Verhuurder is de klos bij hennepteelt

Het telen van hennep, het produceren van xtc en andere harddrugs, etc. zijn misdrijven op grond van de Opiumwet. Gebeurt dit in uw eigendom, dan kan de Burgemeester uw bedrijfspand of woonhuis voor lange tijd te sluiten. Als verhuurder is dat wel het laatste waarop je zit te wachten. Een hennep-pand blijkt vaak ernstig beschadigd. Die schade is niet verzekerd en verhaal op de criminelen blijkt vaak onbegonnen werk.
Ook kan de verhuurder nog eens strafrechtelijk vervolgd worden als niet kan worden aangetoond dat deze op geen enkele manier betrokken is bij de drugsactiviteiten en als verhuurder zijn verantwoordelijkheden onvoldoende heeft ingevuld.

Een verhuurder dient dus kritisch te zijn op een kandidaat huurder. Met welk doel wil de huurder huren? Check de gegevens van de huurder bij KvK. Maak een kopie van het originele paspoort of rijbewijs. Is de huurder zelf diegene die gaat huren? Vraag een VOG-verklaring, doe navraag bij een gerenommeerde makelaar, accepteer geen contante betaling van de huurprijs.

Daarnaast dient de verhuurder zich contractueel het recht voor te behouden om incidenteel en onaangekondigd het huurpand te mogen inspecteren. Het is ook verstandig om de huurder zelf een contract met het energiebedrijf af te laten sluiten en als verhuurder zich af te melden. Geef de huurder een schriftelijke gebruik- en veiligheidsinstructies, waarin u o.a. vastlegt waarvoor de huurder het pand mag gebruiken. Ook is het opnemen van onderstaande clausules is aan te raden:

Schade aan het verhuurde pand of aan derden is voor rekening van de huurder;
Wijzigingen aan het gebouw en in de elektrische installatie zijn niet toegestaan;
Het recht om, als verhuurder, periodiek onaangekondigd het gehele bedrijfspand te inspecteren;
Sta geen onderverhuur toe;
Gebruik ten behoeve van illegale activiteiten is niet toegestaan.

Bij constatering van één of meer overtredingen wordt de huurovereenkomst ontbonden en het pand ontruimd.

Uiteraard kunnen wij een huurovereenkomst op maat opstellen, waarbij de contractuele risico’s op ongewenste hennepteelt zoveel als mogelijk worden afgedekt. Pas nadat zo’n huurovereenkomst is getekend en de borg en huur per bank is betaald, geeft u tenslotte de sleutels af. Ook is het verstandig om regelmatig langs het pand te rijden, ogen, oren en neus de kost te geven en bijvoorbeeld eens per twee maanden ongevraagd aan te kloppen voor inspectie. Meer voorzorgsmaatregelen kunt u niet treffen. U bereikt daarmee wel dat de kans op hennepteelt in het verhuurde pand minimaal is en bespaart uzelf daarmee een hoop ellende en schade. Burgemeesters zijn bevoegd op grond van gemeentelijk beleid om bedrijfspanden standaard voor minimaal zes maanden en woningen voor één tot drie maanden te verzegelen. Een hele dure les voor een verhuurder die dacht met een hele nette huurder van doen te hebben.

Bron: Actuele artikelen

De scholingsverplichting voor de werkgever

Sinds 1 juli 2015 is in artikel 7:611a BW de verplichting voor de werkgever opgenomen om de werknemer de scholing te laten volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. Op zich zat deze verplichting voor de invoering van de WWZ (Wet Werk en Zekerheid) al verpakt in het goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW maar naar aanleiding van een uitspraak van de kantonrechter in Alkmaar is te zien dat deze expliciete verplichting ook gevolgen heeft.

Een werkgever had sinds 2003 een werkneemster in dienst in een functie waarvoor in januari 2014 wettelijk was vastgelegd dat binnen twee jaar na 1 april 2014 bepaalde kwaliteitseisen zouden gaan gelden. Meer specifiek moest deze werkneemster tegen die tijd een passende MBO-4 opleiding hebben voltooid.

