boedelscheiding en vergoedingsrecht – art. 1:85 en 1:87 Bw
Inleiding
In het Nederlandse huwelijksvermogensrecht wordt de verhouding tussen twee gehuwde personen geregeld. In titel 6 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek wordt, met betrekking tot die verhouding, gesproken over rechten en plichten van echtgenoten. Zo vinden wij in art. 1:85 Burgerlijke wetboek (verder: Bw) de aansprakelijkheid van de echtgenoten voor schulden gemaakt binnen de gewone gang van de huishouding. Art. 1:87 Bw vertelt ons daarnaast wat meer over de zogenaamde vergoedingsrechten. Beide artikelen verdienen, met het oog op de wetswijzigingen van 1 januari 2012, een nadere toelichting. De regeling is van belang indien partijen scheiden, en hun boedel willen verdelen. Bij echtscheiding kunnen partijen alsnog een verrekening toepassen op grond van deze regels. Bij de echtscheiding en boedelscheiding dienen partijen daarmee rekening te houden.
Kosten van de huishouding
Er geldt een bijzondere regeling voor aansprakelijkheid voor schulden uit de gewone gang van de huishouding. Binnen een huwelijk zijn beide partijen in beginsel gerechtigd om uit zichzelf handelingen te verrichten. Het is dan ook toegestaan dat er schulden worden aangegaan. Deze schulden kunnen bijvoorbeeld worden gemaakt ter bekostiging van een woning of een auto. Er zijn echter ook kleinere schulden denkbaar, zoals voor de aanschaf van een bank of een televisie. Voornamelijk deze laatste voorbeelden vormen vaak schulden ten behoeve van de gewone gang van de huishouding. Voor deze soort schulden heeft de wet een aparte regeling binnen het huwelijksvermogensrecht, namelijk art. 1:85 Bw.
Art. 1:85 Bw bepaalt dat schulden die zijn aangegaan ten behoeve van de gewone gang van de huishouding niet alleen een aansprakelijkheid legt op degene die de schuld heeft gemaakt, maar ook een aansprakelijkheid legt op de andere echtgenoot. Dit betekent dat een crediteur (schuldeiser) zijn schuld op beide partners kan verhalen. Beide echtgenoten kunnen dan ook worden aangesproken voor de betaling van de gehele schuld. Dit is een mooie zekerheid voor de crediteur, hij kan zich namelijk verhalen op zowel het gemeenschappelijk vermogen, als op het privévermogen van beide echtgenoten.
Welke schulden horen nu bij de gewone gang van de huishouding? Om dit aan te tonen moet gekeken worden naar art. 1:81 Bw waarin de kosten voor de huishouding wordt besproken. Op basis van dit artikel en de jurisprudentie over beide artikelen valt op dat er voornamelijk objectief wordt benaderd. Er moet bijvoorbeeld gekeken worden naar de leefwijze van de echtgenoten en naar de financiële situatie van het stel. Daarnaast is van belang dat naar de crediteur wordt gekeken. Wat mocht de crediteur ten tijde van het aangaan van de schuld begrijpen onder schulden ten behoeve van de huishouding. Over het algemeen zal het hier gaan over de aanschaf van spullen voor in een huis, maar ook de betaling van een bezoek aan een dokter kan hieronder vallen. ▲
Vergoedingsrechten
Vanaf 1 januari 2012 is art. 1:87 Bw ingrijpend veranderd. Het artikel ziet op de vermogensverhoudingen tussen twee echtgenoten. Wanneer bijvoorbeeld de ene echtgenoot met het geld van de andere echtgenoot een investering doet en hiermee winst maakt, wat is dan rechtens? Voorheen gold hier het zogenaamde nominaliteitsbeginsel. De echtgenoot van wie geld was gebruikt voor investeringen had dan, bijvoorbeeld bij een scheiding, recht op het geïnvesteerde bedrag, het nominale bedrag dus. Nu gaat men echter uit van de beleggingsleer, waarbij de echtgenoot van wie geld is gebruikt ter investering ook recht heeft op een deel van de waardestijging die de belegging mogelijk heeft doorstaan.
