Let Op Bij Verjaring: Executoriaal Beslag Stuit De Verjaring Niet

De Hoge Raad heeft bevestigd dat executoriaal derdenbeslag niet gelijkgesteld kan worden met de stuiting van een rechtsvordering door het instellen van een eis. Deze uitspraak heeft gevolgen voor de interpretatie van verjaringstermijnen en de vereiste acties voor stuiting bij tenuitvoerlegging van rechterlijke of arbitrale uitspraken.

In een beslissing van enkele jaren (30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2222) terug heeft de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de reikwijdte van stuiting van verjaring in het geval van executoriaal derdenbeslag. Deze uitspraak, die een belangrijke invloed heeft op de praktijk van tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken, werpt licht op de interpretatie van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) betreffende verjaring.

De zaak vindt zijn oorsprong in een verstekvonnis gedateerd 17 juni 1982. In mei 2002 legde een advocaat executoriaal derdenbeslag voor zijn cliënt, waarbij hij op de rand van de twintigjarige verjaringstermijn van artikel 3:324 lid 1 BW handelde. De vraag die hieruit voortvloeide was of na deze actie elke vijf jaar een nieuwe actie ter stuiting van de verjaring vereist was. Het Hof Amsterdam bevestigde aanvankelijk dat de vordering in 2007 verjaard was, maar veranderde later van mening en stelde dat het beslag de verjaring continu stuitte.

De cruciale vraag in deze zaak betrof de aard van stuiting bij het leggen van executoriaal derdenbeslag. De Hoge Raad verhelderde dat dergelijk beslag niet gelijkgesteld kan worden met stuiting van een rechtsvordering zoals omschreven in artikel 3:316 BW. Dit betekent dat de stuiting van de verjaring door een daad van tenuitvoerlegging, zoals in dit geval, niet als voortdurend beschouwd kan worden.

Deze interpretatie is in lijn met het stelsel van verjaringsregeling in Boek 3 BW, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verjaring van rechtsvorderingen en verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van rechterlijke en arbitrale uitspraken. De Hoge Raad bevestigde dat na stuiting een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen, die gelijk is aan de oorspronkelijke termijn maar niet langer dan vijf jaar kan duren.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgvuldigheid bij het uitvoeren van tenuitvoerleggingen en het monitoren van verjaringstermijnen. Het verduidelijkt ook de beperkingen van de stuitende werking van executoriaal derdenbeslag in verjaringscontexten. Het dossier is verwezen naar een ander hof voor verdere beoordeling van de beroepsfout van de advocaat.

Samenvatting

Casus: De zaak gaat over de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in relatie tot de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijk vonnis.
Vonnis: Een verstekvonnis van 17 juni 1982 was de basis waarop op 28 mei 2002 executoriaal derdenbeslag werd gelegd, net binnen de twintigjarige termijn.

Juridische Kwestie

Verjaring: De kwestie was of na het leggen van het beslag elke vijf jaar een nieuwe stuitingshandeling nodig was om verjaring te voorkomen.

Hof Amsterdam

Eerste Beslissing: Het hof oordeelde dat de vordering in 2007 was verjaard omdat geen nieuwe stuitingshandelingen waren verricht.
Tweede Beslissing: In een latere procedure stelde het hof dat het executoriale derdenbeslag de verjaring voortdurend had gestuit.

Hoge Raad

Oordeel: De Hoge Raad verwierp de redenering van het hof. Volgens de Hoge Raad kan executoriaal derdenbeslag niet gelijkgesteld worden aan stuiting van een rechtsvordering.
Verjaringstermijn: Na stuiting begint een nieuwe termijn te lopen, die in beginsel gelijk is aan de oorspronkelijke termijn, maar maximaal vijf jaar duurt.

Belangrijkste Punten

Stuiting: De Hoge Raad verhelderde dat een daad van tenuitvoerlegging, zoals executoriaal derdenbeslag, niet gezien kan worden als een voortdurende stuiting van de verjaring.
Juridische Implicaties: Dit oordeel heeft belangrijke gevolgen voor de praktijk, met name in zaken waarbij verjaring een rol speelt.

Conclusie en Implicaties

Deze uitspraak benadrukt het belang van het nauwkeurig in de gaten houden van verjaringstermijnen bij executoriaal beslag en stuitingshandelingen. Het onderstreept ook de noodzaak voor juridische professionals om alert te zijn op de specifieke vereisten van verjaringsregels in het Nederlands recht.

Voor meer inzicht en duiding over deze kwestie, kunt u terecht op de website uitspraken.rechtspraak.nl voor de volledige uitspraak van de Hoge Raad, en wetten.overheid.nl voor de relevante wetsartikelen.
Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Belastingplicht stimuleert gebruik Nieuwe Faillissementwet WHOA

De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) wordt steeds vaker gebruikt door Nederlandse ondernemers om faillissement te voorkomen te midden van de druk om coronagerelateerde belastingschulden af te betalen. Deze wet biedt de mogelijkheid tot schuldherstructurering, waarbij de Belastingdienst en andere schuldeisers flexibeler kunnen worden benaderd. De WHOA is met name voordelig voor grotere MKB-bedrijven met substantiële schulden.

De aandrang van de Belastingdienst op terugbetaling van coronagerelateerde schulden zorgt ervoor dat een toenemend aantal ondernemers zich wendt tot een recente wet om faillissement te vermijden. Dit is af te leiden uit data van de Raad voor de Rechtspraak en faillissementsadvocaten. Deze wet, beter bekend als de WHOA, voorkomt dat schuldeisers een afbetalingsplan dwarsbomen en een faillissement kunnen forceren.

De stijgende populariteit van WHOA-procedures toont aan dat vele bedrijven worstelen met het terugbetalen van hun coronaschulden. Uit eerdere data bleek al dat duizenden ondernemingen, getroffen door hogere rentes, loonkosten en inkoopprijzen, nog geen aanvang hebben gemaakt met het aflossen van hun belastingschulden uit de coronaperiode. Volgens het CBS was er in de eerste helft van dit jaar ook een aanzienlijke toename in faillissementen vergeleken met het voorgaande jaar.