De werkgever informeert zo links en rechts naar opleidingsmogelijkheden en de kosten daarvan maar onderneemt niets. Pas in mei 2015 belegt de werkgever een personeelsvergadering waarin wordt aangegeven dat de werknemers in staat zouden worden gesteld op kosten van werkgever een opleiding te volgen en twee maanden later zet de werkgever een en ander dan eindelijk in werking.

De werkneemster moet 10 ervaringscertificaten halen om voor een MBO-4 diploma in aanmerking te komen. Eind maart 2016 is haar dat niet gelukt en ook de uitgestelde deadline vanuit de overheid om uiterlijk 1 juli 2016 aan de opleidingseis te voldoen, haalt zij niet noch is er een reële mogelijkheid dat zij op korte termijn alsnog haar opleiding kan voltooien.

De werkgever verzoekt de kantonrechter vervolgens om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. In artikel 7:669 lid 3 BW staat een limitatieve lijst van ontbindingsgronden. De belangrijkste zijn disfunctioneren (onder d.), verwijtbaar handelen (onder e.) en een verstoorde arbeidsverhouding (g.) maar er is ook een restcategorie de zg h-grond. Op grond van andere omstandigheden, niet vallende onder de eerder genoemde ontbindingsgronden, kan een werkgever soms om ontbinding vragen. Een voorbeeld daarvan is wanneer iemand, zoals hier, zijn functie niet meer kan uitoefenen omdat hij niet (meer) aan de wettelijk gestelde opleidingseisen voldoet.

Wanneer een dienstverband langer dan twee jaar heeft geduurd en op initiatief van de werkgever wordt beëindigd, is de zogenaamde transitievergoeding verschuldigd (7:673 BW). Die bedraagt voor dienstjaren tot tien jaar 1/6 maandsalaris per vol gewerkt halfjaar en boven de tien dienstjaren is dat ¼ maandsalaris per gewerkt halfjaar. Deze vergoeding is veel lager dan de oude Kantonrechtersformule die voor de invoering van de WWZ werd gehanteerd in ontbindingszaken.

Dàt werkneemster haar functie niet meer kon uitoefenen omdat zij niet aan wettelijk gestelde eisen voldeed, stond buiten kijf dus de kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst onder toekenning van genoemde transitievergoeding, die in dit geval zo’n € 9.000 bedroeg.

De kantonrechter oordeelt dat de werkgever een ernstig verwijt kan worden gemaakt dat de werkneemster niet tijdig aan haar opleidingseisen voldeed. Wanneer de werkgever veel voortvarender had gehandeld en al meteen in 2014 het opleidingstraject in gang had gezet, had de werkneemster ruim een jaar langer de tijd gehad om aan haar scholingsverplichting te voldoen.

Artikel 7:671b lid 8 BW geeft de rechter de ruimte om naast de transitievergoeding een zogenaamde billijke vergoeding toe te kennen wanneer het dienstverband moet worden ontbonden als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, zoals hier. De wetgever heeft geen regels gegeven hoe die vergoeding moet worden berekend. De ernst van het verwijt maar ook de duur van het dienstverband of de leeftijd van de werknemer kunnen een rol spelen. De extra vergoeding die de rechter in deze zaak toekende was € 21.000 hetgeen neerkwam op een heel jaarsalaris.

Uit deze uitspraak volgt dat werkgevers hun scholingsverplichting maar beter zeer serieus kunnen nemen.

Bron: Actuele artikelen

gevangenisstraf voor financiering van terrorisme

Het gerechtshof Den Haag heeft op 10 maart 2017 een 29-jarige man uit Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 14 maanden voorwaardelijk voor financiering van terrorisme.

