PvdA en ChristenUnie pakken incassobureaus aan


De PvdA en ChristenUnie willen veel strengere regels voor de ruim zeshonderd incassobureaus in ons land. Ze willen met een initiatiefwetsvoorstel de ,,cowboys” aanpakken ,,die met druk en intimidatie veel geld proberen te verdienen”.

Vorig jaar november waarschuwde de Autoriteit Consument & Markt (ACM) nog dat incassobureaus consumenten vaak confronteren met onterechte vorderingen, te hoge incassokosten berekenen en mensen op ontoelaatbare wijze onder druk zetten om rekeningen te betalen. En de Consumentenbond meldde in februari dat incassobureaus mensen onnodig bang maken met nepdagvaardingen.

Lees verder “PvdA en ChristenUnie pakken incassobureaus aan”

Overeenkomsten sluiten doet iedereen

De meeste geschillen ontstaan pas na het sluiten van de overeenkomst,

Een overeenkomst sluiten klinkt als iets formeels. Toch doen we het praktisch iedere dag. Een brood bij de bakker kopen, de boodschappen bij de supermarkt, een bezoekje aan de kapper… Het kan dan geen kwaad om er iets meer over te weten.

Een overeenkomst hoeft niet per sé op papier te staan, een mondelinge overeenkomst is net zo rechtsgeldig (behoudens enkele uitzonderingen). Krijgen partijen een geschil met elkaar over de uitvoering van de overeenkomst, dan is het wel handig om een schriftelijke overeenkomst te hebben, zodat je kunt bewijzen wat er precies is afgesproken.

Lees verder “Overeenkomsten sluiten doet iedereen”

minimumjeugdloon vanaf 21 jaar geschrapt

Asscher schrapt minimumjeugdloon vanaf 21 jaar

Jongeren vanaf 21 jaar gaan hetzelfde minimumloon verdienen als volwassenen. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schaft het minimumjeugdloon af voor jongeren tussen 21 en 23 jaar, want “volwassenen verdienen een volwassen loon”, aldus de bewindsman.

Minister Asscher presenteerde zijn voorstellen in Den Haag in aanwezigheid van enkele tientallen enthousiaste actievoerders van de jongerenvakbond van de FNV. De afschaffing gebeurt in twee stappen: volgend jaar en in 2019.

De Tweede Kamer, waaronder regeringspartij PvdA, pleitte al langer voor een verhoging van jeugdlonen. Om te voorkomen dat bedrijven jongeren te duur gaan vinden, komt er voor werkgevers een compensatieregeling.

Dat gebeurt via de subsidieregeling ‘lage inkomensvoordeel’. Via deze Liv kunnen werkgevers te beginnen in 2017 subsidie krijgen voor laagbetaalde werknemers. Voor de compensatie van de hogere jeugdlonen trekt het kabinet 100 miljoen euro uit, bovenop de 500 miljoen die al voor de Liv beschikbaar is. De 100 miljoen betalen werkgevers overigens zelf want het komt uit de kas voor arbeidsongeschikten.

Door die vergoeding kan ook coalitiepartner VVD zich vinden in de verhoging. De VVD spreekt over een ‘evenwichtige’ regeling. De liberalen vreesden onder meer dat de jeugdwerkloosheid zou stijgen.

Bron: PenO Actueel

nieuwe wet Acquisitiefraude

Acquisitiefraude aangepakt en strafbaar gesteld

Wet tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tegengaan van acquisitiefraude door het doen van misleidende mededelingen jegens diegenen die handelen in de uitoefening van hun beroep, bedrijf of organisatie en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van acquisitiefraude.

