Geen vereenzelviging vennootschap en UBO

Een paardentrainer verzorgt in opdracht van X paarden en maakt daarbij kosten. Hij vordert deze kosten van de vennootschap waarvan X de ultimate beneficial owner is, met een beroep op vereenzelviging van X en de vennootschap (Rainbow-arrest). De rechtbank wijst de vordering af. Niet gebleken is dat de paardentrainer en de vennootschap een contractuele relatie hadden en aan de vereisten voor een beroep op toerekening, vereenzelviging of ongerechtvaardigde verrijking wordt niet voldaan.

Achtergrond

In 2015 koopt H BV een paardensportcomplex van A. X is niet de bestuurder van H, maar wel de “ultimate beneficial owner” (zo volgt uit een stuk van de Rabobank).

Al voordat H het complex koopt, worden er paarden gestald. Deze paarden worden, in opdracht van X, verzorgd door paardentrainer P. In de periode voor de verkoop brengt A de kosten voor stalhuur, hooi, training etc. in rekening bij P. P berekent de kosten door aan X.
Na de verkoop in december 2015 betaalt X de rekeningen voor de paardenverzorging op een bankrekening van P.

Vordering

P vordert veroordeling van H tot betaling van circa € 1,5 mio. Het bedrag ziet o.a. op verzorgingskosten voor de paarden en training.
P stelt dat X aan haar opdracht heeft gegeven om de stoeterij, waarvan H eigenaar is geworden, te exploiteren. P heeft kosten voorgeschoten en vordert deze terug. H is volgens P feitelijk X. H moet geacht worden de eigenaar te zijn van de paarden (ex artikel 3:198 BW: de bezitter wordt vermoed eigenaar te zijn).

Geen contractuele relatie

De vordering is gebaseerd op een contractuele relatie, een overeenkomst van opdracht. Op basis van deze overeenkomst zou H de facturen van P moeten betalen, aldus P.

De rechtbank constateert echter dat er geen enkel stuk en ook geen enkele andere aanwijzing is waaruit blijkt dat P en H een contractuele relatie hebben.
Uit de koopovereenkomst tussen A en H blijkt dat door A alleen onroerende zaken en inventaris is verkocht aan H. Er is uitdrukkelijk geen onderneming gekocht en ook geen paarden. Als H alleen eigenaar is van stallen, weilanden en inventaris, en P beheerder van de paarden die daar staan, bestaat er geen grond waarom P kosten in rekening zou mogen brengen aan H.
Bovendien blijkt uit de door H in het geding gebrachte stukken dat in de gehele periode van december 2015 tot en met februari 2017, de facturen voor het beheer van de paarden, zijn voldaan door X in persoon. Dit komt overeen met H’s stelling dat X de eigenaar is van de paarden. Ook X verklaart dat. Als er reeds een contractuele relatie bestaat tussen X en P op grond waarvan X de kosten voor het beheer aan P voldoet, maakt dat nog minder aannemelijk dat er tussen H en P een contractuele relatie bestond.
De argumenten die P noemt om te onderbouwen dat er toch een contractuele relatie tussen P en H bestond, overtuigen de rechtbank niet.

Toerekening

P stelt dat H in feite X is. De rechtbank begrijpt dat P daarmee zegt dat de betalingen door X moeten worden toegerekend aan H en dat het dus H is die betalingsverplichtingen heeft. De rechtbank kan P daarin niet volgen. H en X zijn in het rechtsverkeer te onderscheiden rechts- en natuurlijke personen. Dat X door Rabobank is aangemerkt als ultimate beneficial owner van H is niet hetzelfde als dat X gelijkgesteld kan worden aan H.

Vereenzelviging

P doet een beroep op vereenzelviging en verwijst naar het Rainbow-arrest .De rechtbank overweegt dat in het genoemde arrest door de Hoge Raad nogmaals wordt bevestigd dat vereenzelviging – het volledig wegdenken van het identiteitsverschil tussen twee (rechts)personen – slechts in zeer uitzonderlijke situaties aan de orde is. Uit het arrest volgt dat daarvan met name sprake zal zijn als degene die (volledige of overheersende) zeggenschap over twee rechtspersonen heeft, misbruik maakt van het identiteitsverschil.

In de onderhavige zaak heeft P niet uitgelegd op grond van welke omstandigheden geoordeeld zou moeten worden dat X vereenzelvigd moeten worden met H. Er worden geen zelfde activiteiten uitgeoefend, er is geen sprake van zelfde (handels-)namen, er worden geen zelfde adressen en/of logo’s gebruikt, er is geen sprake van één en dezelfde directeur/enig aandeelhouder en ook is niet onderbouwd dat X misbruik maakt van een gelijkenis met H. Zelfs heeft P niet gesteld dat P door de vereenzelviging haar (gestelde) vordering op H niet kan innen. Integendeel heeft P beslag gelegd op zaken van H.

In deze situatie kan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn van vereenzelviging.