De man heeft in de periode van 16 september 2013 tot en met 24 december 2014, via tussenpersonen, bijna € 17.000,- verzonden naar zijn broer, die in Syrië vocht aan de zijde van de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) en die op de Nationale terrorismelijst was geplaatst. Het hof acht tevens bewezen dat de man zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en gebruikmaking van dit geschrift, door een verzoek voorlopige aanslag, met daarin opzettelijk opgenomen onjuiste gegevens, bij de Belastingdienst in te dienen. De man heeft hierdoor ten onrechte een geldbedrag van ruim € 10.000,- van de belastingdienst ontvangen, waarvan aansluitend het grootste gedeelte is overgemaakt naar zijn broer in Syrië.
Lees verder “gevangenisstraf voor financiering van terrorisme”

bedrijfsmatig honden en katten fokken

Op de rol: ‘U mag zo een kat van mij hebben hoor’

Maria (69) uit Dordrecht houdt van haar katten, maar haar katten houden niet van haar. Nu ja, dat is niet helemaal waar. ‘Als ze een nestje krijgen, dan worden ze aanhankelijk; alleen dan mag ik ze aaien’, zegt Maria in zaal 7 van het Rotterdamse gerechtsgebouw. De katten worden gezeglijker en zo’n nestje levert op Marktplaats nog wat op ook. Met de opbrengt van de verkoop van de kittens kan Maria vervolgens haar volwassen katten en chihuahuas bekostigen. ‘Want van mijn AOW-tje alleen lukt dat niet.’ In het jargon van marketing en management: een win-winsituatie.
Hart
Lees verder “bedrijfsmatig honden en katten fokken”

Het recht op loon na een cosmetische ingreep

In Nederland heeft een werknemer recht op loon, ook als hij wegens ziekte niet in staat is de werkzaamheden te verrichten. Het risico van ziekte ligt primair bij de werkgever. Alleen indien de werknemer de ziekte welbewust, dus opzettelijk, veroorzaakt of in stand houdt kan van de hoofdregel worden afgeweken.

Ook indien de werknemer een medische ingreep ondergaat zal hij gedurende de tijd van herstel het recht op loon houden. Maar wat is de uitkomst indien die medische ingreep niet noodzakelijk is in verband met de gezondheid, maar uitsluitend op medische gronden wordt gemaakt? Deze vraag is actueel omdat tegenwoordig een cosmetische ingreep zeer gebruikelijk is.

Een werkneemster had een ooglidcorrectie ondergaan, en had zich voor de operatie en de herstelperiode voor deze cosmetische operatie aan haar gezicht ziek gemeld.

De werkgever accepteerde de ziekmelding niet en partijen kozen ervoor zich samen tot de kantonrechter te wenden met de vraag of er sprake was geweest van ziekte als bedoeld in art. 7:629 BW, en of de werkgever een loondoorbetalingsverplichting had.

De kantonrechter Middelburg overwoog in zijn vonnis van 9 juli 2012:
Rechtbank Middelburg 8 juli 2012, LJN BX5083
“Bij een cosmetische ingreep moge duidelijk zijn dat die niet in redelijkheid voor risico van de werkgever behoort te komen. De werknemer behoudt echter ook recht op loon indien hij in verband met ongeschiktheid tengevolge van ziekte verhinderd is de arbeid te verrichten. […] Tijdens het ondergaan van een cosmetische ingreep is er in ieder geval nog geen sprake van ziekte, ervan uitgaande dat bij het ontbreken van een medische noodzakelijkheid, de wens tot verfraaiing van het uiterlijk de reden was om tot een cosmetische ingreep te komen, met andere woorden, er dus sprake was van een persoonlijke keuze. De vraag is of de herstelperiode na een cosmetische ingreep gelijk te stellen is aan ziekte. Indien een werknemer in de herstelperiode verhinderd is de arbeid te verrichten ten gevolge van zijn lichamelijke toestand is er volgens de wet sprake van ziekte. Artikel 7:629 lid 1 BW maakt geen onderscheid naar de aard en oorzaak van de ziekte.”

De volgende vraag natuurlijk of de ziekte door opzet van de werknemer was veroorzaakt. Volgens de kantonrechter zou dat het geval zijn, indien de werknemer zeker weet dat hij na de ingreep een bepaalde periode niet in staat zal zijn de bedongen arbeid te verrichten. “Er is dan sprake van het zogenoemde zekerheidsbewustzijn van de werknemer dat hij door ziekte verhinderd zal zijn de bedongen arbeid te verrichten gedurende de periode van herstel.”

Dit zekerheidsbewustzijn is volgens de kantonrechter gelijk aan opzet. “Een uitzondering op het opzet van de werknemer kan bestaan indien er complicaties optreden die niet behoren bij een normaal te verwachten herstel.” Volgens de kantonrechter is de ziekte niet opzettelijk is veroorzaakt als er sprake is van een medische noodzaak.

