de identiteit van erfgenamen onzeker is. Hierdoor wordt gezorgd dat de rechten van alle betrokken partijen, inclusief schuldeisers, zo goed mogelijk worden beschermd totdat er een definitieve beslissing is genomen .

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

De bewindvoerder en de verkoop van een woning

In de praktijk komt het regelmatig voor dat een bewindvoerder stuit op tegenwerking van de onderbewindgestelde persoon, bijvoorbeeld wanneer deze weigert mee te werken aan belangrijke beslissingen zoals de verkoop van een woning of het geven van toegang tot eigendommen. Dit kan de uitvoering van de taak van de bewindvoerder ernstig belemmeren, met mogelijk nadelige gevolgen voor het vermogen van de onderbewindgestelde.

Stel dat een bewindvoerder het vermogen van een onderbewindgestelde persoon beheert, waaronder een door de persoon bewoonde woning. De bewindvoerder is q.q. veroordeeld tot betalen van een groot bedrag, dat alleen kan worden voldaan indien de woning wordt verkocht. Hij wil een verkoopopdracht geven aan de makelaar, maar de makelaar kan zijn werk niet doen, omdat de persoon zich schuil houdt, en geen toegang geeft tot de woning.

Uit enkele gerechtelijke uitspraken leest men dat tegen de bewindvoerder een vonnis tot binnentreden of ontruiming kan worden verkregen, zodat bepaalde werkzaamheden of voorbereidingen kunnen worden uitgevoerd.
In dit geval is er echter geen wederpartij die de binnentreding, toegang of ontruiming eist, maar de bewindvoerder zelf, die immers zijn taak – tot verkoop van de woning – niet kan uitvoeren.

Hoe lost de bewindvoerder deze situatie op, als vaststaat dat de persoon geen medewerking geeft, er geen gesprek mogelijk is, en er dringend aan de makelaar een verkoopopdracht dient te worden verstrekt? Geef de juridische mogelijkheden, noem de betreffende wetteksten en eventuele gerechtelijke uitspraken hierover.

De situatie die je schetst betreft een bewindvoerder die zijn taak niet kan uitvoeren omdat de onderbewindgestelde persoon geen medewerking verleent aan de verkoop van de woning. Er zijn enkele juridische mogelijkheden om deze situatie op te lossen, waarbij de bewindvoerder via de rechter bepaalde maatregelen kan laten nemen. De juridische mogelijkheden zijn hieronder:

1. Vervangende toestemming

De bewindvoerder kan vervangende toestemming vragen aan de kantonrechter om bepaalde beslissingen of handelingen te verrichten. Als de onderbewindgestelde weigert mee te werken aan de verkoop, kan de bewindvoerder op grond van artikel 1:441 lid 2 BW een verzoek indienen bij de kantonrechter om toestemming te geven om de woning te verkopen. De rechter kan dan een beslissing nemen in het belang van de onderbewindgestelde, ondanks diens verzet.

Relevant wetsartikel: Artikel 1:441 BW stelt dat een bewindvoerder in bepaalde gevallen toestemming van de kantonrechter moet verkrijgen voor handelingen die het vermogen van de onderbewindgestelde betreffen, zoals de verkoop van een woning.

2. Toegang tot de woning

Indien de onderbewindgestelde weigert toegang te geven tot de woning, kan de bewindvoerder via een civiele procedure een machtiging vragen om de woning te betreden. Dit kan worden ingeroepen op grond van artikel 3:297 BW, dat ziet op het afdwingen van verplichtingen. Hier kan de rechter besluiten dat de bewindvoerder toegang moet krijgen om zijn wettelijke taken te vervullen.

Relevant wetsartikel: Artikel 3:297 BW stelt dat als een persoon zijn verplichting niet vrijwillig nakomt, de rechter kan bevelen om die verplichting na te komen, en in dit geval kan dit de toegang tot de woning zijn.