Bij acquisitiefraude gaat het om ‘misleidende handelspraktijken tussen organisaties, waarbij bepaalde verkooptechnieken worden gebruikt gericht op het winnen van vertrouwen en het wekken van verwachtingen teneinde de ander te bewegen tot het aangaan van een overeenkomst, waarbij de tegenprestatie niet of nauwelijks naar behoren wordt geleverd.’ Het probleem van acquisitiefraude is al lange tijd bekend, maar lijkt steeds ernstigere vormen aan te nemen. Omdat de bewijsbaarheid van het strafbare karakter van acquisitiefraude binnen het huidige strafrechtelijke kader een probleem vormt, zijn de meeste ondernemers afhankelijk van het oordeel van de civiele rechter. Op dit moment komen drie rechtsmiddelen daadwerkelijk in aanmerking voor gedupeerde ondernemers: een vordering uit bedrog, dwaling en/of wanprestatie. Omdat het misleidende dan wel bedrieglijke karakter van acquisitie-fraude onder de huidige civielrechtelijke bepalingen echter moeilijk bewijsbaar blijkt, moet volgens de initiatiefnemers een aparte bepaling worden geformuleerd. De bewijslast moet hierbij – overeenkomstig artikel 6:193j lid 1 en 6:195 lid 1 van het BW – in dergelijke gevallen bij de acquisiteur worden gelegd, zodat gedupeerden eenvoudiger onder de overeenkomst uit kunnen komen. Met de in deze wet geïntroduceerde leden 2 en 3 van artikel 6:194 BW zullen acquisitiefraude, alsook overeenkomsten welke tot stand zijn gekomen als gevolg van dergelijke praktijken, voortaan te boek staan als onrechtmatig en kan door een gedupeerde ondernemer bij de rechter een vruchtbaar beroep worden gedaan op het niet rechtsgeldig zijn van een op dergelijke wijze tot stand gekomen contract. Daaruit voortvloeiend dient een gedupeerde ondernemer aldus van contractuele verplichtingen te kunnen worden ontheven alsmede schadeloos te kunnen worden gesteld. De rechter krijgt daarnaast de mogelijkheid de partij die de misleidende mededeling heeft gedaan te verbieden om voortaan dergelijke mededelingen te doen, en de acquisitiefraudeur te veroordelen tot rectificatie. Daartoe is artikel 6:196 van het BW aangepast.

De wet regelt voorts dat acquisitiefraude ook strafrechtelijk kan worden aangepakt. In het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht wordt onder Titel XXV inzake bedrog een nieuw artikel ingevoegd dat acquisitiefraude strafbaar stelt. Bij amendement is daaraan toegevoegd dat acquisitiefraude bovendien een delict is waarvoor voorlopige hechtenis kan worden toegepast.

Source: Nederlands Juristenblad

meer bevoegdheden bestuursrechter

Bestuursrechter moet meer bevoegdheden krijgen

De rechter moet meer bevoegdheden krijgen om beleid van gemeenten te kunnen toetsen. Dit zou tegenwicht bieden aan de huidige praktijk waarin gemeenten steeds meer vrijheid krijgen om zelf sociaal beleid te ontwikkelen.

Dit concluderen 4 Groningse rechtswetenschappers in een verschenen onderzoek dat ze verrichtten in opdracht van Instituut GAK.

Voorbeelden van beleidsterreinen waar gemeenten meer bevoegdheden kregen zijn de sociale bijstand en de maatschappelijke ondersteuning. De onderzoekers gingen na welke gevolgen deze veranderingen hebben voor het functioneren van de rechtsstaat. Doordat gemeenten verschillend beleid voeren, ontstaat er voor burgers rechtsongelijkheid. In de ene gemeente krijgen zij bepaalde zorg of uitkeringen wel, in andere niet.

 Meer bevoegdheden

De bestuursrechter zou volgens de onderzoekers de bevoegdheid moeten krijgen bij een verschillende invulling van gemeenten van landelijk beleid in te kunnen grijpen. De rechter kan nu alleen in individuele zaken oordelen. De rechtswetenschappers pleiten ook voor een (collectieve) klachtenprocedure over de schending van sociale grondrechten bij het College voor de Rechten van de Mens. Zo’n procedure kan functioneren als een ‘geschikt alarmsysteem’ voor tekortschietend gemeentelijk sociaal beleid, menen de onderzoekers.

 Waarschuwing

De Raad voor de rechtspraak heeft in een wetgevingsadvies over de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 al gewaarschuwd voor het mogelijk optreden van rechtsongelijkheid en minder rechtsbescherming als gevolg van deze wet.

Bron: Rechtspraak.nl

Wetsvoorstel Europees bankbeslag leidt tot rechtsongelijkheid

Juristen zijn kritisch op het recente wetsvoorstel van minister Van der Steur waarmee Nederlandse consumenten en bedrijven gemakkelijker conservatoir beslag kunnen leggen op een bankrekening in een ander land binnen de Europese Unie.

Onlangs diende Van der Steur een wetsvoorstel hierover in bij de Tweede Kamer. Nu nog moeten schuldeisers eerst bij de rechter langs in het land waar het geld van de schuldenaar op een rekening staat. In de toekomst kunnen Nederlandse schuldeisers een Europees bevel vragen bij een Nederlandse rechter, wat geld en tijd zou besparen.