Zo startten in 2022 111 bedrijven een WHOA-traject, terwijl in de eerste zeven maanden van dit jaar dit aantal al op 116 stond. Recentelijk werd bekend ook dat discountwinkel Big Bazar de voorbereidingen treft voor het starten van een WHOA-procedure.

Men verwacht deze maand een significante toename in WHOA-zaken. Dit komt door het aflopen van een speciale regeling van de Belastingdienst op 1 oktober. Tot die datum accepteert de fiscus bij een akkoord over schuldsanering eenzelfde percentage van de schuld als andere schuldeisers, waar normaal gesproken de Belastingdienst recht heeft op een dubbel percentage.

Onder de nieuwe wet lijkt de Belastingdienst gemakkelijker mee te werken aan het voorkomen van faillissementen. Volgens ingewijden ziet De Belastingdienst de WHOA als een keurmerk met gerechtelijke toetsing dat de procedure correct is gevolgd.

De Insolad, de vereniging voor insolventierecht-advocaten, is niet verrast door deze trend. Woordvoerder Bentfort van Valkenburg “Door de verplichting om opgebouwde belastingschulden uit de coronaperiode af te lossen, nemen de financiële problemen voor ondernemers toe.” Dit wordt ondersteund door gegevens van kredietverzekeraar Atradius: “Het aantal faillissementen neemt in Nederland sneller toe dan in de rest van de EU”, aldus een woordvoerder.

De WHOA is sinds 1 januari 2021 van kracht. In het eerste jaar werd er 181 keer gebruik van gemaakt, maar in 2022 daalde dit aantal naar 111, mede door een afname in faillissementen. Door de belastingschulden is er dit jaar echter een opleving. Bedrijven zoals sportschoolketen Sportcity, scheepsbouwer IHC en Steinhoff, een Zuid-Afrikaanse woonwinkel volgens Nederlands recht, hebben beroep gedaan op de WHOA. Dit geldt ook voor voetbalclubs ADO Den Haag en VVV Venlo.

De WHOA biedt levensvatbare bedrijven de kans om een ondraaglijke schuldenlast te herstructureren voordat een faillissement plaatsvindt. Als schuldeisers die twee derde van de schuld bezitten akkoord gaan, kan de rechter de overige crediteuren dwingen mee te doen. Partijen kunnen kiezen voor anonimiteit, waardoor de zaak buiten de publiciteit blijft.

Advocaat Vondenhoff merkt op dat de WHOA verschillende categorieën schuldeisers anders laat behandelen. Dit stelt ondernemers in staat om bijvoorbeeld financiers minder of later te betalen dan leveranciers, waardoor het bedrijf operationeel blijft.

Voor schuldeisers betekent dit geen faillissement en dus wordt de betaalregeling niet gebaseerd op de executiewaarde, maar op een hogere reorganisatiewaarde, wat resulteert in een hogere uitkering.

Toch is de WHOA-procedure niet voor alle ondernemers geschikt. Bij eenvoudige zaken met weinig crediteuren lopen de kosten al snel op tot €30.000. Volgens ingewijden is de WHOA vooral interessant voor grotere MKB-bedrijven met een schuld van meer dan €1 miljoen.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten.

Het Overlijden Van Een Procespartij

Deze tekst behandelt de juridische complicaties die ontstaan bij het overlijden van een procespartij, waarbij erfgenamen besluiten moeten nemen over het al dan niet voortzetten van de rechtszaak. De rol van de advocaat van de overledene is cruciaal in het begeleiden van de erfgenamen en het eventueel aanvragen van schorsing van de rechtszaak voor beraad.

Indien een partij in een rechtszaak overlijdt, ontstaan er unieke juridische uitdagingen voor de erfgenamen. Zij moeten beslissen hoe verder te gaan met de lopende rechtszaak, waarbij ze de keuze hebben tussen voortzetting met de bestaande advocaat of het inschakelen van een nieuwe juridische vertegenwoordiger.

In civiele vorderingszaken staat er veel op het spel. De dood van een procespartij kan plotseling optreden, waardoor erfgenamen onverwacht betrokken raken bij de rechtszaak en de daarbij horende kosten en risico’s.

Rol van de Advocaat

Vaak ligt de verantwoordelijkheid voor het informeren van de rechtbank over het overlijden van een cliënt bij de behandelende advocaat. Deze advocaat moet vervolgens de erfgenamen identificeren, wat tijd en overleg kan vereisen.

Inzichten van de Erfgenamen

Na het overlijden vervallen de instructies van de cliënt aan de advocaat, waardoor de erfgenamen een nieuwe opdrachtrelatie moeten aangaan. Zij moeten zich bewust zijn van de rechtszaak en hun wensen, zoals doorgaan met procederen, kunnen afwijken van die van de overledene.

Complexiteit van de Zaak

Rechtszaken variëren in complexiteit. Bij eenvoudige zaken kunnen erfgenamen snel beslissen, maar complexe zaken met onder meer tussenvonnissen of tegeneisen vereisen intensief overleg tussen advocaat en erfgenamen.

Schorsing voor Beraad

Volgens art. 225 lid 1 sub a Rv. kan een rechtszaak geschorst worden bij het overlijden van een partij. Deze wetsbepaling stelt advocaten in staat een overlegpauze in te lassen. Meer informatie over dit artikel is te vinden via deze link.

Procedure voor Schorsing

De schorsing kan aangevraagd worden via een exploit van een deurwaarder of door een melding bij een volgende rolzitting, zoals geregeld in art. 225 lid 2 Rv.

Hervatting van de Procedure

De rechter zal meestal een tijdelijke schorsing toestaan, maar langdurig uitstel is niet de bedoeling. De tegenpartij behoudt het recht op een voortvarende behandeling.

Optionele Schorsing

Schorsing is niet altijd vereist, vooral als de erfgenamen direct besluiten door te procederen of als de zaak in een vergevorderd stadium is (zie art. 225 lid 4 Rv).

Kiezen van een Nieuwe Advocaat

Hoewel de oorspronkelijke advocaat het beste geïnformeerd is, kunnen erfgenamen besluiten van advocaat te wisselen.