3. Ontruiming of machtiging tot binnentreden

Als er dringende noodzaak is om de woning te betreden voor bijvoorbeeld een verkoopopdracht of inspectie, en de onderbewindgestelde weigert toegang te verlenen, kan de bewindvoerder de rechter vragen om een bevel tot ontruiming of binnentreding. Hierbij kan de rechter beslissen dat de woning tijdelijk wordt ontruimd of dat de bewindvoerder, eventueel met hulp van politie, toegang krijgt tot de woning.

Relevant wetsartikel: Artikel 558a Rv kan hier van toepassing zijn voor een procedure tot ontruiming indien de omstandigheden daartoe dwingen. Dit wordt vaak in kort geding behandeld.

4. Gedwongen verkoop zonder medewerking

Indien de noodzaak tot verkoop groot is en de onderbewindgestelde geen enkele medewerking verleent, kan de rechter besluiten dat de woning wordt verkocht zonder dat de medewerking van de onderbewindgestelde nodig is. Dit gebeurt in het uiterste geval en alleen als andere opties zijn uitgeput. De rechter kan de bewindvoerder hiervoor machtigen op grond van het bewind en in het belang van de onderbewindgestelde.

Relevante uitspraken:

  • ECLI:NL:RBNHO:2023:10347 behandelt situaties waarbij de rechter beslist in gevallen van verzet bij noodzakelijke handelingen onder bewind​.
  • ECLI:NL:RBZWB:2022:6883 kan worden geraadpleegd voor voorbeelden waarin de rechter optrad in soortgelijke omstandigheden​.

de uitspraken die er zijn betreffen zonder uitzondering maatregelen tegen de bewindvoerder. Deze maatregelen stellen de bewindvoerder in staat om, indien nodig met juridische ondersteuning, de noodzakelijke stappen te zetten om de woning te verkopen en de belangen van de onderbewindgestelde te waarborgen.

In de situatie waar de bewindvoerder niet kan handelen omdat de onderbewindgestelde tegenwerkt bij de verkoop van de woning, zijn er enkele specifieke juridische stappen die de bewindvoerder kan ondernemen om zijn taak effectief uit te voeren. Hieronder worden de mogelijkheden op een rij gezet:

1. Vervangende toestemming aanvragen bij de kantonrechter

Als de onderbewindgestelde niet meewerkt aan de voorbereiding of uitvoering van de verkoop, kan de bewindvoerder vervangende toestemming vragen aan de kantonrechter. De bewindvoerder heeft op grond van artikel 1:441 lid 2 BW de bevoegdheid om de rechter te verzoeken om vervangende toestemming voor de verkoop van de woning. Dit artikel regelt dat de bewindvoerder in het belang van de onderbewindgestelde mag handelen, zelfs als de persoon in kwestie niet meewerkt.

Wetsartikel: Artikel 1:441 BW bepaalt dat de bewindvoerder voor bepaalde handelingen, zoals de verkoop van een woning, toestemming van de kantonrechter kan vragen als er verzet is van de onderbewindgestelde.

2. Machtiging tot betreden van de woning

Als de onderbewindgestelde de verkoop of voorbereidingen frustreert door geen toegang te verlenen tot de woning, kan de bewindvoerder via een gerechtelijke procedure een machtiging tot betreden van de woning aanvragen. Dit is met name relevant als de makelaar zijn werk niet kan doen omdat de woning ontoegankelijk is. De bewindvoerder kan hiervoor een beroep doen op artikel 3:297 BW, dat ziet op de uitvoering van verbintenissen door de rechter. Hiermee kan de bewindvoerder eventueel ook politie-assistentie verkrijgen om toegang tot de woning te krijgen.

Wetsartikel: Artikel 3:297 BW stelt dat als iemand zijn verplichting niet vrijwillig nakomt, de rechter kan beslissen dat deze verplichting wordt afgedwongen.

3. Kort geding: ontruiming of toegang afdwingen

In dringende gevallen kan de bewindvoerder via een kort geding ontruiming of toegang tot de woning eisen. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn als de verkoop dringend is vanwege financiële verplichtingen van de onderbewindgestelde, en de bewindvoerder zijn taak niet kan uitvoeren zonder toegang tot de woning. Hierbij kan ook een beroep worden gedaan op artikel 558a Rv, dat ziet op de mogelijkheid om ontruiming te vorderen in urgente situaties.