Ongerechtvaardigde verrijking

P doet (subsidiair) een beroep op ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW), nu de gevorderde kosten zouden zien op uitgaven van H die door P zijn gedragen.

Van verrijking van H kan alleen sprake zijn als H eigenaar zou zijn van de paarden. De kosten die P stelt te hebben voldaan voor H, zijn immers gemaakt ten behoeve van (de eigenaar van) de paarden. De rechtbank heeft echter al geconstateerd dat niet aangenomen kan worden dat H eigenaar is van paarden. H heeft als koper geen bedrijf of paarden overgenomen, X heeft verklaard eigenaar te zijn van de paarden, en hij heeft tot februari 2017 ook de facturen daarvoor voldaan.
Nu ook verder geen omstandigheden zijn genoemd die een verrijking van H inhouden, constateert de rechtbank dat aan de vereisten voor een beroep op ongerechtvaardigde verrijking niet is voldaan, zodat de vordering ook niet op deze grond kan worden toegewezen.

De rechtbank wijst de vordering af.
Rechtbank Overijssel 11 april 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:1852 (publicatiedatum: 30 mei 2018)

bron: SDU opmaat                                                                

De gevolgen van de Europese privacy verordening (AVG) voor het MKB

De nieuwe Europese wetgeving op gebied van privacy dient personen meer bescherming te bieden. Het toepassen van privacy principes heeft consequenties op het juridische en IT gebied van de organisatie: contractbeheer en het beheer van de (interne) informatievoorziening.

De invoering van de AVG verwerkersovereenkomsten per 25 mei 2018 schept verplichtingen voor het MKB. Er worden immers bij het MKB uiteenlopende wijze persoonsgegevens verwerkt. De AVG eist dat uitsluitend persoonsgegevens mogen worden opgeslagen en verwerkt, indien daarvoor een gerechtvaardigd doel is. Ook dient onderscheid te worden gemaakt tussen bijzondere persoonsgegevens (ras, geloof, politieke voorkeur, vakbondslid, BSN nummer, strafblad) en algemene persoonsgegevens (NAW, emailadres, IP)

De wetgeving dient personen meer bescherming te bieden. Het betreft een Europese wetgeving waarbij een aantal principes gelden. Het toepassen van deze principes heeft consequenties op het juridische en IT gebied van de organisatie: contractbeheer en het beheer van de (interne) informatievoorziening.

Afsluiten verwerkersovereenkomsten

Het MKB dient verwerkersovereenkomsten af te sluiten met externe partijen, die (privacy) data kunnen inzien, opslaan of op enige wijze iets met de gegevens doet. Om deze overeenkomsten af te sluiten, dient inzicht te zijn met welke partijen dit plaats moet vinden. Denk aan salarisadministratie, accountant, Arbodienst, ICT beheerder.

Inzage in opgeslagen informatie

Het MKB dient inzichtelijk te maken hoe welke informatie (data) waar en voor hoe lang in de administratiesystemen wordt opgeslagen. Ook dienen er technische en administratieve voorzieningen getroffen te zijn voor de beveiliging van gegevens. Op verzoek van betreffende persoon dienen gegevens over hem/haar opgevraagd en/of verwijderd te worden uit de bestanden. Daarvoor dient te worden geïnventariseerdwelke persoonsgegevens voor welk doel worden opgeslagen/verwerkt, waarbij ze naar aard en doel gerubriceerd worden. Voor zo’n verwerkingsregister zijn Excel sheets in omloop.

Juridisch zijn een aantal punten van belang:
wijs privacy officer/functionaris gegevensverwerking (FG) aan;
instrueer personeel over gebruik usb, wachtwoord, dropbox, google/Gmail etc. en laat medewerkers tekenen dat ze zich zullen houden aan de daarvoor beschikbare procedures, ook indien het fout gaat, bijv. bij verlies van data.
stel model verwerkingsovereenkomsten op t.b.v. externe actoren van MKB;
stel privacy en cookie statement op t.b.v. website, Facebook, Twitter, Instagram;
zorg in opdrachtbevestiging dat klanten expliciet gewezen worden op gebruik van persoonsgegevens voor nieuwsbrief, seminars en dat ze daarvoor toestemming dienen te geven (via vinkje, in algemene voorwaarden die expliciet geaccepteerd dienen te worden of / ‘voor akkoord’ bij handtekening opdrachtbevestiging).

Door zich als bedrijf aan deze regels te houden, wordt voorkomen dat uiteindelijk een boete kan worden opgelegd bij overtreding.

zorg voor een systeem, waaruit blijkt dat niet-klanten expliciet akkoord gaan met mailing voor nieuwsbrieven, seminars. Beheer zelf (email-)adressenbestand;
Formuleer (en communiceer intern) een procedure meldplicht datalekken en Protocol bij datalek, incl. logging security incidenten.