Tegenstrijdige Belangen

Indien een tegenpartij mede-erfgenaam is, ontstaat een tegenstrijdig belang. De advocaat van de overledene kan dan niet voor de tegenpartij werken, maar wel voor erfgenamen die de zaak willen voortzetten.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel aan vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten

Frauduleuze Webwinkels Online

Pas op voor malafide online winkels, vooral tijdens de feestdagen. Controleer de betrouwbaarheid van webshops via beoordelingen, politielijsten en veiliginternetten.nl. Blokkeer advertenties op sociale media om misleiding te voorkomen.

Het online doen van aankopen is een gangbare praktijk, vooral rond de feestdagen. Maar pas op: oplichters bieden vaak producten tegen spotprijzen aan. Gelukkig bestaan er methodes om valse webwinkels te ontdekken, zodat je niet bedrogen uitkomt. Zelfs als je denkt dat je veilig bent bij Nederlandse websites, zoals hier vermeld door het Algemeen Dagblad, kun je toch worden misleid. In 2023 registreerde de politie al meer dan 10.000 gevallen van online aankoopfraude.

Bijvoorbeeld, de webshop Simpelwerkt.nl, die inmiddels niet meer actief is, veroorzaakte veel schade: “Alles leek in orde, zelfs sommige Trustpilot-beoordelingen waren positief.”

Twijfelachtige Webwinkels
Deze malafide verkopers leveren nooit de beloofde producten. De politie heeft een uitgebreide lijst met frauduleuze websites en bankrekeningen. Op de lijst van de politie, te vinden hier, staan onder andere dubieuze webwinkels zoals deluxeschoenen.nl en bol-outlet.nl.

Betrouwbaarheid van Webwinkels Controleren
De Consumentenbond adviseert eigen onderzoek naar webwinkels. Gebrek aan online beoordelingen kan een rode vlag zijn. Check ook de lijst van de politie en veiliginternetten.nl. Ondanks dat sommige betrouwbare sites onterecht groen licht krijgen, is een handmatige controle altijd aanbevolen. Bovendien is het verstandig om advertenties te blokkeren, vooral op sociale media, om misleiding door nepwinkels te voorkomen.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel aan vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

EU-Hof: Nederland Dient Pensioenregelgeving te Herzien

Nederland moet haar pensioenwetgeving wijzigen na een uitspraak van het Europese Hof van Justitie. De huidige regels belemmeren het vrije verkeer van werknemers binnen de EU door het overdragen van pensioenrechten te bemoeilijken, in strijd met Europese afspraken.

Nederland is genoodzaakt haar pensioenwetgeving te herzien. Dit volgt uit een besluit van het Europese Hof van Justitie, dat heeft vastgesteld dat de huidige Nederlandse regels het voor burgers, die binnen de Europese Unie verhuizen, te ingewikkeld maken om hun opgebouwde pensioenrechten mee te nemen.

Volgens de huidige Nederlandse wetgeving, indien een persoon zijn of haar pensioenkapitaal wil overzetten naar een pensioenfonds in een ander EU-lidstaat, mag de mogelijkheid tot vroegtijdige opname van dit kapitaal (ook bekend als afkoop) niet uitgebreider zijn dan de mogelijkheden die in Nederland gelden.

Beperkte Uitkeringsmogelijkheden In Nederland zijn de voorwaarden voor het vroegtijdig uitkeren van pensioen beperkt tot enkele specifieke situaties, zoals in het geval waarbij iemand een relatief klein pensioen heeft opgebouwd. Als de afkoopregelingen in het andere EU-land soepeler zijn, wordt de betrokkene in Nederland belast over de pensioenoverdracht. Door de relatief strikte Nederlandse regels is dit vaak het geval.

Deze belastingheffing kan een afschrikkend effect hebben op personen die overwegen om voor werk naar andere EU-lidstaten te verhuizen. Het Europees Hof heeft geconcludeerd dat Nederland hiermee de Europese overeenkomsten betreffende het vrije verkeer van werknemers en kapitaal niet naleeft.

Dit juridisch dispuut tussen Nederland en de Europese Commissie sleept zich al meer dan een decennium voort.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

AI in de Rechtzaal: Kan Amerikaanse Auteursrechtszaak het Nederlandse Auteursrecht Beïnvloeden?

Een Amerikaanse rechter heeft de meeste claims afgewezen in een rechtszaak tegen AI-beeldgeneratoren, aangespannen door kunstenaars die auteursrechtenschending beweren. De zaak, die draait om het gebruik van auteursrechtelijk beschermde afbeeldingen door Stability AI’s Stable Diffusion, roept vragen op over de auteursrechtelijke status van AI-gegenereerde werken. De uitkomst heeft potentieel invloed op het Nederlandse auteursrecht, gezien de verschillen en overeenkomsten tussen de Amerikaanse en Nederlandse auteursrechtssystemen.

Een federale rechter in de Verenigde Staten van Amerika heeft de meeste claims afgewezen in een eerder dit jaar aangespannen rechtszaak door kunstenaars die kunstmatige intelligentie (AI) beeldgeneratoren beschuldigen van schending van auteursrechten, waardoor het voor de eisers in deze baanbrekende zaak moeilijker wordt om vooruit te komen.

In januari dienden de kunstenaars Sarah Andersen, Kelly McKernan en Karla Ortiz een voorgenomen collectieve rechtszaak in Californië in tegen Stability AI, Midjourney en DeviantArt. De eisers beweren dat Stability AI’s AI-tool voor beeldgeneratie, Stable Diffusion, is gecreëerd met behulp van “miljarden auteursrechtelijk beschermde afbeeldingen zonder toestemming” om de software te trainen, en hebben claims ingediend voor auteursrechtschending, schending van publiciteitsrechten, oneerlijke concurrentie en contractbreuk tegen de bedrijven. Midjourney en DeviantArt maken beide gebruik van de tekst-naar-beeld software van Stable Diffusion.

Echter, de rechter van het Amerikaanse Districtsrechtbank William Orrick oordeelde maandag (30 oktober) dat de claims van de eisers “gebrekkig zijn op tal van punten”, en dat alleen een directe inbreukclaim kan doorgaan met betrekking tot de rol van Stability AI in het “scrapen, kopiëren en gebruiken van trainingsafbeeldingen om Stable Diffusion te trainen”. De verdedigers hadden in eerdere stukken betoogd dat het proces van het trainen van de software met de afbeeldingen van de kunstenaars beschermd was door fair use.

