Een artikel 12-procedure, waarmee het gerechtshof het Openbaar Ministerie(OM) de opdracht kan geven een misdrijf toch te vervolgen, duurt vaak langer dan de 6 maanden die betrokken instanties voor ogen hebben. Dit komt vooral door de complexiteit van de procedure, maar ook omdat tijdens de procedure verschillende organisaties van elkaar afhankelijk zijn en op elkaar zitten te wachten. Tot deze conclusies komen onderzoekers van het Montaigne Onderzoekscentrum in een onlangs verschenen onderzoek (uu.nl)U verlaat Rechtspraak.nl.
Omdat het gerechtshof het ‘eindstation’ van de procedure is, worden daar volgens de onderzoekers de problemen met de procedure duidelijk zichtbaar. Zo kunnen bijvoorbeeld geplande zittingen niet doorgaan omdat nog niet alle benodigde informatie is aangeleverd bij het hof.
Vervolging
Als het OM besluit een misdrijf niet te vervolgen, kunnen direct belanghebbenden (zoals bijvoorbeeld het slachtoffer of nabestaanden) hierover een klacht indienen bij het gerechtshof. Dit wordt een artikel 12-procedure genoemd, naar het wetsartikel waarmee de procedure wordt geregeld. Als hof vindt dat de belanghebbende gelijk heeft, kan het OM worden opgedragen toch te vervolgen.
De onderzochte procedure is de enige manier waarop belanghebbenden iets tegen een beslissing van het OM om niet (verder) te vervolgen kunnen doen. De procedure vervult dus een belangrijke controlefunctie op het werk van de overheid. Dit wordt ook gevoeld door professionals, zoals advocaten, officieren van justitie en rechters. Ze beschouwen de procedure niet alleen als een noodzakelijke controle op het OM, maar ook als belangrijk voor de acceptatie en legitimatie van het Nederlands rechtssysteem – mensen en organisaties kunnen ervaren dat de overheid niet ongecontroleerd beslissingen kan nemen.
Ervaringen
De onderzoekers vroegen ook aan mensen waarom ze een artikel 12-procedure wilden starten. Het blijkt dat het verlangen naar een rechtvaardige behandeling een belangrijke reden is. Dat is vaak nog belangrijker dan de uiteindelijke vraag of ze een zaak winnen of verliezen. Ook is gemeten hoe rechtvaardig deze mensen zich behandeld voelden door de politie, het OM en het gerechtshof. Hierbij valt op dat mensen die een lage ‘procedurele rechtvaardigheid’ ervaren, lage rapportcijfers geven aan deze instanties en het strafrechtsysteem in het algemeen. Het gaat hierbij om de mate van rechtvaardigheid die wordt ervaren tijdens het verloop van een zaak, dit ten opzichte van ‘uitkomstrechtvaardigheid’ waar vooral de uitkomst van een zaak belangrijk is. Mensen die een hoge procedurele rechtvaardigheid ervaren, geven relatief hogere cijfers. Over de hele linie zijn de rapportcijfers laag, waarbij rechters het minst slecht worden beoordeeld (zie afbeelding).
De onderzoekers plaatsen wel de kanttekening dat bij dit onderdeel het aantal betrokkenen dat de vragenlijsten invulde, erg laag was. Dit kan van invloed zijn op de representativiteit van dit deel van het onderzoek.
Bron: Rechtspraak