Bron: Actuele Artikelen                                               

Rechtspraak gereed voor de AVG

De Rechtspraak behandelt persoonsgegevens vertrouwelijk en beveiligt die gegevens conform de bepalingen uit de AVG en – als het om strafzaken gaat – de Richtlijn gegevensbescherming politie.

De Rechtspraak is klaar voor de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Privacy van betrokkenen bij de rechtspraak is van groot belang. In een zaaksdossier staan vaak bijzondere en gevoelige persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor een goede rechtspleging.

Het is van belang dat betrokkenen in rechtszaken zonder terughoudendheid hun verhaal kunnen doen en niet bang hoeven te zijn dat de informatie in verkeerde handen valt. De Rechtspraak behandelt persoonsgegevens daarom vertrouwelijk en beveiligt die gegevens conform de bepalingen uit de AVG en – als het om strafzaken gaat – de Richtlijn gegevensbescherming politie.

Landelijk verwerkingsregister

In het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) had de Rechtspraak al maatregelen genomen, zoals een procedure meldplicht datalekken en de benoeming van een functionaris voor de gegevensbescherming. In het kader van de AVG is nu ook een landelijk privacybeleid vastgesteld, een privacy governance ontworpen (de wijze waarop dit onderwerp bestuurlijk is belegd) en een privacyverklaring
opgesteld. Alle persoonsgegevens die in de landelijke IT-systemen worden geregistreerd, zijn in kaart gebracht in een landelijk verwerkingsregister. Ook de gerechten hebben geanalyseerd welke registraties van persoonsgegevens met welk doel worden bijgehouden.

Rechten betrokkenen

Voor personen die willen weten welke persoonsgegevens de rechtspraak heeft geregistreerd of die willen wijzigen of wissen is 1 procedure afgesproken die alle gerechten en diensten hanteren. Zij kunnen een verzoek indienen aan de hand van een formulier en dat naar het gerecht sturen waar hun zaak heeft gediend of naar de Raad voor de rechtspraak. Gezien de gevoeligheid van de geregistreerde persoonsgegevens kan pas inzage worden gegeven als men zich in persoon heeft geïdentificeerd in een van de gerechtsgebouwen. Deze extra maatregel bij de Rechtspraak is nodig om misbruik te voorkomen. Als het verzoek betrekking heeft op een rechtszaak dan zijn de rechten beperkt. Zo is het niet mogelijk een afschrift te vragen van het gehele dossier, de inhoud van de rechtszaak te corrigeren of zich tegen de inhoud te verzetten met een beroep op de privacyrechten binnen de AVG. Hiervoor is de rechterlijke procedure bedoeld.

Toezicht

Onderdeel van de invoering van de AVG is de speciale regeling toezicht op de verwerking van persoonsgegevens in de rechtspraak. Dat toezicht is op grond van de AVG niet belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), maar moet door de Rechtspraak in alle Europese landen zelf ingericht worden. Voor de gerechten (rechtbanken, gerechtshoven en Hoge Raad) is dat toezicht belegd bij de procureur-generaal van de Hoge Raad. Voor de bestuursrechtelijke colleges (Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven) is het toezicht belegd bij de nieuw ingestelde ’AVG-commissie bestuursrechtelijke colleges‘. Klachten over gegevensverwerking in het kader van de uitoefening van gerechtelijke taken kan men dus bij 1 van deze toezichthouders indienen. De AP neemt alleen nog maar klachten over gegevensverwerking in het kader van de bedrijfsvoering in behandeling. Deze regeling is bedoeld om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht bij de uitoefening van haar rechterlijke taken te waarborgen.

Blijvende aandacht

De Rechtspraak houdt privacybescherming op de kaart. Belangrijke uitdaging is het zo veel mogelijk beperken van de toegang tot gegevens. In dat kader worden het komende jaar de autorisaties van medewerkers en de systemen van de Rechtspraak aangepast. Ook blijft er permanent aandacht voor het vergroten van bewustzijn van medewerkers als het gaat om de omgang met persoonsgegevens.

Bron: de Rechtspraak                                             

Hoe voorkom je als zzp’er dat iedereen je adres en telefoonnummer googlet

Wie een bedrijf begint, kan niet om de Kamer van Koophandel heen. Je bent als ondernemer verplicht om je in te schrijven in het handelsregister. Dat heeft tot gevolg dat je privégegevens makkelijk vindbaar zijn.

De Autoriteit Persoonsgegevens zegt dat de Kamer van Koophandel mogelijk de wet overtreedt door adverteerders inzage te bieden in het handelsregister. De organisaties gaan daarover in gesprek, en dat kan goed nieuws zijn voor ondernemers. Die hebben nu maar weinig middelen om hun privacy te beschermen.

Wie een bedrijf begint, kan niet om de Kamer van Koophandel heen. Je bent als ondernemer verplicht om je in te schrijven in het handelsregister. Dat heeft tot gevolg dat je privégegevens makkelijk vindbaar zijn. Op internet, maar ook in allerlei bestanden die de Kamer van Koophandel aan commerciële partijen doorverkoopt.