Volgens de rechtszaak werden de afbeeldingen opgeslagen en geïntegreerd als gecomprimeerde kopieën in Stable Diffusion, en de creaties van de software zijn afgeleide werken gebaseerd op die afbeeldingen. Stable Diffusion is “slechts een complex hulpmiddel voor collages”, beweert de aanklacht, en compenseerde de kunstenaars niet die verantwoordelijk zijn voor de oorspronkelijke afbeeldingen die in de training werden gebruikt. Stability AI ontkent dat de afbeeldingen zijn geïntegreerd in Stable Diffusion, en stelt dat het trainingsmodel deze alleen gebruikt om parameters voor de output van de software te ontwikkelen.

Andere aanklachten faalden toen de kunstenaars niet konden bewijzen dat de door Stable Diffusion gegenereerde afbeeldingen “substantieel gelijkwaardig” waren aan hun originele werken. De zaak werd verder gecompliceerd door het feit dat McKernan en Ortiz hun werken niet hadden geregistreerd bij het Amerikaanse auteursrechtenbureau. (Andersen heeft haar werken auteursrechtelijk beschermd en geregistreerd.) Claims tegen DeviantArt en Midjourney werden ingetrokken nadat Orrick vaststelde dat de eisers niet konden bewijzen dat de online kunstgemeenschap en het AI-programma voor beeldgeneratie respectievelijk een rol speelden in het scrapen van afbeeldingen en AI-training.

Ortiz en McKernan kregen beide toestemming om hun klacht te wijzigen, en beide gaven aan dat ze dit van plan zijn te doen.

“De mogelijkheid krijgen om enkele klachten te wijzigen is een spannende kans om nieuwe feiten en mogelijk eisers toe te voegen. We gaan door met onze primaire claim,” schreef McKernan op X.

Vertegenwoordigers van de kunstenaars, Stability AI, DeviantArt en Midjourney reageerden niet onmiddellijk op verzoeken om commentaar van The Art Newspaper.

Stability AI wordt ook in zowel de VS als het VK aangeklaagd door Getty Images voor het vermeend gebruik van miljoenen foto’s uit de Getty-bibliotheek om Stable Diffusion te trainen. (In de VS heeft Getty bijna $2 biljoen aan schade geclaimd.) In september handhaafde een rechter van het Amerikaanse districtsrechtbank het beleid van het auteursrechtenbureau dat door AI gegenereerde kunst niet kan worden auteursrechtelijk beschermd, waarbij werd verwezen naar het gebrek aan een “

De Betekenis van de Amerikaanse AI-Auteursrechtszaak voor het Nederlandse Auteursrecht

Overeenkomsten en Verschillen in Auteursrechtssystemen

Het Nederlandse auteursrecht, geregeld in de Auteurswet, vertoont enkele overeenkomsten met het Amerikaanse systeem, zoals de bescherming van originele werken van auteurschap. Echter, er zijn ook belangrijke verschillen. Zo kent Nederland bijvoorbeeld geen verplichte registratie voor auteursrechtelijke bescherming, in tegenstelling tot de VS. Bovendien is het concept van ‘fair use’, zoals dat in de VS bestaat, in Nederland minder ruim en wordt het meer gedefinieerd door specifieke uitzonderingen.
Implicaties van de Amerikaanse Zaak voor Nederland

Deze Amerikaanse rechtszaak kan een precedent scheppen dat ook invloed kan hebben op hoe Nederlandse rechtbanken naar vergelijkbare zaken kijken, vooral in het licht van de toenemende globalisering en de internationale aard van internet en digitale kunst.

  • Interpretatie van Auteursrecht in het Tijdperk van AI: De zaak werpt licht op hoe traditionele auteursrechtwetten kunnen worden geïnterpreteerd in het tijdperk van AI. Nederlandse kunstenaars en AI-ontwikkelaars kunnen hieruit lessen trekken over hoe hun werken en creaties mogelijk worden beoordeeld onder het auteursrecht.
  • AI en ‘Originele Werken’: In Nederland moet een werk origineel zijn om auteursrechtelijke bescherming te genieten. De vraag of AI-gegenereerde werken als ‘origineel’ kunnen worden beschouwd, is ook relevant voor het Nederlandse auteursrecht. De Amerikaanse zaak kan een discussie op gang brengen over de rol van AI in het creatieve proces en de implicaties daarvan voor de definitie van originaliteit.
  • Internationale Samenwerking en Wetgeving: Deze zaak kan leiden tot meer internationale samenwerking en mogelijk zelfs tot aanpassingen in internationale auteursrechtverdragen, wat ook gevolgen zou hebben voor Nederland.
  • Bescherming van Kunstenaars en Ontwikkelaars: De uitkomst kan Nederlandse kunstenaars en ontwikkelaars helpen hun rechten beter te begrijpen en te beschermen in een snel veranderende digitale wereld.

Conclusie

Deze Amerikaanse rechtszaak over AI en auteursrecht kan een belangrijke invloed hebben op het Nederlandse auteursrecht, vooral in termen van hoe AI-gegenereerde werken worden behandeld en beschermd. Het biedt een kans voor Nederland om zijn eigen wetten en interpretaties aan te passen aan de moderne technologische realiteit, terwijl het ook de bescherming van de rechten van kunstenaars en ontwikkelaars waarborgt.

Wilt u meer weten over auteursrechten, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Regering overweegt verbod op het gebruik van AI-software door ambtenaren

De Nederlandse regering overweegt een verbod op het gebruik van AI-software door ambtenaren vanwege privacy- en auteursrechtenrisico’s. Het voorstel heeft betrekking op niet-gecontracteerde AI-programma’s en is gebaseerd op juridisch advies. Tegelijkertijd zoekt de overheid naar manieren om AI op een veilige manier te gebruiken en overweegt ze training voor ambtenaren en uitgebreidere richtlijnen voor AI-gebruik.

