Geen straf voor onjuiste urenregistratie door politieman

Rechtbank Limburg heeft op[ 10 maart 2017 geoordeeld dat een 57-jarige man uit Kerkrade schuldig is aan valsheid in geschifte, maar de rechtbank legt hem geen straf op. De rechtbank vindt dat de politieman door zijn ontslag al zwaar is gestraft.

Valsheid in geschrifte

De rechtbank oordeelt dat deze politieman in 2014 gewerkte uren – veelal in het weekend – onjuist heeft geregistreerd met als doel een hogere toelage voor onregelmatig werk. Daarmee heeft hij zich meerdere malen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Als gevolg daarvan is hij – ondanks vele dienstjaren – ontslagen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het ontslag grote emotionele impact heeft.

Bij de behandeling van deze strafzaak bleek dat het voorkomt dat bij de politie wel vaker uren op andere tijdstippen worden geregistreerd, echter niet – zoals in dit geval – in afwijking van het werkelijke aantal gewerkte uren.

Wel schuldig, geen straf

De officier van justitie wilde dat de rechtbank een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf zou opleggen. De rechtbank vindt echter dat de politieman door zijn ontslag al zwaar is gestraft. Om die reden verklaart de rechtbank hem schuldig, maar legt zij geen straf op.
Uitspraken

Bron: rechtspraak.nl

Het verbetertraject bij disfunctioneren van de werknemer

De wet verstaat onder disfunctioneren de “ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, (…), mits de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren (…).” Uit deze definitie vloeien 3 belangrijke criteria voort alvorens de werknemer kan worden ontslagen. Er moet sprake zijn van ongeschiktheid, de werkgever moet de werknemer daarvan tijdig in kennis hebben gesteld en er moet een behoorlijk verbetertraject worden gevolgd. En bij dat verbetertraject gaat het in de praktijk erg vaak fout.

Disfunctioneren betekent dus dat de werknemer in onvoldoende mate voldoet aan de gestelde functie-eisen en/of dat de werknemer op onjuiste wijze zijn taken vervult. Hieruit blijkt al dat een goede functie-/taakomschrijving niet alleen van belang is voor de werknemer, maar in dit kader ook zeker voor de werkgever.Wanneer de werkgever eenmaal heeft vastgesteld dat de werknemer disfunctioneert, moet de werkgever hierover met de werknemer in gesprek gaan. De werkgever moet in dat gesprek heel concreet kunnen benoemen wat eraan scheelt en op welke onderdelen verbetering wordt verlangd. Verder moet één en ander duidelijk door de werkgever op papier worden gezet, zodat partijen exact weten waar ze aan toe zijn. De derde stap is een kwalitatief goed verbetertraject, door middel waarvan de werknemer in de gelegenheid wordt gesteld om zijn functioneren te verbeteren. Van de werkgever wordt zelfs  verlangd de werknemer te ondersteunen door middel van coaching, scholing of actieve ondersteuning. Voorts moeten de werkgever en de werknemer de voortgang samen tussentijds (bijvoorbeeld om de twee of vier weken) evalueren. Het verdient aanbeveling om ook die tussentijdse evaluaties en de uitkomsten daarvan op papier te zetten.

In verband hiermee rijst natuurlijk ook de vraag hoe lang een dergelijk verbetertraject moet duren. Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe ontslagwetgeving medio 2015 werd aangenomen dat  een verbetertraject al snel minimaal circa 3 tot 6 maanden zou moeten duren. Ook zou de lengte van het dienstverband van invloed zijn op de duur van het verbetertraject. Zeker bij lange dienstverbanden waren verbetertrajecten van circa 6 tot 12 maanden geen uitzondering. Twee recente uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geven nu een iets andere kijk op deze termijnen. In één van de uitspraken werd bijvoorbeeld (en ook tot verbazing van menigeen) geoordeeld dat de lengte van het verbetertraject op zich juist niet afhankelijk moet zijn van de duur van het dienstverband. In een andere zaak oordeelde het Hof dat een verbetertraject dat (slechts) 6 weken duurde toch voldoende was. Het Hof onderbouwt dit met de argumentatie dat het om relatief eenvoudig (ongeschoold) werk ging, de werknemer de functie al enige jaren vervulde en in de 6 weken (nagenoeg) geen verbetering was geconstateerd.