“De hoogste tijd!”, twitterde Jeroen Elslo (Voordaan Advocaten). “Dit wetsvoorstel is een goede zaak”, zegt hij in een reactie. “Het is de invoering van de verordening Europees bankbeslag, die de interne markt wat meer gelijktrekt. Doordat steeds meer bedrijven over de grens zaken doen, zie je ook steeds meer onbetaalde buitenlandse rekening. Ik heb behoorlijk wat van die dossiers.”

Het klinkt mooier dan het is, reageert Ivo de Rooij, wiens kantoor Van Rooij & Pijnackerook internationale incasso’s doet. De verordening is immers niet van toepassing op het huwelijksvermogensrecht, testamenten en erfenissen, vorderingen tegen een schuldenaar in een insolventieprocedure en socialezekerheidsrecht, zegt hij. Ook vallen veel soorten bankrekeningen er niet onder. Tot slot wordt het begrip ‘bankrekening’ niet al te breed gedefinieerd. “Financiële instrumenten, zoals aandelen, vallen niet onder de verordening.”

En dat is niet het enige, zegt De Rooij. “Je krijgt pas informatie over het saldo op de bankrekening als je in het bezit bent van een uitvoerbare titel. Je moet dus heel lang wachten voordat je weet dat je beet hebt. Dat is een tegenvaller.” Dat geldt ook voor de eis dat bij de Europese procedure de schuldeiser vooraf zekerheid moet stellen als hij een verzoek indient om een beslagbevel voordat hij een rechterlijke beslissing heeft verkregen. Dat is in de praktijk een obstakel omdat niemand bedragen wil voorschieten, zeker niet als het om veel geld gaat.”

Ook gerechtsdeurwaarder Oscar Boeder (AGIN Boeder) is kritisch. “Ik zie een groot probleem. Een buitenlandse schuldeiser krijgt rekeningsbevragingsbevoegdheid als de schuldenaar in Nederland zit, een Nederlandse schuldeiser niet. Een Fransman kan dus nagaan waar een Nederlandse schuldenaar bankiert, een Nederlandse schuldeiser kan dat niet. Nederlanders zijn dus in het nadeel in hun beslagmogelijkheden op Nederlanders. Dat is rechtsongelijkheid.”

Advocaat Van Rooij: “Ik moet allemaal nog maar zien of dit wetsvoorstel in de praktijk een verbetering is. Bovendien: een beslaglegging op bankrekeningen levert overigens over het algemeen vaak niet veel op.”

Bron: Mr-online

Aanbevelingen voor betere rechtsbijstandverlening

Meer regie door de Raad voor Rechtsbijstand en het Juridisch Loket en samenvoeging van beide organisaties met behoud van hun ‘sterke merknamen’.

Dit beveelt de commissie gesubsidieerde rechtsbijstand (‘commissie-Wolfsen’) aan in een rapport dat gisteren aan de minister van Veiligheid en Justitie is aangeboden. De commissie was in februari in het leven geroepen met 2 opdrachten. De eerste was om de oorzaken voor de stijging van de kosten voor gesubsidieerde rechtsbijstand te onderzoeken. De tweede opdracht was alternatieven aan te dragen voor een door het kabinet voorgestelde wijziging van het stelsel van rechtsbijstand. In afwachting van de bevindingen van de commissie-Wolfsen trok de toenmalige staatssecretaris Teeven zijn wetsvoorstel in. De Raad voor de rechtspraak constateerde in zijn wetgevingsadvies over dit voorstel dat de voorgestelde wijzigingen ‘te veel uit gaan van de zelfredzaamheid van burgers’.

Zwakke plekken

De commissie noemt in haar rapport een scala aan oorzaken en achtergronden van de ontwikkelingen in de uitgaven aan gesubsidieerde rechtsbijstand. Op basis hiervan wijst zij op een aantal zwakke plekken in het huidige stelsel, waaronder het ontbreken van goede coördinatie en een gebrekkige uitwisseling van informatie tussen partijen en instanties en het structureel niet innen van eigen bijdragen van rechtzoekenden. Er is sprake van ‘verbrokkeling’ van het huidige stelsel en ‘eenduidige sturing’ ontbreekt.

