Sinds 1 januari 1996 heeft het Benelux-Merkenbureau de bevoegdheid de inschrijving van merkdepots te weigeren. Deze weigering kan met name plaatsvinden indien het merk ieder onderscheidend vermogen mist, het merk in strijd is met de goede zeden of de openbare orde dan wel het gebruik van het merk zou kunnen leiden tot misleiding van het publiek. De criteria die het Benelux Merkenbureau hanteert zijn strenger dan verwacht. De wijziging van de Benelux-merkenwet vond plaats op 1 januari 1996. In de Memorie van Toelichting bij de wijziging werd aangegeven dat het toezichtsbeleid van het Benelux-Merkenbureau voorzichtig en terughoudend zou moeten zijn. Daaraan wordt ook gerefereerd in de richtlijnen van het Benelux-Merkenbureau inzake de criteria voor het weigeren van merken op absolute nietigheidsgronden.
Het Benelux-Merkenbureau zegt daarin dat het gemis aan onderscheidend vermogen van toepassing is op merken die geen enkel onderscheidend vermogen bezitten voor waren en diensten die bij het depot zijn opgegeven en die niet door het gebruik zijn ingeburgerd. Merken die daarentegen een gering onderscheidend vermogen hebben, worden wel door het Benelux-Merkenbureau aanvaard. Strenger dan verwacht Het Benelux-Merkenbureau blijkt echter strengere criteria te hanteren dan aanvankelijk verwacht. Zo kan het gebeuren dat het woordmerk “Bio-claire” wordt geweigerd voor schoonmaakmiddelen. Voorts werd het merk “De Geboortewinkel” voor waren en diensten verband houdend met zwangerschap, geboorte, baby’s, peuters en kleuters als niet onderscheidend aangemerkt en werd de kleur oranje, gedeponeerd door Libertel, eveneens geweigerd door het Benelux-Merkenbureau. Tegen de beslissing van het Benelux-Merkenbureau om inschrijving te weigeren is beroep mogelijk.
mei 1999