Wetsartikel: Artikel 558a Rv kan worden toegepast om in kort geding de ontruiming van de woning of toegang tot de woning te bewerkstelligen.

4. Vervangende machtiging voor het aangaan van de verkoopovereenkomst

Mocht de onderbewindgestelde blijven tegenwerken, kan de bewindvoerder ook de kantonrechter verzoeken om een vervangende machtiging om de verkoop van de woning door te zetten, zonder dat de medewerking van de onderbewindgestelde vereist is. Dit kan gebeuren via een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter. De rechter kan in dergelijke gevallen de bewindvoerder machtigen om namens de onderbewindgestelde alle benodigde stappen te zetten.

5. Opschorting of doorbreking van het bewind

Als de onderbewindgestelde op zodanige wijze tegenwerkt dat de bewindvoerder zijn taak niet meer kan vervullen, kan overwogen worden om de rechter te verzoeken het bewind op te schorten of zelfs te beëindigen, afhankelijk van de omstandigheden. Dit gebeurt echter zelden en alleen als er geen andere uitweg is.

Relevant voorbeeld van uitspraken:

  • ECLI:NL:RBNHO:2023:10347 geeft voorbeelden van zaken waarin een bewindvoerder toestemming vroeg om noodzakelijke handelingen te verrichten bij tegenwerking van de onderbewindgestelde​.

Conclusie:

De bewindvoerder kan de volgende stappen ondernemen:

  1. Vervangende toestemming aanvragen bij de kantonrechter.
  2. Via de rechter machtiging vragen voor toegang tot de woning (indien nodig met hulp van politie).
  3. In een kort geding ontruiming of toegang tot de woning eisen.
  4. Een vervangende machtiging vragen voor de verkoop zonder de medewerking van de onderbewindgestelde.

In alle gevallen moet de bewindvoerder aantonen dat hij in het belang van de onderbewindgestelde handelt en dat de maatregelen noodzakelijk zijn om zijn taak te vervullen.

Verzekeraar moet toch uitkeren: Hof stelt paal en perk aan beroep op mededelingsplicht

Een recente uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch benadrukt dat verzekeraars tijdig moeten handelen bij aanwijzingen van een schending van de mededelingsplicht door de verzekerde. In deze zaak moest de verzekeraar, ondanks een onjuiste gezondheidsverklaring, toch tot uitkering overgaan omdat zij eerder onderzoek had moeten doen naar de duidelijk aanwezige discrepanties in het dossier. Deze uitspraak onderstreept het belang van proactief optreden door verzekeraars en biedt bescherming aan verzekerden tegen onredelijk beroep op schending van de mededelingsplicht.

Verzekeraar moet overgaan tot uitkering AOV ondanks schending mededelingsplicht verzekeringnemer

Bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (AOV’s) ontstaan vaak discussies over de gezondheidsverklaring die bij het afsluiten van de verzekering is ingevuld. Indien hierin onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt, kan de verzekeraar op grond van de mededelingsplicht (artikelen 7:928-930 BW) het recht hebben om een uitkering te weigeren of zelfs de verzekering te beëindigen.

De wet bepaalt dat de verzekeraar binnen twee maanden na ontdekking van de niet-nakoming de verzekerde daarop moet wijzen, onder vermelding van de mogelijke gevolgen. Deze vervaltermijn is bedoeld om de verzekerde niet in onzekerheid te laten over een mogelijk beroep op de schending van de mededelingsplicht. De verzekeraar mag de zaak niet op zijn beloop laten.

Recent is er veel aandacht geweest voor de vraag of deze termijn subjectief moet worden benaderd (gaat de vervaltermijn in als de verzekeraar de niet-nakoming daadwerkelijk ontdekt) of objectief (start de termijn zodra de verzekeraar op de hoogte had kúnnen raken van de niet-nakoming). De Hoge Raad lijkt in zijn arrest van juli 2023 te kiezen voor de subjectieve benadering, maar benadrukt ook dat het relevant is om te beoordelen of en in welke mate van de verzekeraar mag worden verwacht dat hij onderzoek doet na aanwijzingen van niet-nakoming.

Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft aan de hand van deze uitspraak gekozen voor een praktische uitwerking (ECLI:NL:GHSHE:2024:2400). In deze zaak had de verzekerde bij het aangaan van de AOV in zijn gezondheidsverklaring aangegeven geen diabetes te hebben, terwijl hij al sinds 1986 aan diabetes leed. Bij het indienen van een claim op 11 januari 2020 vermeldde hij echter duidelijk dat hij al sinds 1986 diabetes had.

Het Hof stelde vast dat de daadwerkelijke ontdekking van de schending van de mededelingsplicht pas plaatsvond op 26 maart 2020, toen de extern medisch adviseur van de verzekeraar de discrepantie opmerkte tussen de gezondheidsverklaring en het claimformulier. Dat deze documenten al langer in het dossier van de verzekeraar zaten, deed daar niet aan af. De mededeling op 8 april 2020 dat de mededelingsplicht is geschonden, was daarmee formeel binnen de termijn van twee maanden.

Echter, het Hof oordeelde dat de verzekeraar eerder in actie had moeten komen. Op het claimformulier stond immers duidelijk vermeld dat de verzekerde al sinds 1986 diabetes had. Het Hof overwoog:

“Het had op de weg van de verzekeraar gelegen om direct na ontvangst van het claimformulier nader onderzoek te doen naar de juistheid van de bij de aanvraag van de verzekering verstrekte gegevens.”
(ECLI:NL:GHSHE:2024:2400, r.o. 4.5)

Verder stelde het Hof dat de verzekeraar reeds kort na 11 januari 2020 voldoende zekerheid had kunnen én moeten hebben over de schending van de mededelingsplicht. Door niet tijdig te handelen, heeft de verzekeraar niet voldaan aan haar verplichting om de verzekerde binnen twee maanden na ontdekking te wijzen op de mogelijke gevolgen daarvan.

Het Hof concludeerde:

“Gelet op het voorgaande is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de verzekeraar zich beroept op de schending van de mededelingsplicht.”
(ECLI:NL:GHSHE:2024:2400, r.o. 4.7)

Hierdoor moet de verzekeraar overgaan tot uitkering aan de verzekerde, ondanks de schending van de mededelingsplicht.

Ook de Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in haar uitspraak van 15 juni 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:7867) een vergelijkbare lijn gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeraar niet voldoende voortvarend heeft gehandeld na aanwijzingen van een mogelijke schending van de mededelingsplicht:

“De verzekeraar had op basis van de ontvangen informatie reden moeten zien om nader onderzoek te doen en heeft dit nagelaten. Hierdoor heeft zij niet binnen de wettelijke termijn gereageerd.”
(ECLI:NL:RBZWB:2023:7867, r.o. 3.4)

Deze uitspraken benadrukken het belang voor verzekeraars om proactief te handelen bij aanwijzingen van een mogelijke schending van de mededelingsplicht. Het enkele feit dat de verzekeraar formeel binnen twee maanden na daadwerkelijke ontdekking heeft gereageerd, is onvoldoende indien zij eerder had kunnen en moeten handelen.

Voor meer gedetailleerde informatie en professionele hulp door advocaten kunt u een vraag stellen via www.advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten

Wet Betaalbare Huur

De Wet Betaalbare Huur is een wetsvoorstel dat tot doel heeft de betaalbaarheid van huurwoningen te verbeteren door onder andere de maximale huurprijzen te reguleren op basis van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Of een huurder in aanmerking komt voor huurverlaging hangt af van enkele factoren, waaronder de status van uw huurcontract en de exacte bepalingen van de nieuwe wet.