Mogelijkheden

De commissie-Wolfsen ziet mogelijkheden voor een betere rechtsbijstandverlening. Voor de Nederlandse Orde van Advocaten en de Raad voor Rechtsbijstand ziet ze de opdracht weggelegd gezamenlijk te voorzien in adequate kwaliteitseisen. Deskundigheidseisen voor verschillende rechtsgebieden moeten over de hele linie op een hoger niveau komen te liggen en qua niveau met elkaar te vergelijken zijn. Ook adviseert de commissie het aantal rechtsterreinen waarop advocaten zaken kunnen aannemen, in overleg met de Orde, te beperken.
Regie
Verbetering van het stelsel gaat volgens de commissie Wolfsen niet zonder versterking van de regie hierover: ‘regie maakt het mogelijk het juiste werk toe te wijzen aan de juiste rechtsbijstandverlener’. Die regie moet er komen door ‘sterke intensivering’ van de samenwerking tussen Raad voor Rechtsbijstand en het Juridisch Loket. Door de versterking van de regierol kan de eigen bijdrage die betaald moet worden voor rechtsbijstand van een advocaat, voor de meeste burgers met ongeveer een kwart lager, aldus de commissie, die samenvoeging van Raad voor Rechtsbijstand en Juridisch Loket adviseert.
De minister van Veiligheid en Justitie reageert in het voorjaar op het rapport.

Groot belang

In haar rapport onderstreept de commissie-Wolfsen het belang van gesubsidieerde rechtsbijstand. In haar voorwoord staat: ‘Vertrouwen in het recht en gelijkwaardige participatie van alle burgers binnen het recht zijn voorwaarden voor het goed functioneren van een sociale en democratische rechtsstaat. Dat betekent dat de toegang tot recht voor eenieder goed moet zijn geborgd; dat is de toegang die een rechtzoekende heeft tot informatie, overleg, onderhandeling en tot de rechter. Een (te) geringe financiële draagkracht mag er niet toe leiden dat redelijk handelende rechtzoekenden verstoken zijn of blijven van rechtsbijstand en van de rechter.’

Schade uit onrechtmatige: Gemeenschaps- of privéschuld?

De rechtbank beoordeelt of een schuld die tijdens het huwelijk is ontstaan vanwege onrechtmatig handelen door de man, is aan te merken als gemeenschapsschuld of privéschuld.

De feiten

M en V zijn in 1996 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2010 door echtscheiding is ontbonden. Tijdens het huwelijk hebben eisers obligatieleningen van € 100.000 verstrekt aan de BV van M. Dit bedrag is niet terugbetaald. De BV is tot terugbetaling veroordeeld, maar bood geen verhaal. Om die reden hebben de eisers M tot betaling aangesproken. M is veroordeeld tot terugbetaling en is als bestuurder persoonlijk aansprakelijk geacht voor de door eisers geleden schade. Vervolgens hebben eisers V aansprakelijk gesteld voor 50% van de schuld van M.

Ontstaan schuld

Vast staat dat de vordering van eisers op M is ontstaan in de periode dat M en V nog met elkaar gehuwd waren. Het huwelijk is vóór 1 januari 2012 ontbonden. Om die reden zijn de bepalingen zoals die luidden voor de inwerkingtreding van de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen, van toepassing.

Uitgangspunt

Gedurende het bestaan van de gemeenschap van goederen kan iedere echtgenoot ten laste van de gemeenschap schulden aangaan, maar is alleen de echtgenoot die de schuld is aangegaan voor die schuld aansprakelijk. De schuldeiser kan verhaal zoeken op het gemeenschapsvermogen en op het privévermogen van de echtgenoot die de schuld aanging. Na de ontbinding van de gemeenschap komt daar, op grond van artikel 1:102 BW (oud), voor wat betreft de aansprakelijkheid bij dat iedere echtgenoot voor 50% ook hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de gemeenschapsschulden die door de andere echtgenoot zijn aangegaan. De ontbinding van de huwelijksgemeenschap leidt aldus tot uitbreiding van de aansprakelijkheid van de echtgenoten voor gemeenschapsschulden.

Privéschuld?

V betwist dat zij voor de helft van de schuld van M aansprakelijk is. Volgens haar is geen sprake van een gemeenschapsschuld, maar van een privéschuld. De schuld van M is ontstaan uit hoofde van onrechtmatige daad en is dus een verknochte schuld die niet in de gemeenschap valt. Daarom is zij hiervoor (ook na ontbinding van de huwelijksgemeenschap) niet aansprakelijk.