Het ontslaan op grond van disfunctioneren is moeilijk, maar niet onmogelijk, mits er onder meer een kwalitatief goed verbetertraject wordt gevolgd. Hier gaat het in de praktijk vaak mis, met alle gevolgen van dien. Hoewel in bepaalde gevallen korte verbetertrajecten volstaan, adviseer ik toch om daarvoor de nodige tijd te nemen, niet alleen in het belang van de werknemer, maar ook zeker in het belang van de werkgever. Hoewel de duur van het traject volgens de twee genoemde uitspraken niet afhankelijk van de duur van het dienstverband moet zijn, adviseer ik bij langere dienstverbanden, ter voorkoming van risico’s, toch ruim de tijd te nemen voor het verbetertraject.

Bron: Actuele artikelen

Sinds Wet DBA nauwelijks nog modelcontracten

Opdrachtgevers werken sinds de Wet DBA nauwelijks nog met modelovereenkomsten voor zzp’ers. Een op de tien wil het werken met zzp’ers vervangen door andere inhuurmogelijkheden als payrolling.

Dat blijkt uit onderzoek van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Brancheorganisatie voor Intermediairs en Brokers (Bovib). Zij inventariseerden de gevolgen van de Wet DBA bij zzp’ers, opdrachtgevers en intermediairs.

Modelovereenkomsten

Opdrachtgevers blijken nauwelijks nog (10%) te werken met modelovereenkomsten. Zij vinden onduidelijk welke modellen precies van toepassing voor hen zijn. Vaak vinden ze het ook niet nodig omdat ze met zzp’ers voor losse opdrachten werken.

Met de angst voor de Wet DBA lijkt het mee te vallen: een kwart van de opdrachtgevers ervaart of verwacht knelpunten. Zij voorzien problemen met de grotere aansprakelijkheid of vinden de regelgeving onduidelijk.

Van de opdrachtgevers is 10% van plan te stoppen met zzp’ers vanwege de hoge risco’s die aan de nieuwe wet verbonden zijn. Zij overwegen andere inhuurmogelijkheden als payrolling en nulurencontracten.

Intermediairs

Dat ligt anders bij de groep van intermediairs, waarvan grote inleners vaak gebruik maken als ze zzp’ers inhuren. Van de intermediairs werkt 63% inmiddels met modelovereenkomsten, waarvan 79% is beoordeeld door de Belastingdienst.

De meeste intermediairs (86%) hebben problemen met de nieuwe wet. Zij lopen aan tegen onduidelijkheid vanuit de Belastingdienst en ervaren angst en onzekerheid bij opdrachtgevers en zzp’ers. De helft van de intermediairs constateert minder animo voor intermediaire dienstverlening op het gebied van zzp. Andere diensten als payrolling en detachering zien ze toenemen.

Overgangsperiode

Op 1 mei 2016 is de overgangsperiode van de Wet DBA begonnen. Vanaf dan is de wet in werking, maar hebben werkgevers en zzp’ers nog een jaar de tijd om de eigen situatie in kaart te brengen en te beslissen of ze met modelcontracten gaan werken of niet – het werken met modelcontracten is niet verplicht. Het is nog te vroeg om harde conclusies te trekken, laten de ABU en de Bovib weten. Begin volgend jaar herhalen de twee organisaties het onderzoek.

Bron: actueel

Evaluatie nieuwe ontslagrecht

Het nieuwe ontslagrecht is nu ruim een jaar geleden in werking getreden. Heel voorzichtig kunnen er uit de rechtspraak van de laatste maanden conclusies worden getrokken. Eén van deze conclusies is dat het aantal afwijzingen van verzoeken van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te beëindigen sterk is toegenomen. De in dit verband genoemde percentages naar aanleiding van verrichte onderzoeken variëren nogal. Het percentage afgewezen ontbindingsverzoeken lijkt rond de 25% te liggen. Zelfs worden percentages van 30% genoemd. En dat is veel; heel veel! In het oude ontslagrecht lag dat percentage namelijk onder de 10%.