De Wet Betaalbare Huur, die in ontwikkeling is, is bedoeld om de betaalbaarheid van huurwoningen in Nederland te verbeteren en een eerlijker huurbeleid te creëren. Hoewel de details van de wet nog worden uitgewerkt en de wet in de nabije toekomst van kracht zal worden, zijn er in Nederland momenteel verschillende huurregimes die van invloed kunnen zijn op hoe de Wet Betaalbare Huur werkt.

Onder de huidige en voorgestelde huurwetgeving kunnen de volgende soorten huur onderscheiden worden:

1. Sociale huurwoningen

Sociale huurwoningen vallen onder het woningwaarderingsstelsel (WWS), ook wel bekend als het puntenstelsel. Dit systeem bepaalt de maximale huurprijs van een woning op basis van de kwaliteit, oppervlakte, voorzieningen, en locatie. Sociale huurwoningen zijn bedoeld voor mensen met een lager inkomen, waarbij de maximale maandhuur in 2024 waarschijnlijk rond de € 808 ligt (deze grens wordt jaarlijks aangepast).

  • Bescherming tegen hoge huurprijzen: De huurprijzen voor sociale huurwoningen worden gereguleerd om betaalbaar te blijven.
  • Toewijzing via woningcorporaties: Deze woningen worden vaak aangeboden door woningcorporaties en verhuurd aan mensen met een inkomen dat onder een bepaalde grens ligt.

2. Middenhuur

Middenhuur omvat woningen met een huurprijs boven de grens van sociale huur (ongeveer € 808 per maand), maar die nog steeds betaalbaar moeten zijn voor mensen met een middeninkomen. Onder de Wet Betaalbare Huur wordt verwacht dat deze middenhuur wordt gereguleerd om te voorkomen dat huurprijzen te hoog oplopen voor deze inkomensgroep.

  • Prijsregulering in middenhuur: De wet stelt mogelijk beperkingen aan de maximale huurprijs die gevraagd kan worden voor middenhuurwoningen, om ze toegankelijk te houden voor mensen met een middeninkomen.
  • Potentiële verhoging van aanbod: De wet kan ook gericht zijn op het stimuleren van de bouw van meer middenhuurwoningen, gezien de grote vraag naar betaalbare huur in dit segment.

3. Vrijesectorhuur

Vrijesectorhuurwoningen zijn woningen die buiten het woningwaarderingsstelsel vallen en waarvoor geen maximale huurprijs geldt. Deze woningen hebben een huurprijs boven de sociale huurgrens en zijn voornamelijk bedoeld voor mensen met hogere inkomens.

  • Huurprijs op de vrije markt: Voor deze woningen gelden geen overheidsbeperkingen met betrekking tot de huurprijs, hoewel de Wet Betaalbare Huur mogelijk invloed kan hebben op de huurprijzen in dit segment door reguleringen zoals maximale huurstijgingen.
  • Minder bescherming voor huurders: Vergeleken met sociale huur hebben huurders in de vrije sector minder huurbescherming, omdat verhuurders meer vrijheid hebben in het vaststellen van de huurprijzen.

4. Huurtoeslag

De huurtoeslag blijft een belangrijk instrument om huurders met lage inkomens te ondersteunen in het betalen van hun huur, vooral in de sociale huursector. Onder de Wet Betaalbare Huur kan het systeem van huurtoeslag worden uitgebreid of aangepast om meer mensen te helpen, ook in de middenhuur.

5. Tijdelijke huurcontracten

Tijdelijke huurcontracten, zoals die op basis van de Wet doorstroming huurmarkt (bijvoorbeeld voor een periode van maximaal twee jaar), blijven mogelijk bestaan. Echter, er zijn discussies over strengere reguleringen voor tijdelijke contracten onder de Wet Betaalbare Huur om huurders meer zekerheid en bescherming te bieden.