Verknochte schuld?

Hoofdregel is dat alle schulden in de gemeenschap vallen, ongeacht de vraag of de schuld ten behoeve van de gewone gang van de huishouding is aangegaan. Een uitzondering geldt ten aanzien van schulden die aan een van de echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, slechts in de gemeenschap vallen voor zover de verknochtheid zich hiertegen niet verzet (artikel 1:94 lid 3 BW (oud)). Of een schuld aan een van de echtgenoten verknocht is (en zo ja: in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat de schuld in de gemeenschap valt), is afhankelijk van de aard van de schuld conform de maatschappelijke opvattingen. Maatstaven van redelijkheid en billijkheid kunnen tot gevolg hebben dat wordt afgeweken van gelijke draagplicht van een schuld tussen de echtgenoten onderling. Eisers hebben volgens de rechtbank terecht betoogd dat dit voor de positie van de schuldeiser niet relevant is. Ook in het geval waarin de ene echtgenoot gehouden is om op grond van redelijkheid en billijkheid een schuld geheel te dragen, kan de schuldeiser beide echtgenoten aanspreken op grond van artikel 1:102 BW (oud).

Schuld uit hoofde van onrechtmatige daad verknocht?

Een criterium om de aard van de schuld als zijnde een verknochte schuld aan te merken, kan nergens uit worden afgeleid en is ook (nog) niet door de Hoge Raad gegeven. Volgens de wetsgeschiedenis zijn alleen schulden die gerelateerd zijn aan privégoederen van de echtgenoten te beschouwen als verknochte schulden. De regeling van de verknochtheid van een schuld dient derhalve zeer beperkt te worden uitgelegd. Algemeen wordt aangenomen dat een tijdens het huwelijk ontstane schuld die zijn oorzaak vindt in het onrechtmatig handelen van een der echtgenoten, zonder bijzondere bijkomende omstandigheden, niet als een verknochte schuld kan worden aangemerkt.

In dit licht oordeelt de rechtbank dat de schuld van eisers, ontstaan vanwege onrechtmatig handelen van M als bestuurder van de BV, onvoldoende is om als aan M verknochte schuld te beschouwen. De rechtbank acht hierbij relevant dat de door M als bestuurder verworven inkomsten ten goede zijn gekomen aan de huwelijksgemeenschap. Dat V niet betrokken of werkzaam is geweest bij de BV en niet op de hoogte was van het financiële reilen en zeilen, maakt dit niet anders. Het feit dat de schuld buiten haar medeweten zou zijn ontstaan, leidt niet tot het oordeel dat geen sprake van een gemeenschapsschuld kan zijn.
De stelling van V dat zij vermoedde dat M zich bezighield met zakelijke handelingen waarmee zij zich niet kon verenigen, biedt geen soelaas. Volgens de rechtbank lag het op haar weg om in dat geval gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid zich van aansprakelijkheid voor de door M veroorzaakte schulden te bevrijden door afstand te doen van de gemeenschap. V heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De rechtbank concludeert dat de schuld van M aan eisers ingevolge de hoofdregel van artikel 1:94 lid 1 BW (oud) als een gemeenschapsschuld moet worden aangemerkt, waarvoor V na ontbinding van de gemeenschap voor de helft aansprakelijk is.

Rechtbank Noord-Holland, 10 januari 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:342

bron: SDU

uw rechten & plichten bij incasso

Wettelijke incassotarieven vaak onbekend bij debiteuren

Zowel debiteuren als crediteuren zijn niet altijd goed bekend met de geldende wettelijke incassotarieven. De bekendheid van alle betrokken partijen met de nieuwe incassotarieven is van belang voor een goede handhaving van de wet. Onder meer op de website www.rijksoverheid.nl is informatie over incassokosten te raadplegen. Er blijken aanhoudende signalen over incassobedrijven die zich niet houden aan de wettelijke gefixeerde tarieven. Niet alleen particuliere debiteuren, maar ook ondernemers kunnen hier last van hebben.