Staatssecretaris Alexandra van Huffelen (Digitale Zaken) heeft plannen aangekondigd om ambtenaren binnen de overheid tijdelijk te verbieden om gebruik te maken van AI-software, zoals Juridische ChatBot, vanwege de huidige risico’s op het gebied van privacy en auteursrechten.

Het voorgenomen verbod heeft betrekking op AI-programma’s die in staat zijn om teksten, afbeeldingen, audio of video’s te genereren, zoals chatbots zoals ChatGPT en Bard, of afbeeldingsgeneratoren zoals Dall-E.

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP), concludeert dat “niet-gecontracteerde generatieve AI-toepassingen over het algemeen niet voldoen aan de Nederlandse wetgeving op het gebied van privacy en auteursrecht.”

AI-toepassingen waarbij de overheid wel een contract aangaat met een leverancier zouden niet onder dit brede verbod vallen.

Staatssecretaris Alexandra van Huffelen wijst erop dat het “onduidelijk” is of aanbieders zoals ChatGPT voldoende aandacht besteden aan de rechten van auteurs. De taalmodellen achter programma’s zoals ChatGPT en Bard zijn getraind met grote hoeveelheden teksten, waaronder krantenarchieven en auteursrechtelijk beschermde boeken. Dit geldt ook voor generatieve-AI.

“Transparantie ontbreekt vaak,” zegt de Staatssecretaris over veel aanbieders. Daarnaast ontbreekt er nog een duidelijke juridische uitspraak over het gebruik van openbare internetbronnen voor dit doel.

Privacy

Privacy is ook een zorgpunt: “Een generatieve AI-toepassing kan zeer gevoelige informatie afleiden uit de interactie met de gebruiker.” Tot slot wijst de staatssecretaris op een fundamenteel gevaar dat samenhangt met het gebruik van AI: de antwoorden van een programma zoals ChatGPT “kunnen worden gebruikt om beslissingen over een persoon te nemen.”

De nota zal binnenkort worden besproken in de ministerraad. Als deze wordt goedgekeurd, zal het verbod gelden voor overheidsdiensten en hun leveranciers.

Veilig en verantwoord Tegelijkertijd ziet Van Hees ook mogelijkheden voor het nuttige gebruik van generatieve AI binnen de overheid, maar dan wel op een veilige manier. Dit moet worden bereikt via verschillende experimenten. Deze pilotprojecten moeten halverwege volgend jaar zijn afgerond, waarna er richtlijnen zullen worden opgesteld voor het verantwoorde gebruik van AI door overheidsorganisaties. Daarnaast komt er een opleidingsprogramma voor ambtenaren en een uitgebreidere visie op AI. Deskundigen waarschuwen al geruime tijd dat organisaties vaak te lichtvaardig denken over het gebruik van programma’s zoals ChatGPT. Professionals voeren bijvoorbeeld vertrouwelijke stukken in om deze te laten samenvatten of vertalen, zonder dat altijd duidelijk is wat het techbedrijf precies doet met die informatie. Bij diensten zoals ChatGPT is er ook een extra zorgpunt, aangezien ambtenaren verplicht zijn om in te loggen met hun e-mailadres, waardoor eenvoudig kan worden achterhaald wie vragen stelt aan de systemen.

‘Nederland kan achterop raken’
Sander Klous, hoogleraar datatechnologie aan de Universiteit van Amsterdam, erkent de genoemde risico’s in de nota, maar een algeheel verbod gaat hem te ver: “Er zijn zoveel nuances in AI-toepassingen dat het beter is om het gebruik te beperken op basis van reële risico’s in plaats van alles direct te verbieden.” Een breed verbod zou Nederland ook in een achterstandspositie kunnen plaatsen ten opzichte van landen die ruimer gebruikmaken van generatieve AI, waarschuwt de hoogleraar. Een woordvoerder van het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar Juridische Zaken onder valt, laat weten dat het ministerie de ontwikkelingen op het gebied van generatieve AI nauwlettend volgt, maar wil geen commentaar geven op het conceptvoorstel en kan ook niet aangeven wanneer dit eventueel in de ministerraad zal worden besproken.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Verjaring en Stuiting van de Verjaring

Hieronder vindt u meer informatie over verjaring en stuiting van rechtsvorderingen. Een rechtsvordering geeft het recht om bij de rechter nakoming van een verplichting te eisen. Verjaringstermijnen variëren, maar de meeste claims verjaren na 5 jaar. Stuiting van verjaring is mogelijk door juridische stappen te nemen of schriftelijke aanmaningen. Het is raadzaam om bij complexe zaken een advocaat te raadplegen.

Wat is een rechtsvordering?

In overeenstemming met het Burgerlijk Wetboek kunnen partijen rechtsvorderingen tegen elkaar indienen. Deze claims staan bekend als vorderingen. Degene die iets van de ander te vorderen heeft, bezit een juridische claim met betrekking tot die vordering. Het woord “recht” impliceert dat de eiser het recht heeft om een juridische procedure aan te spannen bij de burgerlijke rechter om zijn vordering af te dwingen, zoals bijvoorbeeld betaling van een geldsom of overdracht van een goed. Met het indienen van een juridische claim wordt dus bedoeld dat er een vordering wordt ingesteld bij de rechter.

Onafhankelijk van de prestatie

Een rechtsvordering is dus het recht om bij de bevoegde rechter te eisen dat de schuldenaar van de betreffende verplichting wordt veroordeeld tot uitvoering ervan. Op deze manier staat een juridische claim los van de daadwerkelijke uitvoering van de verplichting zelf: de verbintenis om de prestatie te verrichten, staat los van het recht om die prestatie via juridische middelen af te dwingen.

Zolang een schuldeiser het recht heeft om juridische nakoming van zijn verbintenis te eisen, betekent dit ook dat de schuldenaar rekening moet houden met de mogelijkheid dat zo’n eis tegen hem wordt ingediend. Deze schuldenaar moet uiteraard in staat zijn om zich te verweren. Het verstrijken van de tijd maakt het vaak moeilijker om een verweer te voeren.