Mogelijke veranderingen onder de Wet Betaalbare Huur:

  • Maximale huurprijs voor meer woningen: Het woningwaarderingsstelsel kan worden uitgebreid naar middenhuurwoningen, wat betekent dat er ook voor dit type huurwoningen een maximum huurprijs komt, afhankelijk van de kwaliteit en locatie van de woning.
  • Beperking van huurstijgingen: De wet kan verdere beperkingen stellen aan de jaarlijkse huurstijgingen, zowel in de sociale als de vrije sector.
  • Bescherming van huurders: Er kan meer bescherming komen voor huurders, met name voor diegenen die huren in de middenhuur en vrije sector, door middel van nieuwe regels over opzegging en huurprijsstijgingen.

Stel dat een huurder een woning huurt waarvan het aantal punten is bepaald op 152.

  1. Woningwaarderingsstelsel (WWS): Als is bepaald dat de woning 152 punten heeft, resulteert dat in een maximale huurprijs van €944,21. Dit suggereert dat de woning binnen de gereguleerde huur valt volgens het puntensysteem.
  2. Huurcontract:
    • Als het huurcontract bepaalt dat de huurprijs kan worden verhoogd op voorstel van de verhuurder, en vervolgens jaarlijks wordt aangepast conform artikel 7:250 BW, dan dient men rekening te houden met een huurverhoging.
    • Als de hirovereenkomst de bepaling bevat dat het een zelfstandige woonruimte met een geliberaliseerde huurprijs betreft, de huurprijs jaarlijks wordt aangepast overeenkomstig artikel 16 van de algemene bepalingen, met een mogelijke verhoging van maximaal 3,5%.
  3. Geliberaliseerde huur: Het is belangrijk te bepalen of uw huurcontract onder de geliberaliseerde huur valt. Geliberaliseerde huurcontracten (ook wel vrije sector huur) gelden voor woningen waarvan de huurprijs bij aanvang van de huurovereenkomst boven de liberalisatiegrens ligt. De liberalisatiegrens lag in 2022 op ongeveer €763,47. Aangezien uw aanvangshuurprijs €1015 was, lijkt het erop dat uw woning een geliberaliseerde huurwoning betreft.

Toepasselijkheid van de Wet Betaalbare Huur:

  • Reguliere huur: Als uw woning onder de gereguleerde huur zou vallen, zou de maximale huurprijs van €944,21 (volgens de 152 punten) van toepassing zijn, en u zou mogelijk in aanmerking komen voor huurverlaging als uw huidige huur boven dit bedrag ligt.
  • Geliberaliseerde huur: Als uw woning onder de geliberaliseerde huur valt, is de nieuwe wet mogelijk niet direct van toepassing. Geliberaliseerde huurwoningen vallen doorgaans buiten de huurprijsregulering van het WWS, tenzij de nieuwe wet ook op deze categorie een impact heeft.

Advies:

  1. Controleer de status van uw huurcontract: Bevestig of uw huurcontract inderdaad onder de geliberaliseerde huur valt.
  2. Houd de ontwikkelingen van de wetgeving in de gaten: Volg de voortgang van de Wet Betaalbare Huur en de specifieke bepalingen daarvan. Mogelijk biedt deze wet toch oplossingen of uitzonderingen voor situaties zoals de uwe.
  3. Juridisch advies: Overweeg juridisch advies in te winnen om te bepalen of en hoe u actie kunt ondernemen, afhankelijk van de uiteindelijke vorm van de wetgeving.

Het is raadzaam om regelmatig contact te houden met een juridisch adviseur om op de hoogte te blijven van uw rechten en mogelijkheden in deze situatie.

Voor meer gedetailleerde informatie en professionele hulp door advocaten kunt u een vraag stellen via www.advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten ().

Wet Betaalbare Huur

De Wet Betaalbare Huur is bedoeld om de huurprijzen betaalbaarder te maken door verhuurders een huurprijs te laten vragen die past bij de kwaliteit van de woning. De wet breidt het woningwaarderingsstelsel (WWS) uit naar middenhuurwoningen tot en met 186 punten en biedt huurders betere bescherming door gemeentelijk ingrijpen bij te hoge huurprijzen. De wet kan de huur van circa 300.000 woningen met gemiddeld €190 verlagen. Het wetsvoorstel is op 25 april 2024 door de Tweede Kamer aangenomen en de invoering is gepland voor 1 juli 2024.

