Hof Den Haag bekrachtigt afluisterverbod

De geheime diensten mogen telefoongesprekken waaraan een advocaat deelneemt niet afluisteren zonder onafhankelijke toets die toeziet op de inzet van bijzondere bevoegdheden door de AIVD en MIVD. Op dit moment ontbreekt een dergelijke toets. Informatie die is verkregen uit communicatie tussen advocaten en cliënten mag de staat ook niet doorspelen aan het Openbaar Ministerie. Met deze uitspraak op dinsdag 27 oktober bekrachtigde het gerechtshof Den Haag het vonnis van de voorzieningenrechter van de Haagse rechtbank van deze zomer. Daarbij heeft de uitspraak volgens Olivier van Hardenbroek, advocaat van de Raad van Europese Balies, in potentie een nog veel grotere reikwijdte dan de uitspraak in eerste aanleg.

Volgens de uitspraak van de Haagse voorzieningenrechter op 1 juli van dit jaar moest de staat het beleid voor het afluisteren van advocaten door veiligheidsdiensten bijstellen. Hiervoor kreeg de staat een termijn van zes maanden. Als de staat zich hier niet aan zou houden, zou de staat verplicht zijn te stoppen met het direct en indirect tappen, ontvangen, opnemen, afluisteren en uitwerken van elke vorm van communicatie van en met advocaten. Tegen deze uitspraak ging de staat in hoger beroep, maar zonder succes. Het hof heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Dat betekent dat de staat per 2 januari 2016 elke vorm van afluisteren moet staken, of moet zorgen voor een onafhankelijke toets. Zolang onafhankelijk toezicht ontbreekt, mogen de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) informatie die onder het verschoningsrecht valt niet doorspelen aan het Openbaar Ministerie.

Het nieuws van eind vorig jaar dat advocaten van Prakken d’Oliveira langdurig zijn afgeluisterd door inlichtingendiensten was de aanleiding van deze zaak. Met het aftappen van communicatie tussen advocaten en cliënten schenden inlichtingen- en veiligheidsdiensten structureel het verschoningsrecht van advocaten. Daarom moeten de AIVD en de MIVD daar direct mee stoppen. Dat eisten advocaten van het afgeluisterde kantoor Prakken d’Oliveira, de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten en de Raad van Europese Balies op woensdag 17 juni in een kort geding tegen de staat.

In hoger beroep oordeelde het hof dat de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen dat onafhankelijk toezicht op het direct en indirect tappen van advocaten op dit moment ontbreekt. Het betoog van de staat dat de termijn van zes maanden voor het invoeren van een onafhankelijke toets te kort is, had geen succes. ‘De staat motiveert ook in het geheel niet waarom niet, althans als overbruggingsmaatregel in afwachting van definitieve wetgeving, zou kunnen worden volstaan met (gepubliceerd) beleid ten aanzien van de wijze waarop de diensten gebruik zullen maken van hun bevoegdheden op grond van de artikelen 25 en 38 Wiv 2002,’ aldus het hof in het vonnis. Daarnaast kan de uitspraak van de voorzieningenrechter volgens het hof voor de staat niet als verrassing zijn gekomen. ‘De staat had reeds veel eerder uit de rechtspraak van het EHRM kunnen en moeten afleiden dat onder de Wiv 2002 onvoldoende waarborgen zijn getroffen voor het tappen van (in ieder geval) advocaten.’

Olivier van Hardenbroek, advocaat van Raad van Europese Balies, is erg tevreden met deze uitspraak ondanks dat de weg ernaartoe anders is dan de Council of Bars and Law Societies of Europe (CCBE) heeft bepleit. ‘Volgens de CCBE moet een onafhankelijke toezichthouder niet toetsen of een inbreuk op het verschoningsrecht door de AIVD of MIVD gerechtvaardigd is. De toezichthouder moet toetsen of het verschoningsrecht van toepassing is.’