Als een schuldenaar zich bijvoorbeeld wil verweren tegen een vordering op basis van een schriftelijke leningsovereenkomst door te beweren dat de schuld ooit is afgelost of dat hij al heeft betaald, rust de bewijslast van dat verweer op de schuldenaar. Dit betekent dat de schuldenaar bewijs moet kunnen leveren.

Schriftelijk bewijs is essentieel

Wanneer bewijs moet worden geleverd aan de hand van schriftelijke documenten, betekent dit dat de schuldenaar, zolang de schuldeiser de betreffende claim kan indienen, toegang moet hebben tot dat bewijs om het later te kunnen overleggen. Als hij het bewijs niet meer heeft, komt dit in principe voor zijn eigen risico. Veel bewijsstukken, zoals administratie, e-mails en brieven, worden na verloop van tijd gearchiveerd of raken in de vergetelheid.

Dit geldt ook voor getuigenverklaringen met betrekking tot mondelinge afspraken. Als een getuige door verloop van tijd zich bepaalde gebeurtenissen niet meer herinnert of bijvoorbeeld is overleden, komt dit in beginsel voor rekening van de schuldenaar die het bevrijdende bewijs moet leveren. Hoe langer een schuldeiser dus de mogelijkheid heeft om een claim in te dienen, hoe minder rechtszekerheid ermee gemoeid is. Om deze reden zijn verjaringstermijnen voor juridische claims van toepassing.

Gevolgen van verjaring

Na het verstrijken van een verjaringstermijn kan de rechtsvordering niet meer via een juridische procedure worden afgedwongen; er blijft echter wel een natuurlijke verbintenis bestaan. Een natuurlijke verbintenis kan in principe nog steeds worden verrekend.

Welke verjaringstermijnen zijn van toepassing?

Er geldt een algemene verjaringstermijn van 20 jaar, tenzij de wet een andere verjaringstermijn voorschrijft. In de meeste gevallen verloopt een juridische claim echter na 5 jaar of zelfs sneller. Wanneer deze termijn begint te lopen, hangt af van de aard van de juridische claim. De belangrijkste verjaringstermijnen worden hieronder besproken.

• Verjaringstermijn van 5 jaar bij claims tot nakoming van een verbintenis. Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst, zoals een geldleningsovereenkomst, verjaart 5 jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden. Ook rechtsvorderingen tot levering van een reeds betaald goed dat nog niet is geleverd, verjaren na 5 jaar (artikel 3:307 lid 1 BW). Rechtsvorderingen tot betaling van rente op geldsommen, lijfrenten, dividenden, huren en alles wat binnen een jaar of op kortere termijn moet worden betaald, verjaren 5 jaar na de datum van opeisbaarheid (artikel 3:308 BW).

• rechtsvordering voor schadevergoeding of boete.
Een claim voor schadevergoeding of betaling van een overeengekomen boete verjaart 5 jaar na de dag waarop de benadeelde bekend is geworden met de schade of de opeisbaarheid van de boete, en in ieder geval na 20 jaar (artikel 3:310 lid 1 BW). Omdat dit moment dus lang kan duren, bepaalt de wet dat de claim in ieder geval verjaart na 20 jaar na opeisbaarheid, met enkele uitzonderingen zoals milieuschade, zedendelicten en letselschade of overlijden.

• Afwijkende verjaringstermijnen: bijvoorbeeld in het arbeidsrecht, belastingrecht en consumentenrecht. Er gelden verschillende specifieke verjaringstermijnen, zoals in het arbeidsrecht, belastingrecht en consumentenrecht. Zo verjaart een rechtsvordering tot betaling van de koopprijs bij consumentenkoop al na 2 jaar (artikel 7:28 BW).

De verjaring van een vonnis

De bevoegdheid om een vonnis ten uitvoer te leggen, verjaart 20 jaar na de datum van de uitspraak. De verjaringstermijn bedraagt echter 5 jaar voor hetgeen volgens het vonnis binnen een jaar of op kortere termijn moet worden betaald, zoals rente. Renten die jaarlijks of sneller verschuldigd zijn volgens een vonnis, verjaren na 5 jaar, tenzij tijdig gestuit.

Verjaring van een notariële akte

De in een notariële akte vastgelegde claim kan worden uitgevoerd zonder tussenkomst van een rechter, mits de claim duidelijk is vastgelegd in een executoriale vorm van de akte (de grosse). Deze claim kan echter nog steeds verjaren; in principe verjaart de claim 5 jaar na de datum waarop deze opeisbaar is geworden. De bevoegdheid om een notariële akte waarin de claim is vastgelegd ten uitvoer te leggen, verjaart dus niet na 20 jaar, maar na 5 jaar.

“Stuiting van verjaring” is een juridische term uit het Nederlandse recht die verwijst naar het proces waarbij de verjaringstermijn van een vordering wordt onderbroken of gepauzeerd. Verjaring is het proces waarbij na verloop van een bepaalde termijn een rechtsvordering niet meer afdwingbaar is. Met andere woorden, na een bepaalde periode kan iemand zijn recht om een vordering in te stellen verliezen omdat de claim ‘verjaard’ is.

Hoe werkt stuiting?

  1. Doel: Het doel van stuiting is om te voorkomen dat een vordering verjaart.
  2. Handelingen: Stuiting kan plaatsvinden door verschillende handelingen, zoals:
    • Een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser ondubbelzinnig zijn recht op nakoming van de vordering behoudt.
    • Het starten van een gerechtelijke procedure of het aanvragen van een arbitrage.
    • Andere wettelijk vastgelegde handelingen die als stuitend worden beschouwd.
  3. Effect: Door stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen vanaf het moment van de stuitingshandeling. Deze termijn is vaak gelijk aan de oorspronkelijke verjaringstermijn, maar met een maximum van vijf jaar.

Belang in de Praktijk

  • Juridische Zekerheid: Stuiting zorgt voor juridische zekerheid. Het stelt schuldeisers in staat hun rechten te behouden en voorkomt dat schuldenaars na lange tijd nog met oude vorderingen worden geconfronteerd.
  • Verantwoordelijkheid van de Schuldeiser: Het is de verantwoordelijkheid van de schuldeiser om de verjaring te stuiten. Dit vereist een actieve houding en bewustzijn van relevante termijnen.