Ondernemers krijgen daardoor te maken met een stroom aan post en telefoontjes van energieleveranciers, internetaanbieders en andere bedrijven iets te verkopen hebben.

Vooral voor zzp’ers die vanuit huis werken is de verkoop van data vervelend. Het vestigingsadres van hun bedrijf is in het handelsregister hetzelfde als hun privéadres. Ze krijgen dus thuis te maken met telefoontjes, post en verkoop van deur tot deur.

De privacy van deze ondernemers is er ook niet bij gebaat. Wie via Google op hun bedrijfsnaam zoekt, vindt gemakkelijk hun privéadres. Dat kan tot nare situaties leiden.

De Kamer van Koophandel geeft zelf een aantal tips om je privacy te waarborgen. Zo kun je bij de organisatie de zogenoemde non-mailing indicator inschakelen. Als je dat doet, wordt je adres in ieder geval niet opgenomen in Google Maps en zou je geen last meer moeten hebben van ongewenste post en telefoontjes.

Het helpt ook om in je bedrijfsnaam geen verwijzing te maken naar je eigen naam. Als je Sjaak de Vries heet, denk dan twee keer na voordat je je bedrijf Sjaak de Vries IT Services noemt.

Dreiging

Ook bestaat de mogelijkheid om je privéadres af te schermen. Dan moet je wel aan strikte voorwaarden voldoen: er moet sprake zijn van een waarschijnlijke dreiging, je privéadres moet niet te achterhalen zijn via een andere inschrijving in het handelsregister, je telefoonnummer is niet openbaar en je adres heeft in de gemeentelijke basisadministratie het label ‘geheim’.

Deze ambtelijke molen is trouwens zinloos als je vanuit huis werkt, waarschuwt de Kamer van Koophandel:
“Als uw privé- en vestigingsadres gelijk zijn, heeft het weinig nut om uw privéadres af te schermen. Uw vestigingsadres blijft namelijk zichtbaar en is gemakkelijk te achterhalen als uw privéadres. De enige optie die u dan hebt is om uw bedrijf op een ander zakelijk adres te registreren en daarna uw privéadres af te schermen.”

Virtueel kantoor

Er bestaat nog wel zoiets als een ‘virtueel kantoor’. Dat is een plek, vaak een bedrijfsverzamelgebouw, waar je voor een paar tientjes per maand een zakelijk adres kunt huren om je mee in te schrijven in het handelsregister. Op internet zijn er veel bedrijven die zo’n zakelijk adres aanbieden, maar let op: van de Kamer van Koophandel mag deze constructie helemaal niet.

“Als u een bureau of kantoor voor bijvoorbeeld twee uur per week huurt, dan voldoet u niet aan de eis en registreren wij het niet als bezoekadres. Dit geldt ook voor de huur van zogenaamde virtuele kantoorruimte. In deze gevallen wordt uw privéadres als bezoekadres ingeschreven. Als correspondentieadres mag u het adres van het bedrijfsverzamelgebouw wel gebruiken”, staat op de site van de organisatie.

Met andere woorden: je kunt niet anders dan een écht kantoor of een werkruimte huren als je je privéadres buiten de openbaarheid wil houden. Voor ondernemers hangt aan privacy voorlopig dus een prijskaartje.

Bron: NOS                                            

Huuropzegging en ontruimingsbescherming bij kantoorruimte

Als de huurder tijdig opzegt, dan eindigt de huurovereenkomst op einddatum en dient huurder voor einddatum het kantoorpand leeg en ontruimd te hebben opgeleverd. Indien de verhuurder tijdig opzegt, geldt niet automatisch dat huurder op einddatum het kantoorpand moet hebben verlaten

Kantoren worden in ons huurrecht beschouwd als ‘overige bedrijfsruimte’. Vaak geldt er een huurovereenkomst van vijf jaar, die automatisch wordt verlengd met een zelfde periode van vijf jaar (5+5). In de huurovereenkomst is vaak een bepaling opgenomen dat opzegging uiterlijk één jaar voor einddatum schriftelijk dient te gebeuren. Zo niet, dan wordt de huurovereenkomst automatisch verlengd.

Als de huurder tijdig opzegt, dan eindigt de huurovereenkomst op einddatum en dient huurder voor einddatum het kantoorpand leeg en ontruimd te hebben opgeleverd. Indien de verhuurder tijdig opzegt, geldt niet automatisch dat huurder op einddatum het kantoorpand moet hebben verlaten. De verhuurder moet namelijk formeel ook in de opzeggingsbrief de ontruiming aanzeggen. Zo niet, dan kan verhuurder niet na afloop van de huurtermijn de huurder uit het kantoorpand zetten. Voor een verhuurder is het dus van belang om de opzeggingsbrief tijdig en voorzien van een formele aanzegging tot ontruiming te versturen. Een huurder die wordt geconfronteerd met een zo’n opzegging van de huurovereenkomst, inclusief aanzegging ontruiming, bestaat de mogelijkheid om ontruimingsbescherming aan te vragen bij de kantonrechter.