In het ‘oude’ ontslagrecht moest er sprake zijn van een gewichtige reden om tot beëindiging te kunnen overgaan. Een rechter kon flexibel omgaan met de invulling van dat begrip. Was er aan de zijde van de werkgever sprake van een (te) “dun” ontslagdossier kon de rechter toch oordelen dat partijen niet meer door één deur konden (een vruchtbare voorzetting van de samenwerking was dus niet meer mogelijk, zo werd er dan gezegd), maar kon de rechter de werknemer aan de andere kant wel tegemoetkomen door een hoge(re) beëindigingsvergoeding aan de werknemer toe te kennen. Aan deze flexibiliteit van de rechter is nu volledig een einde gekomen. De wet somt nu limitatief de ontslaggronden op.

Het ontslagdossier moet nu dusdanig compleet zijn dat volledig aan alle eisen van de specifieke ontslaggrond waarop de werkgever zich beroept wordt voldaan. En in de vorming van een goed ontslagdossier worden door werkgevers erg veel (onnodige) fouten gemaakt. Een beetje verstoorde arbeidsverhouding en een beetje onvoldoende functioneren leiden nu niet meer tot ontbinding, terwijl dat vroeger vaak wel lukte. ‘Samentelling’ van ontslaggronden is dus niet meer mogelijk.

De werkgever zal de werknemer bij een afwijzing van het ontslagverzoek moeten terugnemen met alle nadelige gevolgen van dien op de werkvloer. Misschien kan hij nog wel een ‘deal’ sluiten met de werknemer, maar veelal zal de werkgever de portemonnee dan echt moeten trekken wil hij de werknemer over de streep kunnen trekken.

Al met al is het nieuwe ontslagrecht dus behoorlijk veranderd en dient u als werkgever veel meer effort te steken in het opbouwen van een goed dossier.

Bron: Actuele artikelen

Recht op transitievergoeding bij pensioen?

Een vraag die sinds enige tijd speelt is of werknemers die met pensioen gaan recht hebben op een transitievergoeding.

Werknemers die met pensioen gaan en werknemers die met pensioen zijn hebben geen aanspraak op de transitievergoeding. In artikel 7:673 BW is geregeld dat werknemers die 24 maanden of langer bij een werkgever hebben gewerkt aanspraak kunnen maken op een transitievergoeding als het dienstverband op initiatief van de werkgever is geëindigd. In lid 7 worden drie uitzonderingen op deze hoofdregel gemaakt. Eén van die uitzonderingen betreft het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst in verband met – of na het bereiken van de aow (of andere pensioengerechtigde) leeftijd.
Meer over de transitievergoeding

Een andere vraag die betrekking heeft op de traniitievergoeding is: is het mogelijk om de transitievergoeding te verdisconteren in het salaris van de werknemer? In de wetsgeschiedenis wordt op de vraag of de transitievergoeding in het salaris kan worden verdisconteerd geen antwoord gegeven. Deze vraag is bij de behandeling van de Wet Werk en Zekerheid niet aan de orde gekomen. Kijkend naar de inhoud van het wetsartikel lijkt het er niet op dat het mogelijk is om de transitievergoeding in het salaris te verdisconteren.

Bron: P&O actueel

Mag je kosten reintegratie aftrekken van transitievergoeding?

Ongeveer een jaar geleden deed de transitievergoeding zijn intrede. Toch rijzen nog regelmatig vragen over deze vergoeding, die bedoeld is als compensatie voor ontslag en de transitie naar een andere baan voor de werknemer moet vergemakkelijken.

Eén van die vragen luidt: mag een werkgever de kosten van re-integratie aftrekken van de transitievergoeding bij ontslag van een langdurige zieke werknemer?

Werknemers wiens dienstverband langer dan twee jaar heeft geduurd en eindigt door ontbinding, opzegging of het niet voortzetten op initiatief van de werkgever, hebben recht op een transitievergoeding. Dit geldt ook als de werknemer langdurig ziek is geweest. Tijdens de behandeling van de wet Werk en Zekerheid in de Eerste en Tweede Kamer is op deze situatie expliciet ingegaan. De vraag of na twee jaar ziekte al dan niet een transitievergoeding betaald zou moeten worden bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever, is als volgt beantwoord: ‘Gelet op het doel van de transitievergoeding dat tweeledig is (compensatie voor ontslag en bevordering transitie van werk naar werk) bestaat geen rechtvaardiging om onderscheid te maken tussen arbeidsongeschikte werknemers (met een IVA-uitkering) en andere werknemers.’
Niet in mindering

Dit houdt in dat de werkgever – ook na twee jaar (volledige) arbeidsongeschiktheid – een transitievergoeding verschuldigd is aan de werknemer als het dienstverband op initiatief van de werkgever eindigt. In de Eerste en Tweede Kamer is ook aan de orde gekomen dat de kosten van re-integratieverplichtingen en kosten van loondoorbetaling bij ziekte niét op de transitievergoeding in mindering kunnen worden gebracht.