Wettelijke Basis

In het Nederlandse recht wordt stuiting van verjaring geregeld in het Burgerlijk Wetboek, met name in Boek 3, Titel 11, Afdeling 1. Hierin worden de verschillende manieren waarop verjaring kan worden gestuit, evenals de gevolgen van stuiting, uitgebreid beschreven.

Samenvattend is stuiting van verjaring een cruciaal concept in het Nederlandse recht dat helpt bij het behoud van rechtsvorderingen en het bieden van juridische zekerheid door het onderbreken van de verjaringstermijn.
Stuiting van verjaring

Verjaringstermijnen kunnen (in de meeste gevallen) worden gestuit. Het onderbreken van een lopende verjaring wordt stuiting genoemd. Stuiting kan plaatsvinden door een juridische actie (het indienen van een dagvaarding of verzoekschrift), door een schriftelijke aanmaning of mededeling, of door erkenning door de schuldenaar.

De vereiste wijze van stuiting kan variëren afhankelijk van de aard van de rechtsvordering die moet worden gestuit. Bij rechtsvorderingen die geen betrekking hebben op nakoming van een overeenkomst of schadevergoeding, moet een stuiting door middel van een aanmaning of schriftelijke mededeling binnen 6 maanden worden gevolgd door het starten van een juridische procedure. Anders verjaart de rechtsvordering alsnog. Stuiting van een claim voor nakoming of schadevergoeding kan in principe leiden tot het starten van een nieuwe verjaringstermijn (met een maximum van 20 jaar).

In de meeste gevallen kan een rechtsvordering worden gestuit door de schuldeiser aan te manen om te betalen of op andere wijze aan de overeenkomst te voldoen. De aanmaning moet schriftelijk gebeuren, en de schuldeiser moet duidelijk zijn recht op nakoming van de betreffende verplichting voorbehouden. Zoals eerder genoemd, kan soms alleen een juridische verklaring de verjaring van een rechtsvordering onderbreken of moet kort na schriftelijke stuiting een juridische procedure worden gestart. Het is daarom raadzaam om bij deze complexe kwesties een advocaat te raadplegen.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Beëindigen van Medehuur Woonruimte

Wat te doen als een van de huurders vertrekt? Ontdek de juridische stappen en voorwaarden voor het aanpassen van een huurovereenkomst in Nederland. Bij echtscheiding of geregistreerd partnerschap zijn specifieke documenten vereist. Voor middensegment- en vrijesectorwoningen gelden andere regels.

Wat te doen als een van de huurders vertrekt? Het kan voorkomen dat een van de beide contractanten in een huurovereenkomst besluit te verhuizen, terwijl de andere huurder blijft. De stappen die moeten worden genomen om de huurovereenkomst aan te passen, variëren afhankelijk van de situatie. Hieronder vindt u de stappen die u moet ondernemen en de juridische aspecten die van belang zijn.

Indien u niet langer samen wilt huren, moet u gezamenlijk bepalen wie de huurovereenkomst voortzet. Als er geen overeenstemming kan worden bereikt, kan de kantonrechter een uitspraak doen. De vertrekkende huurder moet de huur opzeggen, waarbij de opzegtermijn voor een woning een maand bedraagt. De vertrekkende huurder dient schriftelijk afstand te doen van alle rechten en plichten met betrekking tot de woning. Pas daarna kan de naam op het huurcontract worden gewijzigd naar die van de achterblijvende huurder.

Houd er rekening mee dat de huurovereenkomst een minimale looptijd van 12 maanden heeft, gedurende welke de huur niet kan worden opgezegd, zowel gezamenlijk als eenzijdig.

Om het huurcontract aan te passen, gebruiken sommige verhuurders een standaardformulier.
Bij echtscheiding of geregistreerd partnerschap
In geval van echtscheiding bepalen de betrokkenen zelf wie in de woning blijft. Als er geen overeenstemming kan worden bereikt, kan de rechter de woning toewijzen aan een van de partijen. Degene die vertrekt, moet schriftelijk afstand doen van alle rechten en plichten met betrekking tot de woning.
Om het huurcontract aan te passen, moet u de volgende informatie verstrekken:
Een opzegging van de huur door de medehuurder.
Een kopie van het echtscheidingsvonnis van de rechtbank waarin staat aan wie de woning is toegewezen.
Een bewijs van inschrijving van de echtscheiding in de Basisregistratie Personen (BRP) van uw gemeente.
Bij een middensegment- of vrijesectorwoning
Houd er rekening mee dat er andere voorwaarden gelden voor het opzeggen van de huur, zoals een minimale huurperiode van een jaar of een andere opzegtermijn. De overblijvende bewoner moet voldoen aan de inkomensvoorwaarden, zoals vermeld in het huurcontract.
Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Gemeenschapsschuld na een echtscheiding

Dit artikel bespreekt de gemeenschapsschuld na een echtscheiding, waarbij wordt ingegaan op draagplicht, verknochtheid en redelijkheid en billijkheid. Het legt uit wanneer schulden als verknocht worden beschouwd en hoe een beroep op redelijkheid en billijkheid kan worden gedaan. Daarnaast wordt het automatisch verdelen van pensioen bij echtscheiding besproken.

De belangrijkste elementen waarmee rekening wordt gehouden omvatten de draagplicht, verknochtheid en de redelijkheid en billijkheid.

Wat betekenen deze begrippen en in hoeverre kunnen ze een oplossing bieden? Sinds 1 januari 2018 is de Wet beperkte gemeenschap van goederen van kracht. Vanaf deze datum trouwt u in een beperkte gemeenschap van goederen. Vóór 1 januari 2018 waren alle schulden en bezittingen die vóór het huwelijk van u persoonlijk waren, automatisch ook schulden en bezittingen van uw echtgenoot.