De huurder dient dan binnen twee maanden na de datum waartegen de ontruiming is aangezegd, een verzoekschrift in te dienen bij de sector kanton van de rechtbank.
Gedurende deze procedure kan de huurder niet gedwongen worden om tot ontruiming van het kantoorpand over te gaan. De huurder mag op de laatste dag van de tweemaanden termijn het verzoek indienen. Dan heeft hij die termijn al te pakken. Totdat de rechter een beslissing heeft genomen, is er sprake van ontruimingsbescherming. In de procedure moet eerst worden vastgesteld welk huurregime geldt. Voor zgn. middenstandsbedrijfsruimte (detailhandel winkels, restaurants en cafés) geldt immers een verdergaande huurbescherming. Indien vast staat dat er sprake is van overige bedrijfsruimten (kantoorruimtes, garageboxen en opslagruimtes), dan geldt er na opzegging alleen een recht op ontruimingsbescherming.

Afhankelijk van de belangenafweging die de kantonrechter maakt, wordt de ontruimingsbescherming voor maximaal een jaar toegewezen. Er is echter wel een mogelijkheid tot verlenging door het verzoek nog tweemaal te herhalen.
De ontruimingsbescherming is dus maximaal drie jaar. Het zal duidelijk zijn dat een huurder van een garagebox minder kans maakt op ontruimingsbescherming dan een reeds lang zittende artsenpraktijk in een huurpand.

Als de huurder zelf opzegt is er uiteraard geen ontruimingsbescherming mogelijk. Ook is er na einddatum huurovereenkomst geen sprake meer van betaling van huur(penningen), maar van een gebruiksvergoeding ter grootte van de laatste huur.

Bron: Actuele Artikelen                                    

Wie beschermt de gegevens van zzp’ers?

Gek eigenlijk dat je als zzp’er verplicht bent je btw-nummer, waarin het volledige burgerservicenummer is opgenomen, naar al je opdrachtgevers te sturen.

Voor zzp’ers bestaat het btw-nummer waarmee zij facturen sturen mede uit hun burgerservicenummer. En dat ligt gevoelig.

Het burgerservicenummer (BSN), sinds 2014 alleen nog vindbaar op de achterkant van een identiteitskaart, is een uniek nummer – enkel en alleen herleidbaar naar jou. Volgens de Wet bescherming persoonsgegevens is het dan ook een ‘bijzonder persoonsgegeven’, en dat betekent dat er strenge regels voor gelden: organisaties buiten de overheid mogen het nummer alleen gebruiken als dat wettelijk is vastgelegd. Zo’n nummer is namelijk gevoelig voor identiteitsfraude.

Gek dus eigenlijk dat je als zzp’er verplicht bent je btw-nummer, waarin het volledige burgerservicenummer is opgenomen, naar al je opdrachtgevers te sturen. Afgelopen 12 maart stelden kamerleden van regeringspartijen CDA en VVD daar kamervragen over. Opnieuw, want in 2013 dienden twee kamerleden van de VVD en PvdA al eens een motie over het btw-nummer van zzp’ers in. Ook zij wilden destijds dat de Belastingdienst de nummers zou aanpassen, zodat het BSN niet zichtbaar is. Vier vragen over het btw-nummer van zzp’ers.

Wat is nu precies het probleem?
De Belastingdienst verstrekt een btw-nummer aan zzp’ers zodra die btw-plichtig zijn. En dat geldt voor alle zzp’ers die commerciële diensten leveren. Vervolgens zijn zelfstandigen verplicht dat nummer te vermelden op de facturen die ze naar hun klanten of opdrachtgevers sturen. Voor wie een eenmanszaak heeft is het btw-nummer het burgerservicenummer met de toevoeging B01. Een tweede bedrijf krijgt de toevoeging B02, enzovoorts.

Volgens de Autoriteit Persoonsgegevens zou een kwaadwillende met iemands BSN, volledige naam, woonadres én telefoonnummer identiteitsfraude kunnen plegen, door zich voor te doen als de persoon in kwestie.

Bij de inschrijving van een bedrijf bij de Kamer van Koophandel worden precies die gegevens online gepubliceerd. Voor zzp’ers gaat het dan meestal om hun voor- en achternaam, huisadres en privénummer. Logisch, als zzp’er wil je immers gevonden kunnen worden door opdrachtgevers. Maar het maakt identiteitsfraude óók gemakkelijker.

Komt identiteitsfraude bij zzp’ers vaak voor?
In 2015 ontving het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude van het ministerie van Binnenlandse Zaken 805 meldingen van identiteitsfraude, waarvan 6 procent door misbruik van een BSN.

FNV Zelfstandigen zette vorig jaar een enquête uit onder de eigen leden en vroeg ze of ze ooit slachtoffer waren geweest van identiteitsfraude. Van de 250 leden die de enquête invulden, hadden zeven zzp’ers ooit last gehad van misbruik van hun persoonsgegevens. Denk dan aan het openen van een bankrekening, het afsluiten van een telefoonabonnement, of het verkopen van artikelen op Marktplaats onder een valse naam.