Daarbij wijst Van Hardenbroek erop dat het vonnis in potentie een veel grotere reikwijdte heeft dan het vonnis in eerste aanleg. Ook bij het afluisteren van niet-verschoningsgerechtigden moet volgens het hof in een vorm van onafhankelijk toezicht zijn voorzien. Het hof constateert dat dergelijk onafhankelijk toezicht ontbreekt. Van Hardenbroek: ‘Het wachten is op de eerste afgeluisterde burger die een vordering instelt tegen de staat. Die kan een positieve uitspraak tegemoet zien.’

Ook advocaat Michiel Pestman van Prakken d’Oliveira is blij met deze ‘prachtige uitspraak’. ‘Minister Ronald Plasterk dacht: We schuiven de invoering van de toets voor ons uit, en we komen er wel mee weg. Dat is dus niet het geval.’

Het is de vraag of de staat tegen de uitspraak van het hof in cassatie zal gaan. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties was dinsdagmiddag niet bereikbaar voor een antwoord op deze vraag.

Bron: SDU

Deurwaarder uit ambt gezet wegens tekort van €1,2 miljoen

Normaal gesproken zitten deurwaarders achter mensen met schulden aan. Maar dit keer zit een gerechtsdeurwaarder zelf met de gebakken peren.

Van Roon is door de Amsterdamse rechtbank uit zijn ambt gezet omdat hij 1,2 miljoen euro van de klantenrekening heeft gebruikt om zijn deurwaarderskantoor overeind te houden. Dit blijkt uit een geanonimiseerd vonnis, in handen van De Telegraaf. Een dergelijk ’bewaringstekort’, dat uiteindelijk door de belastingbetaler moet worden aangezuiverd, is een doodzonde in deze streng gereguleerde beroepsgroep.
Lees verder “Deurwaarder uit ambt gezet wegens tekort van €1,2 miljoen”

Bedrijfsgegevens naar privé mailen toegestaan

Een werknemer die databestanden van zijn werkgever naar zijn privémailadres stuurde, heeft niet onrechtmatig gehandeld. De werkgever had geen bedrijfsbeleid of regels over de omgang met digitale bedrijfsbestanden. En er is ook geen ongeschreven regel die het sturen van bedrijfsbestanden naar een privéadres verbiedt.

De situatie

Een recruiter mailt in mei 2014 een databestand met gegevens vanaf zijn zakelijke e-mailadres naar zijn privé-mailadres. Vier maanden later treedt hij in dienst bij een ander bedrijf. Omdat de werkgever een slechte ervaring heeft met een andere ex-werknemer die informatie zou hebben verduisterd, houdt de werkgever de situatie rondom de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tegen het licht. De werkgever komt tot de ontdekking dat de werknemer de bestanden naar huis heeft gemaild en beschuldigt hem officieel van het stelen of verduisteren van bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke informatie.

Bij de rechter

De werkgever vraagt de rechter om voor recht te verklaren dat de werknemer met het doorsturen van het bestand een onrechtmatige daad heeft gepleegd. De werknemer zou inbreuk hebben gepleegd op het gebruiksrecht dat de werkgever had op deze aangekochte database. Op misbruik van de database staat een boete, die de uitgever van de lijst overigens niet heeft opgelegd. De werkgever meent ook dat het naar het privéadres sturen van dergelijke informatie die eigendom is van de werkgever in strijd is met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De werknemer verweert zich met het argument dat hij de bestanden naar huis heeft gemaild om voor zijn werk te gebruiken als hij thuis werkte.

Het oordeel

De rechter ziet geen bewijs voor een onrechtmatige daad. De werknemer heeft de lijst inderdaad naar huis gemaild maar er is geen enkel bewijs dat hij dat deed om de lijst voor andere doeleinden dan zijn eigen werk te gebruiken. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de werknemer de database op een of andere manier heeft misbruikt. De werkgever heeft ook geen aangifte gedaan van diefstal of verduistering, die is alleen bang voor misbruik van de database in de nabije toekomst.