Wijziging na 1 januari 2018

Als u na 1 januari 2018 in het huwelijk treedt, blijven uw schulden en bezittingen die u vóór het huwelijk had, uw persoonlijke verantwoordelijkheid. Bezittingen en schulden die tijdens het huwelijk ontstaan, zijn gezamenlijk eigendom van u en uw echtgenoot. Natuurlijk kunt u huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden opstellen om de bezittingen en schulden na het huwelijk gescheiden te houden. Deze situatie verandert niet door de nieuwe wet. Dit artikel behandelt de gemeenschap van goederen van vóór 1 januari 2018. Laten we een studieschuld als voorbeeld nemen. Meestal is zo’n schuld vóór het huwelijk aangegaan door één van de echtgenoten. Dit betekent echter niet dat beide echtgenoten niet verantwoordelijk zijn voor de aflossing van deze schuld. In principe zijn beide echtgenoten elk voor de helft verantwoordelijk voor de gemeenschapsschuld, maar wat houdt draagplicht precies in? Het begrip draagplichtig – in deze context – verwijst naar de verplichte (maandelijkse) bijdrage die u moet betalen aan uw voormalige partner met betrekking tot een schuld die moet worden afgelost. Draagplicht draait om de vraag wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor de aflossing van de schuld. Een studieschuld valt onder de huwelijksgemeenschap en wordt dus gedragen door beide echtgenoten, tenzij deze schuld als verknocht wordt beschouwd. Maar wat betekent verknochtheid eigenlijk en valt een studieschuld hieronder?

Wat betekent verknochtheid?

Bij een echtscheiding worden alle schulden, zowel vóór als tijdens het huwelijk, ongeacht wie van de (ex-)echtelieden deze is aangegaan en ongeacht aan wie ze toebehoren, beschouwd als gemeenschapsschulden. Er zijn slechts drie uitzonderingen op deze regel in de wet:

  • Goederen en schulden die aan een echtgenoot zijn geschonken;
  • Een erfenis met uitsluitingsclausule;
  • Goederen en schulden die als verknocht worden beschouwd.

Verknochtheid verwijst naar individueel eigendom van goederen en schulden die (gedeeltelijk of volledig) buiten de gemeenschap van goederen vallen. Bij verknochte goederen en schulden gaat het om bezittingen en schulden die zo persoonlijk zijn dat ze betrekking hebben op het privévermogen van de betreffende echtgenoot. Persoonlijke bezittingen, zoals sieraden, collecties of hobbygerelateerde items, kunnen als verknocht worden beschouwd. Volgens de jurisprudentie kunnen goederen of schulden als verknocht worden beschouwd als ze als uiterst persoonlijk worden beschouwd. Voorbeelden van zulke hoogstpersoonlijke zaken kunnen onder andere invaliditeitspensioenen, overbruggingsuitkeringen en smartengelduitkeringen zijn. Deze voorbeelden worden als dusdanig persoonlijk beschouwd dat ze als verknocht worden beschouwd.

Is een studieschuld dan niet een uiterst persoonlijke schuld?

Een beroep op de verknochtheid van een goed of schuld wordt in zeer uitzonderlijke gevallen gehonoreerd. In de praktijk zal een beroep op verknochtheid zelden slagen als het gaat om de draagplichtverhouding met betrekking tot een schuld. Een dergelijk beroep kan echter succesvol zijn als de draagplichtverhouding onredelijk is op basis van redelijkheid en billijkheid. Laten we eerst verduidelijken wat redelijkheid en billijkheid precies betekenen.

Wat bedoelen we met redelijkheid en billijkheid?

De wet is van toepassing op iedereen en op elke situatie. In verreweg de meeste gevallen leidt de wet tot een eerlijke en rechtvaardige uitkomst. Toch zijn er uitzonderingen waarin de uitkomst niet eerlijk is en dus niet in overeenstemming is met de redelijkheid en billijkheid. De vraag is dan: is het redelijk en billijk? De uitdaging is om de rechter ervan te overtuigen om hetgeen tussen partijen is overeengekomen aan te passen of buiten beschouwing te laten.

Wat betekenen redelijkheid en billijkheid in deze context?

Terugkomend op de studieschuld: is het redelijk en billijk dat een voormalige echtgenoot deze schuld aflost, terwijl het niet zijn/haar uiterst persoonlijke schuld is? In zo’n geval kan de rechter de echtgenoot die niet de studieschuld heeft aangegaan tegemoetkomen. Er wordt dan gekeken naar het doel van de studielening en hoe deze lening zou zijn afgelost als de partijen bij elkaar waren gebleven. De echtgenoot met de studieschuld zou in dat geval meer hebben afgelost, omdat het zijn/haar eigen uiterst persoonlijke studieschuld is. Door de echtscheiding bevindt de echtgenoot met de studieschuld zich in een gunstigere positie, terwijl de gevolgen van de lening door de echtscheiding voor de andere echtgenoot veel zwaarder kunnen wegen. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat door de aflossing de kinderalimentatie niet kan worden betaald of dat de benadeelde echtgenoot maandelijks moeite heeft om rond te komen. Een dergelijk geval als hierboven beschreven kan als uitzonderlijk worden gekwalificeerd. De echtgenoot die wordt belast met het betalen van de studieschuld van zijn/haar ex-partner kan nog sterker staan als de studieschuld vóór het huwelijk is aangegaan en bovendien verzwegen is. Bovendien is een studielening bedoeld om een opleiding te financieren waar alleen degene die de lening heeft afgesloten, baat bij zal hebben. Als de opleiding niet is afgerond, kan de omvang van de schuld worden beperkt door te stoppen met de opleiding en het lenen. Er zijn tal van redenen om het begrip ‘uiterst persoonlijk’ aan te kaarten en zo sterker te staan.

Gevolgen van een succesvol beroep op redelijkheid en billijkheid Als voldoende kan worden aangetoond dat de schuld uiterst persoonlijk is, kan worden afgeweken van de hoofdregel van gelijke verdeling van de gemeenschap. Er moeten echter voldoende feiten en omstandigheden worden aangedragen door de benadeelde partij om dit te laten slagen. Het resultaat van een succesvol beroep is een herziene verdeling van de draagplichtverhouding (verplichte maandelijkse bijdrage voor de schuldaflossing). Het kan ook voorkomen dat de draagplichtverhouding dusdanig onaanvaardbaar is dat degene die de schuld is aangegaan, de schuld volledig moet dragen.

Lees meer in het artikel op advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.