Waarom is er dan nog niets aan gedaan?
In 2014 adviseerde toenmalig staatssecretaris van Financiën Frans Weekers zijn opvolger Eric Wiebes de in 2013 ingediende motie af te wijzen. Wiebes deed dat, met het argument dat „de kans op identiteitsfraude bij het proces van omzetbelasting niet zodanig groot is” dat het een wijziging van btw-nummers rechtvaardigt. Het introduceren van nieuwe btw-nummers zou namelijk zo’n „grote impact” op de huidige werkwijze van de Belastingdienst hebben, dat het de handhaving van de omzetbelasting praktisch onmogelijk zou maken.

Wat zegt de Autoriteit Persoonsgegevens hierover?
Sinds vorige zomer onderzoekt de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) of de Belastingdienst een wettelijke grondslag heeft voor het verwerken van het burgerservicenummer in het btw-nummer. De AP laat weten dat dit onderzoek „zich in de laatste fase bevindt”, en dat zij er daarom nog niets over kunnen zeggen.

Lees meer over de algemene verordening gegevensbescherming (AVG): De privacyregels worden strenger
Wel is zeker dat alles op 25 mei 2018 weer verandert, wanneer de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) wordt ingevoerd. Volgens de AVG is het BSN géén bijzonder persoonsgegeven meer. Europese lidstaten mogen daarom zelf voorwaarden stellen aan het verwerken ervan. Welke voorwaarden dat in Nederland zullen zijn, staat nu nog niet vast.

Bron: nrc

Het recht van reclame!

Een leverancier van een failliet bedrijf vist in geval van een faillissement vaak achter het net indien er nog sprake is van een openstaande factuur. Het is veelal zo dat het saldo van de failliete boedel onvoldoende is om de leverancier ook maar enig gedeelte van zijn vorderingen uit te betalen. Indien er wel een batig boedelsaldo is, ontvangt de leverancier in veel gevallen slechts een fractie van de openstaande vorderingen.

Ondanks de aangetrokken economie zijn faillissementen nog steeds aan de orde van de dag en zullen deze ook in de toekomst nog veelvuldig voor blijven komen.

Openstaande factuur bij faillissement?
Een leverancier van een failliet bedrijf vist in geval van een faillissement vaak achter het net indien er nog sprake is van een openstaande factuur. Het is veelal zo dat het saldo van de failliete boedel onvoldoende is om de leverancier ook maar enig gedeelte van zijn vorderingen uit te betalen. Indien er wel een batig boedelsaldo is, ontvangt de leverancier in veel gevallen slechts een fractie van de openstaande vorderingen. Uiteraard is dat erg zuur.

Wat levert eigendomsvoorbehoud op?
Soms kan dit ondervangen worden doordat er een eigendomsvoorbehoud geldt, waardoor de geleverde goederen teruggehaald kunnen worden en zodoende de schade beperkt kan worden. Echter, het komt nog wel eens voor, dat indien een eigendomsvoorbehoud in algemene voorwaarden is opgenomen, er een discussie ontstaat over de geldigheid van dit eigendomsvoorbehoud, omdat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden wordt bestreden indien deze niet voor of tijdens het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld.

Wat betekent recht van reclame?
Wat veel bedrijven echter niet weten is dat er nog een wettelijke escape kan zijn en dat is het inroepen van het recht van reclame. Dit is geregeld in artikel 7:39 van het Burgerlijk Wetboek. Het moet dan wel gaan om een koopovereenkomst, waarbij geen sprake is van een registergoed. Een huis is bijvoorbeeld een registergoed. In het geval dat de koopsom niet is betaald en aan de voorwaarden voor ontbinding is voldaan, kan de verkoper het geleverde goed terugvorderen. Dit moet de verkoper doen door middel van een aan de koper gerichte schriftelijke verklaring. Het gevolg van deze schriftelijke verklaring is dat de koopovereenkomst wordt ontbonden. In het geval dat de koper slechts een gedeelte heeft betaald, dan kan de verkoper slechts terugvorderen waarvoor niet is betaald. Indien het bijvoorbeeld slechts één goed betreft, dan is een zodanige verdeling niet mogelijk. Dit kan ondervangen worden doordat de verkoper hetgeen wel is betaald, terugbetaalt.

Een verkoper kan het recht van reclame overigens ook uitoefenen indien er sprake is van eigendomsvoorbehoud. Indien er een eigendomsvoorbehoud is overeengekomen, is het advies altijd om in het voorkomende geval zowel het eigendomsvoorbehoud in te roepen als het recht van reclame. Dit kan door aan te geven dat er een beroep op het recht van reclame wordt gedaan voor het geval dat het eigendomsvoorbehoud niet geldt.