De volgende vraag is dan of er hier sprake was van een zuiver cosmetische ingreep, of dat er ook een medische noodzaak tot deze operaties was.

Daarbij is volgens de kantonrechter niet van doorslaggevend belang de vraag of de ingreep wordt vergoed door de verzekeraar. Over de medische noodzaak van de ingrepen kon de kantonrechter pas in een volgende ronde een beslissing geven

In de vervolguitspraak in dit geschil van de kantonrechter Middelburg op 24 juni 2013 kwam de volgende vraag aan de orde.
De werkgever had het loon gedurende de herstelperiode wel aan de werkneemster doorbetaald, maar had het totaal aantal dagen van afwezigheid van de werkneemster (45,6 uur) in mindering gebracht op haar verlofsaldo. De vraag was of dit terecht was. De werkneemster vorderde dat de werkgever de verlofuren weer aan haar verlofsaldo zou toevoegen.
De vraag was daarbij of de operaties medisch gezien noodzakelijk waren of enkel waren ingegeven door cosmetische motieven.

Volgens de kantonrechter  het oordeel “of een ingreep medisch noodzakelijk/geïndiceerd is primair ter beoordeling aan de behandelend arts.”
De werkneemster had een brief van haar behandelend plastisch chirurg in het geding gebracht waaruit, kort gezegd, onder andere bleek dat er bij de werkneemster sprake was van een teveel aan huid bij de oogleden met klachten van vermoeidheid en gezichtsveldbeperking. Dat de werkneemster voor de ingreep door de plastisch chirurg niet was doorverwezen door haar huisarts, deed aan de verklaring van de plastisch chirurg voor de kantonrechter niet af.

De bedrijfsarts heeft in eerste instantie het medisch oordeel van de plastisch chirurg bevestigd: “Advies: Op basis van de verkregen informatie van de plastisch chirurg is er zeker sprake van een medische indicatie voor de operatie hoewel die esthetisch van aard is geweest maar veel lijdensdruk heeft verminderd. De plastisch chirurg is daar duidelijk in hoewel de criteria van de zorgverzekering tegenwoordig anders liggen (…)”. Later is de bedrijfsarts hierop weer teruggekomen, maar hieraan hechtte de kantonrechter geen waarde. De kantonrechter overwoog wederom dat de door zorgverzekeraars gehanteerde maatstaven niet van doorslaggevende betekenis zijn.

Het oordeel van de behandelend arts van de werkneemster, en de aanvankelijke bevestiging van de bedrijfsarts, neemt de kantonrechter als doorslaggevend aan voor de vraag of er sprake is van een operatie die mede uit medisch oogpunt noodzakelijk was. De vordering van de werkneemster werd toegewezen.

Conclusie

Samengevat heeft de kantonrechter de vraag over de cosmetische ingreep en recht op doorbetaling van loon als volgt beantwoord:

1) Is er bij een cosmetische ingreep sprake van een ziekte als bedoeld in artikel 7:629 BW?
Nee, een cosmetische ingreep zonder medische noodzaak is geen ziekte.

2) moet er voor de beantwoording van vraag 1 onderscheid gemaakt worden tussen de dag van opname en de hersteldagen?
Ja, de herstelperiode na een cosmetische ingreep moet worden gelijk gesteld aan ziekte.

3)Is er sprake van een situatie als bedoeld in lid 3 sub a van artikel 7:629 BW (de ziekte is door zijn opzet veroorzaakt)?
ja, indien de werknemer zeker weet dat hij na de ingreep een bepaalde periode niet in staat zal zijn de bedongen arbeid te verrichten. Er is geen sprake van opzet indien er complicaties optreden die niet behoren bij een normaal te verwachten herstel, of er een medische noodzaak bestaat voor de ingreep.

Verplichte behandeling voor brandstichter auto in Utrecht

Een 22-jarige man uit Utrecht is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen. Een deel van de gevangenisstraf, 36 dagen, wordt voorwaardelijk opgelegd. Hij vernielde in november 2016 in Utrecht een auto door brand te stichten aan de voorband.