De Wet Betaalbare Huur is een wetsvoorstel dat tot doel heeft de betaalbaarheid van huurwoningen te verbeteren door onder andere de maximale huurprijzen te reguleren op basis van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Of een huurder in aanmerking komt voor huurverlaging hangt af van enkele factoren, waaronder de status van uw huurcontract en de exacte bepalingen van de nieuwe wet.

De Wet Betaalbare Huur, die in ontwikkeling is, is bedoeld om de betaalbaarheid van huurwoningen in Nederland te verbeteren en een eerlijker huurbeleid te creëren. Hoewel de details van de wet nog worden uitgewerkt en de wet in de nabije toekomst van kracht zal worden, zijn er in Nederland momenteel verschillende huurregimes die van invloed kunnen zijn op hoe de Wet Betaalbare Huur werkt.

Onder de huidige en voorgestelde huurwetgeving kunnen de volgende soorten huur onderscheiden worden:

1. Sociale huurwoningen

Sociale huurwoningen vallen onder het woningwaarderingsstelsel (WWS), ook wel bekend als het puntenstelsel. Dit systeem bepaalt de maximale huurprijs van een woning op basis van de kwaliteit, oppervlakte, voorzieningen, en locatie. Sociale huurwoningen zijn bedoeld voor mensen met een lager inkomen, waarbij de maximale maandhuur in 2024 waarschijnlijk rond de € 808 ligt (deze grens wordt jaarlijks aangepast).

  • Bescherming tegen hoge huurprijzen: De huurprijzen voor sociale huurwoningen worden gereguleerd om betaalbaar te blijven.
  • Toewijzing via woningcorporaties: Deze woningen worden vaak aangeboden door woningcorporaties en verhuurd aan mensen met een inkomen dat onder een bepaalde grens ligt.

2. Middenhuur

Middenhuur omvat woningen met een huurprijs boven de grens van sociale huur (ongeveer € 808 per maand), maar die nog steeds betaalbaar moeten zijn voor mensen met een middeninkomen. Onder de Wet Betaalbare Huur wordt verwacht dat deze middenhuur wordt gereguleerd om te voorkomen dat huurprijzen te hoog oplopen voor deze inkomensgroep.

  • Prijsregulering in middenhuur: De wet stelt mogelijk beperkingen aan de maximale huurprijs die gevraagd kan worden voor middenhuurwoningen, om ze toegankelijk te houden voor mensen met een middeninkomen.
  • Potentiële verhoging van aanbod: De wet kan ook gericht zijn op het stimuleren van de bouw van meer middenhuurwoningen, gezien de grote vraag naar betaalbare huur in dit segment.

3. Vrijesectorhuur

Vrijesectorhuurwoningen zijn woningen die buiten het woningwaarderingsstelsel vallen en waarvoor geen maximale huurprijs geldt. Deze woningen hebben een huurprijs boven de sociale huurgrens en zijn voornamelijk bedoeld voor mensen met hogere inkomens.

  • Huurprijs op de vrije markt: Voor deze woningen gelden geen overheidsbeperkingen met betrekking tot de huurprijs, hoewel de Wet Betaalbare Huur mogelijk invloed kan hebben op de huurprijzen in dit segment door reguleringen zoals maximale huurstijgingen.
  • Minder bescherming voor huurders: Vergeleken met sociale huur hebben huurders in de vrije sector minder huurbescherming, omdat verhuurders meer vrijheid hebben in het vaststellen van de huurprijzen.

4. Huurtoeslag

De huurtoeslag blijft een belangrijk instrument om huurders met lage inkomens te ondersteunen in het betalen van hun huur, vooral in de sociale huursector. Onder de Wet Betaalbare Huur kan het systeem van huurtoeslag worden uitgebreid of aangepast om meer mensen te helpen, ook in de middenhuur.