Hoe recht van reclame inroepen?
Het recht van reclame moet echter wel tijdig worden ingeroepen en wel binnen 6 weken nadat de vordering tot betaling van de koopprijs opeisbaar is geworden en binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop het goed c.q. de goederen aan de koper of aan een door de koper ingeschakelde derde is c.q. zijn afgeleverd.

Bron: Actuele Artikelen

minder bedrijven failliet in 2017

Het aantal bedrijven dat gedwongen de deuren moet sluiten vanwege een faillissement daalt hard. In 2017 werden 3290 bedrijven en instellingen failliet verklaard. Ter vergelijking, tijdens de crisis in 2013 gingen meer dan 8000 zaken failliet.

Deze eeuw is het aantal faillissementen nog niet zo laag geweest. Het gaat beter met de economie en daardoor houden bedrijven makkelijker het hoofd boven water. Als de trend doorzet, komt het aantal faillissementen dit jaar nog lager uit.

In vrijwel alle branches is het aantal faillissementen gedaald. In de handel gingen nog de meeste bedrijven failliet. Daar vallen onder meer groothandels en winkels onder. Bijna 700 zaken in de handel gingen op de fles. Dat zijn er ruim 250 minder dan een jaar eerder.

In verhouding daalde het aantal faillissementen het meest in Friesland. In Groningen en Flevoland was er een lichte stijging.
Waarschuwing

Curatoren hebben het nu een stuk rustiger dan tijdens de crisis. “Er is minder werk”, zegt curator Job van Hooff van advocatenkantoor Stibbe in het NOS Radio 1 Journaal. “We merken dat het een stuk beter gaat met de bedrijven.”

Hij waarschuwt wel dat bedrijven nu nog kunnen profiteren van de extreem lage rente waardoor ze goedkoop kunnen lenen. “Er is geld in overvloed, maar als straks de rente gaat stijgen, dan komen er bedrijven in problemen. Bedrijven die nu net winst draaien, gaan dan verlies maken. Dat leidt op termijn onvermijdelijk tot meer faillissementen.”

Bron: nos

Kledingvoorschriften van een werkgever: waar de ligt de grens?

Vorig jaar deed de hoogste Europese rechter, het Europees Hof van Justitie, een uitspraak, waardoor het beeld kan zijn ontstaan dat werkgevers vanaf dat moment het dragen van een hoofddoek op het werk mogen verbieden. Ook in de media werd aan die uitspraak de nodige aandacht besteed. Is dit eigenlijk wel zo eenvoudig te verbieden? Het antwoord is simpelweg: nee, natuurlijk niet

Het kan zijn dat het voor een bedrijf belangrijk is dat er sprake is van een neutrale uitstraling van het personeel. Dus geen uitingen van politieke of religieuze aard. Bijvoorbeeld in de richting van klanten. Een dergelijke wens van een neutrale uitstraling moet het betreffende bedrijf allereerst altijd goed kunnen onderbouwen. Het Europese Hof laat namelijk weinig of geen ruimte voor een verbod dat specifiek gericht is tegen het dragen van een hoofddoek. Bedrijven kunnen om de hiervoor genoemde reden wel eisen stellen aan de werknemers, maar die eisen moeten dan wel betrekking hebben op alle zichtbare politieke, filosofische en religieuze uitingen.

De twee zaken waarin het Europese Hof uitspraak deed, gingen over de vraag of de twee betreffende werkgevers die neutraliteit willen uitstralen, een werknemer mogen ontslaan omdat zij een hoofddoek draagt. Het ene bedrijf heeft daarvoor in zijn reglement staan dat werknemers geen zichtbare religieuze tekens mogen dragen. Het andere bedrijf wil dat zijn werknemers in klantcontacten terughoudend zijn in het tonen van persoonlijke opvattingen. De werknemers mogen daarom geen hoofddoek dragen, zo was de regel bij die bedrijven.

Volgens het Hof is er geen sprake van directe discriminatie als een bedrijf een vastgelegd beleid heeft dat werknemers verbiedt zichtbare tekenen van politieke, filosofische en religieuze overtuigingen te dragen. Dat beleid wordt veelal neergelegd in bepalingen die opgenomen zijn in een personeelsreglement. Belangrijke voorwaarde is daarbij overigens wel dat die regels op alle werknemers op dezelfde wijze worden toegepast. Dat heeft dus weer tot gevolg dat bijvoorbeeld een halsketting met een kruisje, het dragen van een keppeltje en een sticker van een politieke partij op een jasje voor iedereen verboden is. Verder moet het bedrijf het beleid ook consequent uitvoeren.

Het doel van het beleid moet verder natuurlijk volstrekt legitiem zijn, zeker als het gaat om een functie waar sprake is van veel klantencontact. De enkele wens van één bepaalde klant is onvoldoende legitiem. Verder heeft het Hof geoordeeld dat een werkgever een werknemer niet zonder meer mag ontslaan vanwege het niet voldoen aan kledingvereisten. De werkgever moet kijken of het mogelijk is iemand een andere functie binnen het bedrijf te laten vervullen.