Bron: XpertHRactueel

Wanneer ben je de vader van een kind?

Een man kan ook juridisch vader van een kind worden door een gerechtelijke vaststelling, dit kan in tegenstelling tot de erkenning echter niet op initiatief van de man.

Of iemand de biologische vader van een kind is, kan door middel van een DNA-test worden vastgesteld. Een biologische vader is echter lang niet altijd de juridische vader van het kind. Het zijn van juridisch vader heeft veel ingrijpende consequenties. Het al dan niet juridisch vader zijn kan onder meer gevolgen hebben voor de achternaam van het kind, het omgangsrecht, het erfrecht en de nationaliteit van het kind. In totaal biedt de wet vier mogelijkheden waarop je juridisch vader kunt worden van een kind. Dit kan door middel van huwelijk, erkenning, gerechtelijke vaststelling en adoptie. Als een kind gedurende het huwelijk tussen en man en een vrouw wordt geboren, dan is de echtgenoot automatisch de juridische vader van het kind. Het kind dat uit een huwelijk geboren wordt, verkrijgt de Nederlandse nationaliteit indien de vader of moeder Nederlander is. Een kind dat buiten een huwelijk wordt geboren heeft bij de geboorte in beginsel alleen een juridische moeder.

De vader van het kind kan het kind erkennen, waardoor hij de juridische vader van het kind wordt; de juridische gevolgen gelden vanaf het moment van de erkenning. Ook kan de man reeds tijdens de zwangerschap de ongeboren vrucht erkennen; in dat geval geldt de erkenning vanaf het moment dat het kind geboren wordt, dit omdat een kind voor de wet pas bestaat als het levend geboren wordt. Erkenning vindt plaats door een akte van erkenning op te laten maken door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Een kind van een niet Nederlandse moeder krijgt door erkenning door een Nederlandse vader gedurende de zwangerschap en indien het kind jonger is dan 7 jaar ten tijde van de erkenning, de Nederlandse nationaliteit Is het kind ouder dan 7 jaar, dan dient de erkenner ook aan te tonen dat hij de biologische vader is van het kind, voordat het de Nederlandse nationaliteit krijgt.

Een man kan ook juridisch vader van een kind worden door een gerechtelijke vaststelling, dit kan in tegenstelling tot de erkenning echter niet op initiatief van de man. Enkel het kind zelf of de moeder – indien het kind jonger is dan 16 jaar – kan dit verzoek bij de rechtbank indienen. Voor de moeder geldt echter wel een vervaltermijn van 5 jaar na de geboorte of 5 jaar na het bekend worden van de identiteit en of de verblijfplaats van de vermoedelijke verwekker. Een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap werkt terug tot aan de geboorte! Dit kan derhalve grote gevolgen hebben op gebied van alimentatie en nalatenschappen. Ook krijgt het kind hierdoor de nationaliteit van de vader.

Tot slot kan het juridisch vaderschap verkregen worden door adoptie. Adoptie geschiedt door een uitspraak van de rechtbank en kan door één persoon of door twee personen, die met elkaar zouden mogen trouwen en reeds drie jaar hebben samengeleefd, verzocht worden. Ook kan de echtgenoot of geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder een kind van die ouder adopteren: dit wordt partneradoptie genoemd. Ook hier geldt de eis dat de verzoeker drie jaar met de ouder van het kind moet hebben samengeleefd. Voorts geldt er nog een aantal aanvullende voorwaarden, die door de rechter worden getoetst, voordat het verzoek tot adoptie zal worden toegewezen.

Bron: Actuele artikelen

Evaluatie van het nieuwe ontslagrecht

Het nieuwe ontslagrecht is nu ruim een jaar geleden in werking getreden. Heel voorzichtig kunnen er uit de rechtspraak van de laatste maanden conclusies worden getrokken. Eén van deze conclusies is dat het aantal afwijzingen van verzoeken van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te beëindigen sterk  is toegenomen. De in dit verband genoemde percentages naar aanleiding van verrichte onderzoeken variëren nogal. Het percentage afgewezen ontbindingsverzoeken lijkt rond de 25% te liggen. Zelfs worden percentages van 30% genoemd. En dat is veel; heel veel! In het oude ontslagrecht lag dat percentage namelijk onder de 10%.