Art. 1:87 lid 1 Bw zegt dat er een vergoedingsplicht bij de ene echtgenoot jegens de andere echtgenoot ontstaat wanneer één van de echtgenoten het geld van de andere echtgenoot gebruikt voor bijvoorbeeld een investering of voor de aflossing van een schuld. Dit geld moet dan wel afkomstig zijn uit het privévermogen van de betalende partner. De partner die het geld gebruikt voor een investering zal uiteindelijk het geld terug moeten betalen en is dus vergoedingsplichtig. Is er door middel van de gedane investering ook nog eens winst gemaakt, dan moet deze winst volgens het nieuwe recht op eerlijke wijze tussen de echtgenoten worden verdeeld. Vooral bij de echtscheiding wordt dit belangrijk. Hoe werkt dit nu precies? Een voorbeeld zal meer duidelijkheid scheppen. ▲
Voorbeelden
Voorbeeld 1
A en B zijn getrouwd zonder dat er een gemeenschap van goederen bestaat. Ze hebben huwelijkse voorwaarden opgemaakt en hebben dus beide enkel privévermogens. A koopt nu een luxe villa voor een bedrag van 700.000 euro. De villa moet echter nog verbouwd worden voor een bedrag van 100.000 euro. B betaalt de volledige verbouwing en investeert 100.000 euro in het huis. Het huis heeft A dus 600.000 euro gekost en B 200.000 euro. Na een aantal jaren is het huis 1.000.000 euro waard geworden en wordt het verkocht. Volgens het huidige recht krijgt B in ieder geval zijn 200.000 euro terug en A dus zijn 600.000 euro. Er blijft dan nog 200.000 euro over om te verdelen. B heeft voor 1/4 deel bijgedragen in de kosten van het huis en krijgt dan dus ook 1/4 van de totale waarde van het huis. B krijgt nu dus 250.000 euro. A krijgt daarom 750.000 euro. ▲
Voorbeeld 2
Dezelfde situatie als hierboven is gegeven kan zich ook omgekeerd voordoen. Stel dat het huis weer 800.000 euro waard is na aanschaf en verbouwing. Na een aantal jaren willen A en B afrekenen en verkopen het huis. Helaas is het huis in waarde gedaald en is nu nog maar 600.000 euro waard. Ook hier moet gekeken worden naar het aandeel dat door beide echtgenoten is bijgedragen. Dat is voor B weer 1/4 van het totaal bedrag. ▲
Uitzonderingen
Hierboven is de normale situatie van het vergoedingsrecht geschetst. Er zijn echter een aantal speciale regels die hieromtrent gelden. Is bijvoorbeeld het privévermogen van de ene echtgenoot door de andere echtgenoot zonder diens toestemming gebruikt, dan verkrijgt de echtgenoot van wie het geld is gebruikt het nominale bedrag terug bij afrekening. Is er winst geboekt, dan krijgt de echtgenoot van wie het geld was ook hier een evenredig aandeel in. Is er verlies gemaakt, dan deelt de echtgenoot niet in het verlies.
Wordt geïnvesteerd in goederen die gebruikt worden, zoals bijvoorbeeld een televisie of een auto, dan wordt in beginsel na afrekening alleen het nominale bedrag terugbetaald. Bij goederen die gemakkelijk opraken, zal over het algemeen geen vergoeding worden gevraagd. Men noemt deze soort goederen ook wel gebruiksgoederen. Daarnaast kan het zijn dat bepaalde goederen die door de andere echtgenoot zijn betaald, zijn verkocht en niet zijn vergoed. Er moet dan bij afrekening als nog worden vergoed. De vergoeding is dan het bedrag dat het goed waard was ten tijde van de verkoop. Is de vergoeding lastig omdat de waarde niet vastgesteld kan worden, dan mag er worden geschat.
Let op: echtgenoten kunnen door middel van een overeenkomst afwijken van de wettelijke regels omtrent het vergoedingsrecht.
Daarnaast zijn de vergoedingsrechten die hier benoemd zijn pas ingegaan op 1 januari 2012. Vergoedingsrechten die voor deze tijd zijn ontstaan, moeten nog volgens het oude recht worden behandeld. Bij echtscheidingen en boedelscheiding na die datum dient daarmee dus rekening te worden gehouden. ▲