Alles overziende is de belangrijkste conclusie dat de uitspraak van het Europese Hof zeker geen vrijbrief is voor werkgevers om vrouwen met een hoofddoek op de werkvloer te weigeren of te ontslaan. Dit is ook wel gebleken uit de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens van ruim een maand geleden waarin door het College werd geoordeeld dat de politie niet zonder meer het dragen van een hoofddoek in combinatie met het uniform kan verbieden voor een functie waarin beperkt contact is met de burger. Al heel snel na de uitspraak van het College heeft de Minister van Justitie en Veiligheid te kennen gegeven dat het beleid dat politieagenten die (wel) met het publiek in contact komen geen hoofddoekjes mogen dragen gehandhaafd blijft.

Bron: Actuele Artikelen

aandelenoverdracht; in kort geding snel geregeld

In een uitspraak van de rechter in Kort geding te Alkmaar kwam aan de orde een vordering tot de medewerking aan een aandelenoverdracht, en de vraag of er een overeenkomst was gesloten of niet. Nadat alle  bemiddelingspogingen in een geschil omtrent een advocatenpraktijk waren gestrand, kwamen partijen bij de voorzieningenrechter.

De eerste vraag was of partijen overeenstemming hadden bereikt. Een overeenkomst komt doorgaans tot stand door aanbod en aanvaarding. Nadat er enige tijd is onderhandeld over het aanbod kan men dit niet ineens afbreken. Het kan immers zijn dat er al een overeenstemming is op punten.

Bij een geschil kan men de rechter vragen een oordeel te geven, en dat kan bij voorkeur in kort geding. Voor toewijzing van de vordering tot nakoming van een overeenkomst in kort geding moet de voorzieningenrechter (de kort geding rechter) met grote mate van waarschijnlijkheid oordelen dat de rechter in een bodemprocedure de vordering eveneens zou toewijzen.

Er was in dit geval nog geen schriftelijke overeenkomst gekomen maar partijen hadden de gemaakte afspraken in een e-mail wederzijds bevestigd. De rechter oordeel in dit geval dat bij zo`n onderhandeling en bij een email wisseling partijen bij het heen en weer zenden van voorstellen van afspraken adequaat en pro-actief en onderbouwd dienen te reageren indien men een voorstellen afwijst. De kans is anders dat indien iemand gemaakte afspraken aan de ander bevestigt, en de ander die afspraken niet weerspreekt maar wel verder onderhandeld over verdere afstemming, de rechter in de praktijk aan zal nemen dat partijen het op de bevestigde punten in beginsel eens waren.

Wat doet men na wanprestatie: vordering tot nakoming of ontbinding

De volgende vraag was welke acties men onderneemt indien de andere partij de gemaakte afspraken niet nakomt. De keuze is hier altijd nakoming vorderen of ontbinden.

Bij nakoming baseert men zich op de bestaande afspraken, en stelt dat de overeenkomst in stand blijft. Alleen nu moet de wederpartij ook nog even zijn verplichtingen nakomen door bij de rechter te vorderen dat hij wordt veroordeeld tot het leveren van die prestatie, bijvoorbeeld het betalen van een geldsom of het leveren van een verkochte zaak. Al of niet onder verbeurte van een dwangsom.

Ontbinding van een overeenkomst en verzuim

Ontbinding van een overeenkomst kan ook, maar heeft hier geen terugwerkende kracht. Bovendien zijn de volgende vereisten gesteld aan de mogelijkheid van ontbinding.

Ontbinding van de overeenkomst door de ene partij is pas mogelijk indien de andere in verzuim is, nadat die, na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld, niet alsnog binnen een redelijke termijn nakomt, of als nakoming door die ander blijvend niet meer mogelijk is.

Ontbinding dient schriftelijk plaats te vinden en kan ook door de rechter worden uitgesproken. Ontbinding betekent in feit dat partijen al hetgeen zij hebben uitgevoerd uit hoofde van de overeenkomst ongedaan moeten maken (geleverde goederen teruggeven en betaalde gelden terugbetaald).

aandelenoverdracht in kort geding

In het hiervoor genoemde geval werd de advocaat die reeds was overeengekomen de aandelen van zijn voormalige compagnon over te nemen, maar weigerde daaraan mee te werken, in kort geding veroordeeld tot medewerking aan het verlenen van die leveringsakte, op straffe van een dwangsom.

Hoewel overdracht van aandelen in de meeste gevallen worden voorgelegd aan de gewone rechter (niet in kort geding) of de ondernemingskamer kan dit dus ook zeer effectief in kort geding. Een bodemprocedure Kan immers maanden, zo niet jaren in beslag nemen, en daarom is een kort geding geschikt om een dergelijke geschil op te lossen.

Voor meer informatie omtrent het oplossen van geschillen tussen aandeelhouders belt u met 0900 advocaten of 0900-0600 of stel een vraag aan advocaten.nl