In het ‘oude’ ontslagrecht moest er sprake zijn van een gewichtige reden om tot beëindiging te kunnen overgaan. Een rechter kon flexibel omgaan met de invulling van dat begrip. Was er aan de zijde van de werkgever sprake van een (te) “dun” ontslagdossier kon de rechter toch oordelen dat partijen niet meer door één deur konden (een vruchtbare voorzetting van de samenwerking was dus niet meer mogelijk, zo werd er dan gezegd), maar kon de rechter de werknemer aan de andere kant  wel tegemoetkomen door een hoge(re) beëindigingsvergoeding aan de werknemer toe te kennen. Aan deze flexibiliteit van de rechter is nu volledig een einde gekomen. De wet somt nu limitatief de ontslaggronden op.

Het ontslagdossier moet nu dusdanig compleet zijn dat volledig aan alle eisen van de specifieke ontslaggrond waarop de werkgever zich beroept wordt voldaan. En in de vorming van een goed ontslagdossier worden door werkgevers erg veel (onnodige) fouten gemaakt. Een beetje verstoorde arbeidsverhouding en een beetje onvoldoende functioneren  leiden nu niet meer tot ontbinding, terwijl dat vroeger vaak wel lukte. ‘Samentelling’ van ontslaggronden is dus niet meer mogelijk.

De werkgever zal de werknemer bij een afwijzing van het ontslagverzoek moeten terugnemen met alle nadelige gevolgen van dien op de werkvloer. Misschien kan hij nog wel een ‘deal’ sluiten met de werknemer, maar veelal zal de werkgever de portemonnee dan echt moeten trekken wil hij de werknemer over de streep kunnen trekken.

Al met al is het nieuwe ontslagrecht dus behoorlijk veranderd en dient u als werkgever veel meer effort te steken in het opbouwen van een goed dossier.

Bron: Actuele artikelen

Herstel arbeidsovereenkomst na ontslag via UVW

Herstel arbeidsovereenkomst na beroep kantonrechter

Het verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen. Anders dan het UWV heeft geoordeeld, is de financiële noodzaak voor het verval van de functie onvoldoende onderbouwd. Geen veroordeling tot herstel met terugwerkende kracht.

Feiten
Werknemer is doofblind en heeft een Wajong-status. De stichting heeft het UWV toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te mogen zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. Het UWV heeft daartoe toestemming verleend. De stichting heeft de arbeidsovereenkomst op 22 september 2015 opgezegd tegen 1 november 2015. De stichting heeft aan werknemer de transitievergoeding betaald.

Verzoek
Werknemer verzoekt de kantonrechter om de stichting te veroordelen om de arbeidsovereenkomst te herstellen en verzoekt daarbij om te bepalen dat als ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst 1 november 2015 zal gelden.

Lees verder “Herstel arbeidsovereenkomst na ontslag via UVW”

Minister in gesprek over ontslagvergoeding

Ontslagvergoeding te laag?  Dan geen ontslag

Rechters lijken soms een ontslagaanvraag van een werkgever af te wijzen omdat ze de ontslagvergoeding (transitievergoeding) vinden. Dat is niet de bedoeling, aldus minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken). Hij gaat hierover in gesprek met de rechters.

Asscher kondigde donderdag overleg aan met de Raad voor de Rechtspraak. Dat is het bestuur van de meeste rechtsprekende organisaties.

Volgens Asscher kunnen rechters over het algemeen goed uit de voeten met het versoepelde ontslagrecht in de Wet Werk en Zekerheid (WWZ), die vrijdag één jaar van kracht is. De wijziging van het ontslagrecht lijkt te doen wat is beoogd, vindt de minister. Namelijk dat een ontslag zorgvuldiger, eerlijker en sneller verloopt. Ook wordt een contract vaker met wederzijds goedvinden beëindigd. “Ook dat was beoogd, minder naar de rechter”, aldus Asscher. Lees verder “Minister in gesprek over ontslagvergoeding”