Dit is de reden waarom het ministerie van Veiligheid en Justitie samen met VNO-NCW en MKB Nederland de voorlichting over incasso wil intensiveren. De overheid én de koepelorganisaties hebben een evident belang bij een maatschappelijk verantwoorde incasso. Natuurlijk mag men als ondernemer of overheid de incasso uitbesteden. Maar een incassobureau dat slecht werk aflevert, brengt ook reputatieschade toe aan zijn opdrachtgever. Via voorlichting zal worden getracht om de opdrachtgever, die het incassobedrijf inschakelt, bewust te laten kiezen voor een incassobureau dat voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen, zoals het correct hanteren van de maximum tarieven en het daarover correct informeren van opdrachtgever én betaalplichtigen. Een niet dwingend (wettelijk), maar zelfregulerend incassokeurmerk kan daar een goed onderdeel van zijn.

Een debiteur (ondernemer of particulier) hoeft buitengerechtelijke incassokosten die uitstijgen boven wat toegestaan is op grond van de wet niet te voldoen. Op de website van de Landelijke organisatie sociaal raadslieden (LOSR) zijn modelbrieven te downloaden waarmee men als debiteur adequaat kan reageren op te hoge tarieven. Deze modelbrieven komen erop neer dat men via die brief uitsluitend de achterstallige hoofdsom betaalt, plus wat men aan incassokosten wettelijk verschuldigd is, maar het meerdere mag weigeren te voldoen. Op die manier laat men het (proces)initiatief bij de partij die het gedeelte onredelijk hoge incassokosten zonder wettelijke grondslag bij de rechter mag proberen te vorderen.

Voor de overheid als opdrachtgever speelt het Expertisecentrum Aanbesteden (PIANOo) een rol. Het contracteren van een incassobureau maakt deel uit van het inkoopproces, bij gemeenten bijvoorbeeld. Voorafgaand aan het contracteren wordt de inkoopbehoefte vastgesteld, de markt verkend en een aanbesteding ingericht en uitgevoerd. PIANOo biedt op haar site een marktdossier Incassodiensten, met een beschrijving van de markt en aandachtspunten voor de inkoop. Belangrijk voor de praktijk is om te beseffen dat burgers en bedrijven alert moeten zijn op malafide incasso, en zich wapenen bijvoorbeeld via fraudemeldpunten. Dit zodat burgers en bedrijven die benaderd worden door een incassobureau op de hoogte zijn van hun rechten en plichten en gewaarschuwd zijn tegen malafide praktijken.

Digitale rechtszaak weer stap dichterbij

De Tweede Kamer heeft ingestemd met de invoeringswet die het mogelijk maakt dat rechtszaken in civiel recht en bestuursrecht volledig digitaal kunnen worden gevoerd. De zitting zelf blijft in deze wet buiten beschouwing.

De Rechtspraak werkt aan het moderniseringsprogramma Kwaliteit en Innovatie (KEI). Eenvoudiger procedures en digitalisering zijn hierbij kernbegrippen. De Rechtspraak zorgt in dit programma voor de aanpassing en innovatie van procedures; de minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de vereiste wetgeving. Voor professionals als advocaten wordt het in de toekomst  verplicht digitaal te procederen, privépersonen mogen nog met papier werken als zij dat liever willen. Doelstelling van digitale procedures is om de rechtspraak sneller, toegankelijker en begrijpelijker te maken.
Eerste Kamer

De wetten die het mogelijk maken rechtszaken in civiel recht en in bestuursrecht in eerste aanleg, in hoger beroep en cassatie digitaal af te handelen, werden al eerder unaniem aangenomen door de Tweede Kamer. Het was wachten op de invoeringswet U verlaat Rechtspraak.nl (zie punt 4). Nu deze drie wetten door de Tweede Kamer zijn, buigt de Eerste Kamer zich over het hele pakket wetgeving. Wanneer de senaat dit doet is nog niet bekend.

Ervaring opdoen

De invoeringswet bevat ook een experimenteerbepaling. Deze maakt het voor  advocaten en andere professionele partijen die geregeld procederen, mogelijk om op beperkte schaal en op vrijwillige basis ervaring op te doen met digitaal procederen. Dit gebeurt bijvoorbeeld al met asiel- en bewaringszaken (zie ook: Digitaal procederen in asiel- en bewaringszaken komt op stoom).
Gewenningsperiode

Met de professionele procespartijen die bij de rechtspraak betrokken zijn, is afgesproken dat er een gewenningsperiode van een half jaar begint nadat de wetgeving door de Eerste Kamer is. In deze periode kunnen partijen aan de nieuwe werkwijze wennen en hun kantoorsystemen aanpassen en testen.