Verplichte opname kliniek

De brand werd gesticht vlakbij de woonvoorziening waar de man begeleid woonde. De man kampt met een borderline stoornis en pyromanie en is eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Omdat de man al 54 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten zal hij direct een behandelingstraject in gaan. De man moet zich verplicht laten opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek. Ook moet de man een schadevergoeding betalen van 1597,39 euro aan de eigenaar van de auto.
Vrijspraak brandstichting leegstaand bedrijfspand
Lees verder “Verplichte behandeling voor brandstichter auto in Utrecht”

Kabinet gaat aan de slag met mkb-toets

Het kabinet gaat een speciale mkb-toets uitwerken die het makkelijker moet maken om voor kleine bedrijven om te voldoen aan allerlei wettelijke verplichtingen.

Minister Henk Kamp (Economische Zaken) heeft een brief
naar de Tweede Kamer gestuurd over de uitvoering van twee moties over de mkb-toets. In de tweede helft van het jaar stuurt het ministerie meer informatie over de maatregelen.

Minister Kamp wil de bedrijfseffectentoets, die nu in de praktijk nauwelijks wordt toegepast, omzetten in een mkb-toets, waarbij de effecten voor kleine bedrijven veel zwaarder meewegen.

Zo moet bij nieuwe wetten en regels beter worden gekeken of het haalbaar is voor kleinere bedrijven om zich eraan te houden. Ondernemingen met maar enkele tientallen medewerkers kunnen geen extra werknemers inhuren die speciaal kijken naar het voldoen aan alle wettelijke verplichtingen.
Commissie

Voor bestaande wetgeving wil Kamp een publiek-private adviescommissie instellen, met daarin ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, om knelpunten in bestaande wet- en regelgeving te agenderen en vaart te maken met herziening.

“Belangenorganisatie MKB-Nederland reageert verheugd en spreekt van een doorbraak. “Zeker Henk Kamp verdient een groot compliment”, aldus Michaël van Straalen. “Hij heeft hiervoor zijn nek uitgestoken en goed naar onze signalen geluisterd. Zo wordt het mkb zelf in Kamp zijn plannen veel beter betrokken bij het wetgevingsproces. Dat juichen we enorm toe.”

Bron: Nu.nl

Geen straf voor onjuiste urenregistratie door politieman

Rechtbank Limburg heeft op[ 10 maart 2017 geoordeeld dat een 57-jarige man uit Kerkrade schuldig is aan valsheid in geschifte, maar de rechtbank legt hem geen straf op. De rechtbank vindt dat de politieman door zijn ontslag al zwaar is gestraft.

Valsheid in geschrifte

De rechtbank oordeelt dat deze politieman in 2014 gewerkte uren – veelal in het weekend – onjuist heeft geregistreerd met als doel een hogere toelage voor onregelmatig werk. Daarmee heeft hij zich meerdere malen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Als gevolg daarvan is hij – ondanks vele dienstjaren – ontslagen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het ontslag grote emotionele impact heeft.

Bij de behandeling van deze strafzaak bleek dat het voorkomt dat bij de politie wel vaker uren op andere tijdstippen worden geregistreerd, echter niet – zoals in dit geval – in afwijking van het werkelijke aantal gewerkte uren.

Wel schuldig, geen straf

De officier van justitie wilde dat de rechtbank een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf zou opleggen. De rechtbank vindt echter dat de politieman door zijn ontslag al zwaar is gestraft. Om die reden verklaart de rechtbank hem schuldig, maar legt zij geen straf op.
Uitspraken

Bron: rechtspraak.nl

Directeur en bedrijf veroordeeld voor dodelijk ongeluk mestsilo Makkinga

Het mestmixbedrijf uit Abbega en de directeur zijn door de rechtbank Overijssel veroordeeld voor het dodelijke ongeluk bij het schoonmaken van een mestsilo in Makkinga. De rechtbank oordeelt dat de man zijn zorgplicht voor de medewerkers ernstig heeft verzaakt. Het bedrijf krijgt een boete van 100.000 euro opgelegd. De directeur is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en 1 jaar voorwaardelijke celstraf met een proeftijd van 3 jaar. Bij het ongeluk in 2013 kwamen 3 mensen om het leven en raakte een ander zwaargewond.

Ten dode opgeschreven

De directeur liet twee van zijn werknemers onder levensgevaarlijke omstandigheden werken in een mestsilo, zonder dat zij een goede uitrusting hadden of voldoende waren voorgelicht. De directeur stelde zijn mensen bloot aan een situatie waarin de man in de silo ten dode was opgeschreven als er iets met  hem zou gebeuren en hij er niet zelf uit kon komen. Hierdoor zijn twee werknemers overleden. Ook de zoon van de veehouder, die de mannen probeerde te redden, is omgekomen. Een vierde slachtoffer heeft het ternauwernood overleefd.

Geen risico-inventarisatie

Er was geen risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) gemaakt voor het schoonmaken van mestsilo’s. De werknemers waren hierdoor ook onvoldoende voorgelicht. Ook waren er geen adequate maatregelen getroffen voor dit werk, door het gebruik van ondeugdelijke apparatuur. De werknemers waren onvoldoende beschermd tegen het gevaar dat gepaard gaat met de reiniging van mestsilo’s. Zij kregen bovendien geen doeltreffende hulpmaatregelen om te kunnen ontsnappen aan het gevaar dat op 19 juni 2013 bewaarheid werd.

Onderzoek verplicht

De rechtbank oordeelt dat de wettelijke verplichting tot een RI&E er niet voor niets is; het geeft invulling aan de algemene onderzoeksplicht, te vervullen zoals een zorgvuldig werkgever betaamt. Als het bedrijf en de directeur wel de verplichtingen in dat verband waren nagekomen, dan was bekend dat de beschikbaar gestelde hulp- en beschermingsmiddelen onvoldoende waren voor de gevaarlijke omstandigheden waaronder de werknemers hun werk in de mestsilo moesten doen.

De rechtbank merkt op dat een werkgever simpelweg zijn mensen niet mag blootstellen aan een gevaarlijke arbeidsplaats, zoals een mestsilo, als er geen adequate bescherming of een noodplan is. Wat er verder ook zij van de haalbaarheid in praktische of financiële zin van dergelijke maatregelen. Lees verder “Directeur en bedrijf veroordeeld voor dodelijk ongeluk mestsilo Makkinga”

Kantonrechter drukker door verhoging competentiegrens

De verruiming van de bevoegdheid van de kantonrechter heeft geleid tot ongeveer 25 procent meer rechtszaken met een belang tussen 5.000 en 25.000 euro. Dit blijkt uit het eindrapport over de evaluatie van de competentiegrensverhoging.

In 2011 werd de zogenoemde competentiegrens voor , zaken verhoogd van 5.000 naar 25.000 euro. Zaken met een financieel belang van meer dan 5.000 euro werden tot 2011 door de handelsrechter behandeld. Bij de kantonrechter is het niet verplicht om een advocaat in te schakelen, bij de handelsrechter wel.

Het is niet te zeggen of de stijging van het aantal zaken volledig is toe te schrijven aan de aanpassing van de competentiegrens, omdat tegelijkertijd de griffierechten voor deze zaken werden verlaagd met maximaal 314 euro. Een tweede conclusie is dat de rechtsgang bij de kantonrechter goedkoper is: eisers waren in de oude situatie 3.000 euro kwijt, in de nieuwe situatie is dat nog duizend euro.

In de politieke discussie over de verhoging van de competentiegrens was veel aandacht voor de gevolgen van het feit dat mensen niet langer verplicht gebruik hoeven te maken van een advocaat. Hoewel de kwaliteit van de rechtshulp is gedaald, blijkt de tevredenheid van de rechtzoekenden over de ontvangen rechtshulp toegenomen. De verklaring is, volgens de onderzoekers, waarschijnlijk het feit dat mensen nu vrij zijn om te kiezen of ze hulp inroepen en zo ja van wie.

De rechtsgang wordt, tot slot, als rechtvaardiger beoordeeld. Vooral verliezende partijen voelen zich beter geïnformeerd, beter gehoord en beter behandeld.

Bron: Mr-Online