De vraag of een curator persoonlijk aansprakelijk gesteld kan worden moet worden beantwoord aan de hand van een voor curatoren geldende bijzondere zorgvuldigheidsnorm. De Hoge Raad heeft hiertoe in het bekende ‘Maclou-arrest’ een maatstaf gegeven: een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.
Deze norm moet worden gezien tegen de achtergrond van de taak van een curator. Een curator vervult zijn taak niet als advocaat en treedt ook niet als een dergelijke of daarmee vergelijkbare beroepsbeoefenaar op. Ook ontbreekt een contractuele betrekking tot degenen wiens belangen worden behartigd. Daarnaast dient een curator vaak tegenstrijdige belangen te behartigen en bij het nemen van beslissingen soms rekening te houden met belangen van maatschappelijke aard. De bijzondere positie van een curator kan aldus een rechtvaardiging opleveren van een anders wellicht onrechtmatig handelen. Bij toetsing aan deze norm past terughoudendheid.
Voor persoonlijke aansprakelijkheid is vereist dat de curator ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen. Daarvoor is vereist dat hij heeft gehandeld terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijs behoorde in te zien.
De rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 7 oktober 2015 dat voor een succesvol verhaal van schade op de curator sprake moet zijn van (i) een onrechtmatig handelen (ii) waarvan de curator zich had behoren te onthouden, omdat dat handelen in strijd is met wat in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.
Volgens de rechtbank was in dit geval geen sprake van onrechtmatig handelen bij het starten van een (arbitrale) procedure door de curator terwijl er onvoldoende financiële dekking bestond voor een eventuele proceskostenveroordeling.
Het ontbreken van voldoende financiële dekking leverde volgens de rechtbank geen misbruik van recht op omdat gesteld noch gebleken is dat de curator zijn vordering in de arbitrale procedure heeft gebaseerd op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
Daarnaast kan volgens de rechtbank ook niet gesproken worden van onrechtmatig handelen omdat het in artikel 6 EVRM geborgde recht op effectieve toegang tot de rechter met zich kan brengen dat zelfs in die gevallen dat een vordering tot het stellen van zekerheid in de zin van art. 224 Rv kan worden verlangd, de vordering tot het stellen van zekerheid toch geheel of ten dele moet worden afgewezen.
Het stond de curator dus – terwijl de boedel over onvoldoende financiële middelen beschikte om een eventuele proceskostenveroordeling te kunnen voldoen – vrij om bij de overheidsrechter een eis in te stellen. Volgens de rechtbank dient ten aanzien van een arbitrage waarop het NAI-reglement van toepassing is niet anders geoordeeld te worden.
Opgemerkt zij dat de rechtbank in onderhavig geval niet toekomt aan de vorderingen en het verweer dat partijen ten grondslag hebben gelegd aan de toepassing van de door de Hoge Raad geformuleerde Maclou-norm. Aan invulling van deze norm komt men immers pas toe wanneer de vraag voorligt of de bijzondere positie van een curator een rechtvaardiging kan opleveren van zijn anders onrechtmatige gedraging. Van een onrechtmatige gedraging was in dit geval volgens de rechtbank echter geen sprake.
Conclusie
De rechtbank Noord-Nederland concludeert dat het onder de hiervoor genoemde omstandigheden niet onrechtmatig is om als curator een procedure te starten als er geen financiële dekking bestaat voor een eventuele proceskostenveroordeling, ook niet wanneer het een arbitrale procedure betreft.
Voor kwesties als deze is tot slot van belang dat het NAI-reglement onder omstandigheden de mogelijkheid tot vordering van zekerheidsstelling biedt. Uit openbare faillissementsverslagen is veelal kenbaar dat de boedel geen of moeilijk verhaal zou (kunnen) bieden. In een dergelijk geval kan door de wederpartij van de curator zekerheidsstelling gevorderd worden voor het geval er een proceskostenveroordeling ten laste van de boedel zou worden uitgesproken. Dit is ook in onderhavig geval door de rechtbank in haar overweging meegenomen en dus goed om in het achterhoofd te houden.
▲