5. Tijdelijke huurcontracten

Tijdelijke huurcontracten, zoals die op basis van de Wet doorstroming huurmarkt (bijvoorbeeld voor een periode van maximaal twee jaar), blijven mogelijk bestaan. Echter, er zijn discussies over strengere reguleringen voor tijdelijke contracten onder de Wet Betaalbare Huur om huurders meer zekerheid en bescherming te bieden.

Mogelijke veranderingen onder de Wet Betaalbare Huur:

  • Maximale huurprijs voor meer woningen: Het woningwaarderingsstelsel kan worden uitgebreid naar middenhuurwoningen, wat betekent dat er ook voor dit type huurwoningen een maximum huurprijs komt, afhankelijk van de kwaliteit en locatie van de woning.
  • Beperking van huurstijgingen: De wet kan verdere beperkingen stellen aan de jaarlijkse huurstijgingen, zowel in de sociale als de vrije sector.
  • Bescherming van huurders: Er kan meer bescherming komen voor huurders, met name voor diegenen die huren in de middenhuur en vrije sector, door middel van nieuwe regels over opzegging en huurprijsstijgingen.

Stel dat een huurder een woning huurt waarvan het aantal punten is bepaald op 152.

  1. Woningwaarderingsstelsel (WWS): Als is bepaald dat de woning 152 punten heeft, resulteert dat in een maximale huurprijs van €944,21. Dit suggereert dat de woning binnen de gereguleerde huur valt volgens het puntensysteem.
  2. Huurcontract:
    • Als het huurcontract bepaalt dat de huurprijs kan worden verhoogd op voorstel van de verhuurder, en vervolgens jaarlijks wordt aangepast conform artikel 7:250 BW, dan dient men rekening te houden met een huurverhoging.
    • Als de hirovereenkomst de bepaling bevat dat het een zelfstandige woonruimte met een geliberaliseerde huurprijs betreft, de huurprijs jaarlijks wordt aangepast overeenkomstig artikel 16 van de algemene bepalingen, met een mogelijke verhoging van maximaal 3,5%.
  3. Geliberaliseerde huur: Het is belangrijk te bepalen of uw huurcontract onder de geliberaliseerde huur valt. Geliberaliseerde huurcontracten (ook wel vrije sector huur) gelden voor woningen waarvan de huurprijs bij aanvang van de huurovereenkomst boven de liberalisatiegrens ligt. De liberalisatiegrens lag in 2022 op ongeveer €763,47. Aangezien uw aanvangshuurprijs €1015 was, lijkt het erop dat uw woning een geliberaliseerde huurwoning betreft.

Toepasselijkheid van de Wet Betaalbare Huur:

  • Reguliere huur: Als uw woning onder de gereguleerde huur zou vallen, zou de maximale huurprijs van €944,21 (volgens de 152 punten) van toepassing zijn, en u zou mogelijk in aanmerking komen voor huurverlaging als uw huidige huur boven dit bedrag ligt.
  • Geliberaliseerde huur: Als uw woning onder de geliberaliseerde huur valt, is de nieuwe wet mogelijk niet direct van toepassing. Geliberaliseerde huurwoningen vallen doorgaans buiten de huurprijsregulering van het WWS, tenzij de nieuwe wet ook op deze categorie een impact heeft.

Advies:

  1. Controleer de status van uw huurcontract: Bevestig of uw huurcontract inderdaad onder de geliberaliseerde huur valt.
  2. Houd de ontwikkelingen van de wetgeving in de gaten: Volg de voortgang van de Wet Betaalbare Huur en de specifieke bepalingen daarvan. Mogelijk biedt deze wet toch oplossingen of uitzonderingen voor situaties zoals de uwe.
  3. Juridisch advies: Overweeg juridisch advies in te winnen om te bepalen of en hoe u actie kunt ondernemen, afhankelijk van de uiteindelijke vorm van de wetgeving.

Het is raadzaam om regelmatig contact te houden met een juridisch adviseur om op de hoogte te blijven van uw rechten en mogelijkheden in deze situatie.

Voor meer gedetailleerde informatie en professionele hulp door advocaten kunt u een vraag stellen via www.advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten ().