De werknemer en het recht op ouderschapsverlof

Ouderschapsverlof bestaat voor een kind tot 8 jaar. Een werknemer mag zelf bepalen hoe en wanneer het verlof wordt opgenomen. Een werknemer wiens partner is bevallen heeft recht op 3 dagen partnerverlof .

De regels

De volgende regels gelden op dit moment, maart 2018, voor het ouderschapsverlof
• ouderschapsverlof geldt voor kinderen tot 8 jaar.
• ouderschapsverlof geldt voor elk kind
• ouderschapsverlof geldt voor een kind, adoptiekind of erkend kind
• ouderschapsverlof geldt ook voor pleegkind, stiefkind of aspirant-adoptiekind. Het kind moet dan wel ingeschreven staan bij de werknemer.
• ouderschapsverlof kan voor meerdere kinderen tegelijk worden opgenomen.
• ouderschapsverlof geldt voor beide ouders.
• ouderschapsverlof bij een tweeling geldt per kind, dus 2 keer.
• ouderschapsverlof kan bij de werkgever worden aangevraagd vanaf de eerste dag van indiensttreding .

Verlof opnemen

De werknemer bepaalt zelf hoe en wanneer het ouderschapsverlof wordt opgenomen. Dit wordt in de aanvraag aan de werkgever vermeld.
De werkgever moet in principe de aanvraag om ouderschapsverlof honoreren. Alleen als het verlof het bedrijf ernstig in de problemen brengt dient de werkgever in overleg met de werknemer een andere verdeling van de verlofuren af te spreken.

Ouderschapsverlof bij geboorte kind

Na de bevalling van zijn partner heeft de werknemer recht op 3 dagen ouderschapsverlof. De werkgever mag dit verlof en de manier waarop dit wordt opgenomen ook niet weigeren. Deze 3 dagen verlof staan los van de 2 dagen kraamverlof waarop een werknemer recht heeft..
Deze 3 dagen ouderschapsverlof kunnen aaneensluitned met het kraamverlof worden opgenomen, maar het kan ook later.

Ouderschapsverlof en vakantiedagen

Het wettelijk ouderschapsverlofrecht is onbetaald verlof. De werknemer ontvangt over de periode dan mogelijk minder loon. Daarover wordt dan ook geen vakantie opgebouwd. In een CAO of arbeidsovereenkomst kunnen werkgever en werknemer afspreken dat het loon (deels) wordt doorbetaald. Voor zover wordt doorbetaald vindt wel vakantieopbouw plaats.

Het ouderschapsverlof komt niet in mindering op de opbouw van vakantiedagen.

Ouderschapsverlof en werkloosheid

Bij werkloosheid stopt het ouderschapsverlof op de 1e dag van de werkloosheid.

Nieuwe werkgever en ouderschapsverlof

Is het tegoed aan ouderschapsverlof nog niet opgenomen bij de ene werkgever, dan kan het overblijvende tegoed nog bij de opvolgende werkgever worden opgenomen. Sinds 2015 heeft de vorige werkgever de verplichting om een verklaring af te geven over het reeds opgenomen verlof

Ouderschapsverlof aanvragen

De werknemer dient ten minste 2 maanden van tevoren schriftelijk het ouderschapsverlof bij de werkgever aan te vragen. Het verzoek kan de werkgever in beginsel niet weigeren.
In het verzoek dient de ingangsdatum en de wijze waarop het ouderschapsverlof wordt opgenomen, bijvoorbeeld aaneensluitend of slechts enkele dagen in de week . De werknemer bepaalt zelf hoe en wanneer het verlof wordt opgenomen.

Alleen als het verlof het bedrijf ernstig in de problemen brengt kan de werkgever overleg voeren over een andere verdeling van de verlofuren. Dit kan tot 4 weken voor de ingangsdatum van het ouderschapsverlof. Als de werknemer het niet eens is met de verdeling, kan een geschil hierover aan de rechter worden voorgelegd.
De werkgever kan partnerverlof (3 dagen kraamverlof ) niet weigeren.

Wijziging werktijden na ouderschapsverlof

De opname van ouderschapsverlof brengt geen wijziging in het dienstverband, en de werknemer heeft dus het recht op invulling van de oorspronkelijke functie en werktijden.
De werknemer heeft echter ook de mogelijkheid tijdelijk, gedurende 1 jaar, deze werktijden (arbeidstijdpatroon) aan te passen. Daarbij blijft het aantal uren  hetzelfde als voor het ouderschapsverlof.
Een dergelijke tijdelijke aanpassing van de werktijd dient 3 maanden voor de afloop van ouderschapsverlof te worden aangevraagd. De werkgever dient uiterlijk 4 weken voor het einde van het verlof te reageren. De werkgever mag het verzoek wel weigeren.                          

Noodkreet over digitale rechtspreek

De Centrale Ondernemingsraad (COR) van de Raad voor de rechtspraak luidt de noodklok over de digitalisering van de rechtspraak. In een brief aan voorzitter Frits Bakker van de Raad schrijft de COR “zeer kritisch en bezorgd te zijn” over het project. De COR pleit voor een onafhankelijk onderzoek naar digitalisering van de rechtspraak

De brief van de COR is in handen van NRC Handelsblad die er dinsdag 30 januari een bericht over publiceerde onder de kop ‘Flop dreigt met digitale rechtspraak’. Volgens een woordvoerster van de Raad voor de rechtspraak trekt NRC uit de brief ten onrechte de conclusie dat de digitalisering volgens de COR dreigt te mislukken.

GAT IN DE BEGROTING

Wel bevestigt de woordvoerster dat de contracten van zestig externe ict-deskundigen niet worden verlengd wegens geldgebrek. Eerder deze maand bleek uit de voortgangsrapportage over het project KEI al dat de invoering van digitaal procederen forse vertraging oploopt en duurder uitpakt. De kosten voor de operatie werden oorspronkelijk geraamd op 60 miljoen euro, maar inmiddels is er 200 miljoen aan uitgegeven.

De Rechtspraak zit nu met een gat van 20 miljoen euro in de begroting. Met minister Dekker (Justitie en Veiligheid) wordt naar een oplossing gezocht.

HANDELSVORDERINGEN

Verplicht digitaal procederen voor handelsvorderingen vanaf 25.000 euro is op 1 september ingevoerd in de arrondissementen Gelderland en Midden-Nederland en zou op 1 april 2018 landelijk worden toegepast. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat die datum niet wordt gehaald, maar verwacht wordt dat het wel gaat lukken ‘binnen de periode 2018 tot 2019’. Datzelfde geldt voor de digitalisering van reguliere vreemdelingenzaken en toezichtsdossiers zoals bewind.

Op de vraag of er een onafhankelijk onderzoek komt naar digitalisering van rechtspraak antwoordt de woordvoerster van de Raad voor de rechtspraak: “We gaan in overleg met de COR. Dat is het enige wat we er nu over kunnen zeggen.”

Bron: Mr. Online

Pensioen bij scheiding automatisch geregeld

Het pensioen wordt in de toekomst na een echtscheiding automatisch verdeeld tussen de voormalige partners

Het pensioen wordt in de toekomst na een echtscheiding automatisch verdeeld tussen de voormalige partners

Ook worden de pensioenrechten direct gesplitst waardoor voor beiden direct duidelijk wordt welk pensioen later te verwachten is.

Dat heeft minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken) de Tweede Kamer laten weten. “Echtscheiding is een moeilijke situatie waarbij je veel aan je hoofd hebt, en pensioen is een ingewikkeld onderwerp. De verdeling kan en moet eenvoudiger.” Hij hoopt dat het in 2020 ingaat.

Helft van het pensioen

Veel mensen hebben geen idee welke gevolgen een echtscheiding kan hebben voor het pensioen, bleek twee jaar geleden nog uit onderzoek van het ministerie van Financiën. Na een scheiding heeft een man of vrouw recht op de helft van het pensioen dat de ex-partner heeft opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap.

Op dit moment is het nog zo dat het pensioen na een scheiding wordt verdeeld als de echtbreuk binnen twee jaar aan het pensioenfonds wordt gemeld. Gebeurt dit niet, dan moet de uitbetaling later tussen de partners worden geregeld. Dat kan tot lastige situaties leiden.

Kwetsbare partners

Door het automatisch te regelen worden kwetsbare partners beter beschermd, aldus Koolmees. Omdat de voormalige partners met de nieuwe regeling ook direct inzicht krijgen in hun toekomstig pensioen krijgen ze volgens hem “meer regie over hun eigen financiële planning”.

Bron: ANP                       

straf op beledigen koning moet verdwijnen

In de Tweede Kamer tekent zich een meerderheid af om majesteitsschennis uit het Wetboek van Strafrecht te schrappen. Het is alleen nog niet duidelijk hoe de wet er precies gaat uitzien

De Kamer sprak vanavond over een initiatiefwet van D66-Kamerlid Verhoeven. Die vindt een afzonderlijk artikel over belediging van het staatshoofd niet meer van deze tijd. Hij wil de koning op dit punt net zo veel bescherming bieden als alle andere Nederlanders.

Het is nu nog zo dat op belediging van de koning een maximale gevangenisstraf staat van vijf jaar, en op belediging van ‘gewone burgers’ slechts drie maanden. Voor belediging van ambtenaren en bestuurders is de maximale straf vier maanden.

Eerst klacht indienen

Behalve D66 spraken ook coalitiepartner VVD en de oppositiepartijen PVV, SP, GroenLinks en PvdA waarderende woorden voor de initiatiefwet, maar er zijn nog wel vragen over de uitwerking.

Zo zijn VVD en PvdA het er niet mee eens dat de koning in het D66-voorstel eerst een klacht moet indienen voordat het OM tot vervolging kan overgaan, terwijl bij ambtenaren geen klacht nodig is. Ze vinden het ook niet terecht dat op belediging van ambtenaren een zwaardere straf komt dan op belediging van de koning. “Het is een fout idee om de koning minder bescherming te bieden dan ambtenaren”, zei VVD-woordvoerder Koopmans. VVD en PvdA dienden samen wijzigingsvoorstellen in om de initiatiefwet van D66 op dat punt te veranderen.

D66-woordvoerder Groothuizen zei dat het voorstel gaat over het onnodig beperken van de vrijheid van meningsuiting, maar dat het “geen onbegrensde mogelijkheid geeft om andere mensen te beledigen”.

Eer van de natie

De regeringspartijen CDA, ChristenUnie en oppositiepartij SGP zijn tegen de initiatiefwet. “De koning vertegenwoordigt de eer van de natie en dat rechtvaardigt een afzonderlijke strafbaarstelling van het beledigen van de koning”, zei CDA-Kamerlid Van Dam. Bovendien ligt het hem “als een steen op de maag” dat belediging van de koning alleen kan worden vervolgd na een klacht door het staatshoofd zelf.

ChristenUnie-leider Segers zei dat het voorstel past in de D66-traditie om “majesteitsstennis” te schoppen en volgens SGP-voorman Van der Staaij gaat van de wet het signaal uit dat er meer ruimte komt om de koning te beledigen.

Buitenlandse staatshoofden

Een ruime Kamermeerderheid is het eens met het schrappen van de aparte strafbepaling voor het beledigen van bevriende buitenlandse staatshoofden, zoals D66 ook voorstelt.

Verhoeven zal de Kamer over een paar weken antwoorden. Hij zei na het debat dat hij zijn wet niet zal intrekken als de Kamer de koning dezelfde behandeling wil geven als ambtenaren. “Je moet niet op kleine dingen een groot ding laten vallen.”

Als de Tweede Kamer met de initiatiefwet akkoord gaat, moet ook de Eerste Kamer er nog mee instemmen.

Bron: NOS                                          

‘Rechtsstaat’ opgenomen in Grondwet

Ook de Eerste Kamer is nu akkoord dat in de Grondwet wordt opgenomen dat we in een rechtsstaat leven. Tot op heden staat dat woord niet in de Grondwet

Ook de Eerste Kamer is nu akkoord dat in de Grondwet wordt opgenomen dat we in een rechtsstaat leven. Tot op heden staat dat woord niet in de Grondwet.

Aan het gelijke-behandelingsartikel (artikel 1 van de Grondwet) moet een algemene bepaling vooraf gaan: ‘De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.’ Deze algemene bepaling zou als ongenummerd artikel vooraf aan artikel 1 van de Grondwet moeten worden toegevoegd.

Lees verder “‘Rechtsstaat’ opgenomen in Grondwet”

wanprestatie – niet-nakomen van een overeenkomst

Overeenkomsten sluiten we iedere dag. De boodschappen in de supermarkt, ophangen van een jas in een bewaakte garderobe of zelfs het gebruik maken van het openbaar vervoer. Maar wat als één van partijen zich niet aan zijn verplichtingen houdt

Een overeenkomst bevat doorgaans rechten en plichten voor beide partijen. Neem de koopovereenkomst m.b.t. een auto. De verkoper is verplicht om de auto te leveren en heeft recht op betaling van de koopsom. De koper heeft o.a. recht op de auto en mag verwachten dat die auto alle eigenschappen heeft, die nodig zijn voor een , van die auto als vervoersmiddel. De verkoper is verplicht om de koper te informeren over bekende gebreken in/aan de auto. Zo kan ik nog even doorgaan.

Stel, u koopt een goede laptop voor € 1.200,– van een goed merk. Deze wordt thuis bezorgd, de factuur moet binnen 21 dagen na de factuurdatum volledig betaald zijn. De laptop ziet er helemaal prima uit, maar bij gebruik blijkt het beeldscherm steeds uit te vallen, de helft van het toetsenbord niet te werken en de mousepad doet al helemaal niets. De laptop bezit duidelijk niet de juiste eigenschappen. U bent natuurlijk niet van plan om de factuur te betalen. U heeft de klantenservice al eens gebeld, maar daar was het zo druk dat u besloot om het later nog eens te proberen. Na 21 dagen ontvangt u een brief van de verkoper waarin staat dat u niet op tijd heeft betaald en dat u nu alsnog binnen zeven dagen moet betalen. Ook moet u rente betalen. Daar bent u het natuurlijk niet mee eens, de verkoper was verplicht om een goed product te leveren en dat heeft zij niet gedaan! Bent u verplicht om te betalen?

Het antwoord is in beginsel: ja. De koopovereenkomst bevat voor beide partijen rechten en plichten. Dat de andere partij zich niet aan zijn/haar verplichtingen houdt, geeft u nog niet het recht om ook zelf uw verplichtingen opzij te verschuiven. Althans, niet zonder meer. Als het product gebreken bevat, dan moet u deze gebreken zo spoedig mogelijk na ontdekking aan de verkoper melden. U heeft een klachtplicht. Verder is het mogelijk om een beroep op opschorting te doen. De verkoper is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, zodat u uw betalingsverplichting jegens de verkoper kunt opschorten. In bovenstaand voorbeeld heeft u echter gewacht tot na de betalingstermijn. Dat is niet verstandig, want daardoor bent u zelf in verzuim geraakt met als gevolg dat u geen beroep meer kunt doen op opschorting (dit noemt men ‘schuldeisersverzuim’).

Bij de oplettende consument zal ondertussen wel een lampje zijn gaan branden, want bij een ‘koop op afstand’ (zoals de aankoop van een product via internet) heeft u als consument het recht om het product binnen 14 dagen kosteloos te retourneren. In bovenstaand voorbeeld zou dat veruit de meest eenvoudige oplossing geweest zijn.

Moraal van het verhaal: heeft u een overeenkomst gesloten en houdt de andere partij zich niet aan zijn/haar verplichtingen? Neemt u dan vooral tijdig actie. Hoe langer u daarmee wacht, hoe problematischer de situatie zou kunnen worden. Voorkomen is beter dan genezen.

Bron: Advocaten.nl                        

Mediation goedkoper en sneller alternatief geschillenbeslechting

Het recht moet zorgen voor orde in de maatschappij. Daar waar er geschillen zijn, kunnen deze op basis van het recht opgelost worden. De rechtspraak zorgt ervoor dat regels gehand­haafd worden en dat geschillen tussen partijen beëindigd worden. Dit is al eeuwenlang het uitgangspunt. Maar als een geschil beëindigd is, is het dan ook echt opgelost?

Door de tijd heen hebben we geleerd dat er meerdere wegen zijn die naar Rome leiden. Soms is het verstandig om een andere route te kiezen, omdat deze nu eenmaal sneller en/of efficiënter is, of iemand dichter bij de gewenste bestemming brengt. Zo is het ook met rechtspraak. Het kan wenselijk zijn dat de rechter een knoop doorhakt over een geschil waar partijen zelf niet uit komen. Maar soms is het veel wenselijker om een geschil op alternatieve wijze te beslechten. Eén van de alternatieve vormen van geschillenbeslechting is mediation.

Bij mediation gaan partijen onder professionele begeleiding van een objectieve, onafhankelijke mediator met elkaar in gesprek. Onderzocht wordt wat partijen nu precies verdeeld houdt en wat ieders belangen daarin zijn. Als de kern van de zaak duidelijk is, kan naar een oplossing worden gezocht die ook echt passend is voor de concrete situatie waarin partijen zich bevinden. De mediator begeleidt dit hele proces, stimuleert partijen (en daagt hen uit) om creatief na te denken over de mogelijkheden en onmogelijkheden. Het doel is om tot een echt goede oplossing te komen; eentje die niet alleen het geschil oplost, maar ook tegemoet komt aan alle overige belangen van de betrokken partijen. Een totaaloplossing dus, die meetbaar en werkbaar is.

Mediation leidt doorgaans sneller en goedkoper tot een oplossing dan een procedure. Het is mogelijk om binnen één mediationproces een totaaloplossing te bereiken voor een geschil waarover anders meerdere procedures gevoerd hadden moeten worden. Mediation wordt als minder stressvol ervaren en maakt het mogelijk om een relatie of verstandhouding intact te laten (daar waar partijen in de rechtbank lijnrecht tegenover elkaar komen te staan). Het gaat er in mediation niet om wie gelijk krijgt, partijen gaan oplossingsgericht te werk. Mochten partijen in mediation onverhoopt niet tot een oplossing komen, dan liggen alle opties nog open en kunnen zij hun geschil desgewenst alsnog aan een rechter voorleggen.

Kortom: mediation is een volwaardig alternatief voor rechtspraak en biedt vele voordelen, waardoor partijen sneller en goedkoper, méér kunnen bereiken. Mediation is het bewijs dat geschillenbeslechting ook mogelijk is zonder verliezers. En dat is wat mediation zo mooi maakt.

Bron: Advocaten.nl       

Pensioen vergeten bij echtscheiding? Regel het nu!

Bent u gescheiden tussen 27 november 1981 en 30 april 1995, dan gelden de regels die vastgesteld zijn in het Boon van Loon arrest nog steeds. U kunt nog steeds uw aanspraak opeisen. Bel 0900-0600 voor meer informatie

Pensioen vergeten bij echtscheiding?  Regel het nu!

Vóór het Boon van Loon arrest werd het ouderdomspensioen vaak niet verdeeld na een echtscheiding. Toen betekende dit vaak dat de vrouw berooid achterbleef. Zij had vaak geen inkomen, de man daarentegen had een inkomen en een opgebouwd pensioen. Na 27 november 1981 moest het ouderdomspensioen echter verrekend worden, of te wel, het pensioen moest verdeeld worden tussen de man en de vrouw. Bent u gescheiden tussen 27 november 1981 en 30 april 1995, dan gelden de regels die vastgesteld zijn in het Boon van Loon arrest nog steeds.      

Gemeenschap van goederen

Allereerst geldt dan dat het ouderdomspensioen alleen tussen de twee ex-partners hoeft te worden verdeeld wanneer er tijdens het huwelijk sprake was van een gemeenschap van goederen. Waren de ex-partners gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, dan zal er geen verdeling van het ouderdomspensioen plaatsvinden. Volgens Boon van Loon valt het ouderdomspensioen namelijk in de gemeenschap van goederen. Bij huwelijkse voorwaarden is deze gemeenschap niet aanwezig en hoeft er dus niet vereffend te worden.

De ex-echtgenoot krijgt dankzij Boon van Loon nu een aanspraak op een deel van het ouderdomspensioen van de ander. Dit betekent dat degene die het ouderdomspensioen heeft opgebouwd, zelf een deel van dat pensioen aan zijn ex-partner moet afstaan. Dit is vaak een lastige zaak en het is dan ook verstandig om een juridisch adviseur te raadplegen wanneer het om de verdeling het ouderdomspensioen gaat.      

Welk deel wordt verdeeld?

Bij een echtscheiding heeft de ex-partner ook recht op het deel van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd voordat de partners met elkaar in het huwelijk traden. Dit is tegenwoordig niet meer het geval. Dit betekent het volgende. Wanneer meneer A op twintigjarige leeftijd start met het opbouwen van ouderdomspensioen en op dertigjarige leeftijd trouwt met mevrouw B, wordt het pensioen dat in die periode is opgebouwd bij een scheiding ook meegerekend. Mochten meneer A en mevrouw B na tien jaar gaan scheiden, dan heeft mevrouw B recht op twintig jaar ouderdomspensioen van meneer A. Het ouderdomspensioen dat na de scheiding wordt opgebouwd, wordt natuurlijk niet meer verrekend.      

Kan de vordering verjaren?

De vordering tot verdeling verjaard niet,(rechtbank Noord-Nederland 25-02-2015 C/18/149443) zodat  u ook 20 of 30 jaar na de echtscheiding nog de vordering tot verdeling kunt instellen.

Wacht daarmee  echter niet en zorg dat u de aanspraak ruim voor het ingaan van het pensioen geldend maakt. Wacht u met het instellen van de vordering, dan bestaat de kans dat de rechter de reeds vervallen pensioentermijnen niet meer betrekt in de toewijzing van uw vordering. De rechter kan in bepaalde gevallen oordelen dat de reeds vervallen termijn terecht geheel zijn geconsumeerd door een nietsvermoedende pensioentrekker, die in veel gevallen ook geen rekening houdt met de verplichting om de helft van  zijn pensioenaanspraak maandelijks betaalbaar te stellen aan de ex-partner. Het is immers zoveel jaar geleden dat daarop vaak niet meer wordt gerekend.

Indien u twijfelt of u nog aanspraak kunt maken op pensioenaanspraken van uw ex-partner, stel dan een vraag aan Advocaten.nl via dit formulier, of bel met 0900 advocaten of 0900-0600. Advocaten.nl helpt u graag verder.

 

Thuiskopieheffing compenseert niet voor schade door illegale downloads

De thuiskopieheffing is niet bedoeld om het nadeel te compenseren van kopieën uit illegale bron.

De zaak over het “illegaal downloaden”. Tja, wat kon de Hoge Raad nog toevoegen aan het arrest van het Hof van Justitie van de EU uit 2014? Het Hof had deze zaak immers al beslist, maar eisers tot cassatie besloten twee jaar later om de zaak toch nog op te brengen voor voortprocederen. De Hoge Raad rondt de zaak af zonder verrassingen.

Thuiskopieheffingen

Waar ging het ook alweer over? Een groep fabrikanten en importeurs van apparaten waarop thuiskopieën kunnen worden gemaakt, begon een principiële zaak tegen Stichting de Thuiskopie, die thuiskopievergoedingen int en verdeelt, en de SONT, de stichting waarin rechthebbenden en fabrikanten elkaar treffen om te onderhandelen over de hoogte van de thuiskopievergoeding. De fabrikanten vorderden een hele reeks verklaringen voor recht over met welk soort kopieën allemaal wel of niet rekening mocht worden gehouden bij het vaststellen van de vergoedingen. Dat is namelijk niet zo duidelijk.

De Auteursrechtrichtlijn

De Auteursrechtrichtlijn (Arl.) bepaalt alleen dat als een lidstaat de “thuiskopie-exceptie” implementeert (toestemming geeft aan consumenten om, zeg maar, voor niet-commercieel privégebruik kopieën te maken), een “billijke vergoeding” moet worden geheven ter compensatie van de rechthebbenden. Vaste jurisprudentie van het HvJEU luidt dat deze “billijke vergoeding” een autonoom, unierechtelijk begrip is dat uniform in de EU-lidstaten moet worden uitgelegd. Diezelfde rechtspraak geeft tegelijkertijd een grote vrijheid aan de lidstaten, onder meer om de hoogte van de vergoeding en de wijze van inning vast te stellen.

Dat geeft onduidelijkheid en elk jaar verschijnen meerdere arresten van het HvJEU waarin over allerlei aspecten knopen worden doorgehakt. Soms wordt de nationale wetgever inderdaad alle ruimte gelaten, maar in andere gevallen komt het HvJEU met regels op een detailniveau dat nogal contrasteert met de vage bewoordingen van de Arl. Menige lidstaat heeft zijn uitvoeringswet- en regelgeving al moeten aanpassen omdat het HvJEU oordeelde dat het recht anders in elkaar stak dan men dacht.

Misschien wel het meest contentieuze onderwerp in deze procedure vormden de “kopieën uit niet-geoorloofde bron”, of in de volksmond: illegale downloads. In Nederland werd in de parlementaire geschiedenis ervan uitgegaan dat met de thuiskopieheffing ook daar een vergoeding voor werd geïnd. Dat is een praktisch resultaat waar veel voor te zeggen valt: illegaal downloaden is in de praktijk moeilijk tegen te gaan, de schade per download is relatief gering, en door ook te heffen voor illegale downloads worden de rechthebbenden tenminste nog enigszins gecompenseerd. In cassatie legde de Hoge Raad hierover twee vragen voor aan het HvJEU, kort gezegd: (1) vallen downloads uit ongeoorloofde bron ook onder de thuiskopie-exceptie uit de Auteursrechtrichtlijn, en zo nee: (2) mag een lidstaat de schade van rechthebbenden door zulke kopieën dan toch compenseren met een thuiskopieheffing? In een nogal rechtlijnig arrest beantwoordde het HvJEU beide vragen met ‘nee’. De Hoge Raad kon vervolgens de zaak zelf afdoen en verklaart voor recht:
“dat de in art. 16c Aw bedoelde billijke vergoeding uitsluitend bedoeld is om het nadeel (te verstaan als: de voor de desbetreffende kopieerhandeling gederfde licentievergoeding) dat de rechthebbenden ondervinden van de reproductiehandelingen die binnen het toepassingsbereik van art. 16c Aw vallen, te compenseren, alsmede dat bij de bepaling van de hoogte van de thuiskopievergoeding geen rekening dient te worden gehouden met de schade die het gevolg is van illegaal kopiëren (inclusief downloaden) uit een illegale bron”.

Voor de Nederlandse wetgeving heeft dit overigens verder geen gevolgen: de Hoge Raad had in zijn tussenarrest al geoordeeld dat art. 16c Auteurswet, dat de thuiskopieheffing implementeert, hoe dan ook richtlijnconform kan worden uitgelegd. De tekst van de wet maakt namelijk geen onderscheid tussen legale en illegale bron en duidelijk blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever bedoeld heeft om de Auteursrechtrichtlijn getrouw uit te voeren. Dan moet volgens vaste rechtspraak van het HvJEU de wet richtlijnconform worden uitgelegd, ook al zou in de wetsgeschiedenis een verkeerde interpretatie van de richtlijn zijn gegeven.

Proceskosten

De Hoge Raad had naar aanleiding van het incidentele cassatieberoep van Thuiskopie nog een vraag gesteld aan het HvJEU: was op deze procedure de Handhavingsrichtlijn (2004/48/EG) van toepassing, zodat art. 1019h Rv aanspraak zou geven op een volledige proceskostenvergoeding? Het HvJEU oordeelde van niet, en Thuiskopie trok daarna haar incidentele beroep in. Maar ja, zegt de Hoge Raad, nu waren de kosten in het incidentele beroep al gemaakt, dus Thuiskopie wordt toch daarin veroordeeld. Maar dus wel tegen het forfaitaire tarief.

Bron: Cassatieblog.nl                    

Relatiebeding en concurrentiebeding en in contract voor bepaalde tijd verboden

Vanaf 1 januari 2015 is het verboden om een concurrentiebeding en relatiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op te nemen. maar Indien een werkgever een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang heeft,kan het voor de werkgever echter noodzakelijk zijn om een dergelijk beding in de arbeidsovereenkomst op te nemen. De werkgever moet de opname van het concurrentie- en relatiebeding dan schriftelijk motiveren en dat in het beding opnemen. Zonder een dergelijke motivering is een geheimhouding- of concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ongeldig. In een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt deze motiveringsplicht niet

Het is echter uit de wet niet duidelijk af te leiden wat welke belang hier worden bedoeld, hoe zwaar die moeten wegen en aan welke eisen de motivering moet voldoen.  Concrete voorbeelden  geeft de nieuwe wet immers niet. Aan de hand van enige rechtspraak is wel iets te zeggen over de motivering van een geheimhouding- of concurrentiebeding.

Motivering van een geheimhouding- of concurrentiebeding

Van de belang is dat de aard van de functie in relatie tot het unieke of innovatieve product of de dienst die de werkgever levert goed wordt omschreven. Dat zal dus per functie verschillen, en dat vergt dus enige aandacht. Per functie en per werknemer zal een specifieke motivering kunnen worden gemaakt welk zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang een concurrentiebeding of relatiebeding vereist. Daarbij zal dus ook de informatie waar de werknemer toegang toe heeft en de kennis die de werknemer geacht wordt te hebben in de omschrijving kunnen worden opgenomen. Voor het relatiebeding is vooral relevant dat relaties in de specifieke markt waar de werkgever opereert  zeer duurzaam zijn, en dat die relaties vaak afhangen van persoonlijke relaties. Voor wat betreft het concurrentie beding kan worden omschreven waarom de overdracht van deze specifieke kennis van deze werkgever concurrentiegevoelig is.

Daarbij dient een conclusie te worden toegevoegd ten aanzien van de schade die de werkgever zal leiden indien de werkgever zal leiden indien de werknemer die informatie meeneemt naar een andere werkgever. Omschrijving van de concurrentiepositie met andere martkaanbieders is dan ook nodig. De motivering dient dus aaneensluitend te zijn opgenomen in het beding, en dus niet in een afzonderlijke document te zijn meegedeeld. Zonder de motivering is een concurrentie- of relatiebeding in een contract voor bepaalde tijd nietig. Indien een overeenkomst voor bepaalde tijd na 1 januari 2015 (stilzwijgend) werd verlengd, diende eveneens de motivering te worden toegevoegd, anders wordt deze alsnog met terugwerkende kracht nietig. Het zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelang dient zowel te bestaan tijdens het aangaan, maar ook bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Vernietiging of te matiging concurrentiebeding

Overigens dient elke werkgever er rekening mee te houden dat ene werknemer de kantonrechter kan verzoeken om het beding te vernietigen of te matigen. Daarnaast blijft de mogelijkheid van de  werknemer in voorkomend geval, dat hij wordt beperkt in zijn mogelijkheden om andere werkzaamheden te aanvaarden, een schadevergoeding te vorderen. De rechter kan het beding vernietigen indien het zwaarwegende belang naderhand niet aanwezig bleek te zijn of alsnog is komen te ontbreken of indien de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld.

Voor meer informatie belt u met 0900-0600 of u stelt een vraag aan advocaten.nl