Geen regel die mailen naar huis verbiedt

De rechter overweegt dat de maatschappelijke opvatting over het professionele gebruik van het elektronische berichtenverkeer aan verandering onderhevig is. Maar er is geen ongeschreven regel die de werknemer verbiedt om bestanden van zijn werkgever naar zijn privé-mailadres te verzenden. Het is de taak van de werkgever om bedrijfsbeleid hierover te formuleren. En die regels zullen altijd (mede) afhankelijk zijn van de thuiswerkmogelijkheden in het bedrijf, de functie van de werknemer, de aard van de werkzaamheden, de vertrouwelijkheid van de digitale bestanden en het risico van openbaarmaking. De werkgever heeft aangegeven (nog) geen beleid te hebben. De rechter wijst dan ook alle vorderingen van de werkgever af.

Bron: P&O Actueel

Faillissement vof geldt niet automatisch voor alle vennoten

Een faillissement is een ingrijpende gebeurtenis die veel vragen oproept. Wat zijn de belangrijkste gevolgen als je failliet gaat? Ben je dan alleen zakelijk of ook privé failliet? Het de vragen die veel ondernemers in financieel zwaar weer zich stellen.

Bij een eenmanszaak gaan zowel de onderneming als de ondernemer in privé failliet, bij een BV alleen de onderneming. En bij een vennootschap onder firma (vof)? Gaan dan ook de vennoten automatisch failliet? Tot 6 februari 2015 was het antwoord een simpel: ja. Als een vof failliet wordt verklaard zijn daardoor alle vennoten ook failliet. Als deze vennoten natuurlijke personen zijn, valt ook hun privé-vermogen in het faillissement. De Hoge Raad heeft deze lijn in 1927 uitgezet en nog eens in 2009 klip en klaar bevestigd. Tot 6 februari 2015; de Hoge Raad is van mening veranderd.

Wat is er veranderd?

Een schuldeiser vraagt het faillissement aan van zowel de vof als de vennoten. Een van de vennoten (een natuurlijke persoon) heeft echter de rechter gevraagd om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Voor dat de rechter op dit verzoek kan beslissen is het faillissement van de vof uitgesproken, waarbij de rechtbank tevens, volgens de bestaande regels, het faillissement van alle vennoten uitsprak.

De man die om toepassing van de schuldsaneringsregeling had gevraagd neemt hier geen genoegen mee en vindt uiteindelijk bij de Hoge Raad gehoor.

De Hoge Raad oordeelt dat het faillissement van de vof niet steeds en noodzakelijkerwijs tevens het faillissement van de vennoten meebrengt. Ten eerste wijst de Hoge Raad erop dat de vof weliswaar geen rechtspersoonlijkheid heeft, maar wel een afgescheiden vermogen heeft. De Hoge Raad voegt hieraan toe dat het feit dat een vof haar verplichtingen niet voldoet en failliet gaat, zal het faillissement van de vennoten doorgaans onvermijdelijk zijn, maar dat behoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. Zo kan een vennoot, in tegenstelling tot de vof zelf, voldoende (privé)vermogen hebben om zowel de schuldeisers van de vof als zijn privéschuldeisers te voldoen; ook als hij bepaalde vorderingen niet voldoet, brengt dat nog niet noodzakelijkerwijs mee dat hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.

De Hoge Raad merkt verder op dat handhaving van de regel uit 1927 niet meer op zijn plaats is, gezien de invoering van de wettelijke schuldsaneringsregeling per 1 december 2008.

Tot slot benoemt de Hoge Raad enkele aandachtspunten die uit deze nieuwe lijn volgen. Zo dient de schuldeiser die naast het faillissement van de vof ook een faillietverklaring van de vennoten wenst, die ten aanzien van ieder van hen afzonderlijk te verzoeken en dient de rechter ook afzonderlijk te beoordelen of aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan. De rechter moet de vennoten uiteraard wel de gelegenheid geven voor afzonderlijk verweer. Deze nieuwe rechtsregel kan meebrengen dat de vof wel, maar de vennoten niet failliet worden verklaard.

Bron: Actuele artikelen

Geen maatregelen tegen ontwijking transitievergoeding

Volgens Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn er geen maatregelen nodig  tegen ontwijking van de transitievergoeding. Wel meent hij aan dat als een bedrijf een medewerker alleen in dienst houdt ter vermijding van de vergoeding dit onfatsoenlijk werkgeverschap is.

Transitievergoeding
Asscher geeft toe dat er bedrijven zijn die gebruik maken van ontwijking van de transitievergoeding. Nu geldt de regeling: wanneer een medewerker in dienst langdurig ziek is, er een transitievergoeding moet worden meegegeven wanneer deze medewerker het uiteindelijke ontslag krijgt. Asscher merkt wel op dat er wekelijks toch nog voor gemiddeld 46 werknemers bij het UWV toestemming voor ontslag wordt aangevraagd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Asscher geeft hiermee aan dat er niet veelvuldig van de ontwijking van de vergoeding gebruik wordt gemaakt. In 2014 lag dit aantal wekelijks nog op 84, dus er is een zichtbare daling.

Volgens Asscher ligt het ‘in dienst houden van een langdurig zieke medewerker’ niet alleen aan het feit dat werkgevers deze vergoeding willen ontduiken. Het kan ook zijn dat de werkgever op korte termijn verbetering van de conditie van de medewerker verwacht, of dat er op korte termijn ander passend werk voor de medewerker beschikbaar is.

WIA-uitkering
Wanneer een werknemer een WIA-uitkering toegewezen krijgt, is het belangrijk dat de werkgever er alsnog alles aan doet om de medewerker te re-integreren en passend arbeid aan te bieden op het moment dat dit mogelijk is. Een medewerker komt overigens pas voor de WIA-uitkering in aanmerking wanneer hij of zij aan de gestelde voorwaarden voldoet en de werkgever zich daarvóór al voldoende heeft ingezet voor eventuele re-integratie.

Besluit
“Van de WWZ maakt onderdeel uit dat een werknemer zich tot de rechter kan wenden als hij meent dat een werkgever zijn verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst niet nakomt. Om die reden kan de rechter tevens verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Als de rechter oordeelt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen en heeft de werknemer, op grond van artikel 7:673 lid 1, onder b, van het Burgerlijk Wetboek,recht op een transitievergoeding. Ik meen dat hiermee kan worden volstaan en er geen aanvullende maatregelen nodig zijn”, aldus Asscher.

Bron: P&O Actueel

Wet aanpak schijnconstructies (WAS): de regels per 2016

Vanaf 1 januari 2016  gelden nieuwe regels voor de specificatie van de loonstrook en de betaling van het wettelijk minimumloon. Dit volgt uit de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) .

Een deel van de Wet aanpak schijnconstructies is op 1 juli 2015 in werking getreden. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • De ketenaansprakelijkheid voor loon: de werknemer kan nu ook de opdrachtgever van de werkgever aansprakelijk stellen voor betaling van loon waarop hij recht heeft. Eerder was alleen de werkgever hiervoor aansprakelijk. Zo heeft de werknemer meer mogelijkheden om  achterstallig loon op te eisen.
  • Controle door Inspectie SZW en ‘naming and shaming’: de Inspectie SZW controleert of werkgevers zich aan de regels voor minimumloon en cao-loon  houden. Bij overtreding legt de Inspectie een boete of een dwangsom op. De namen van gecontroleerde bedrijven worden bekendgemaakt, ook van bedrijven die de regels ontduiken.
  • Uitwisseling informatie over werkgevers:  als de Inspectie SW vermoedt dat een werkgever een cao niet naleeft, geeft zij dit door aan organisaties van werkgevers en werknemers.
  • Vaststellen identiteit werknemer: op verzoek van de Inspectie SZW moeten werkgevers de identiteit van werknemers vaststellen en doorgeven.  Werkgevers hebben hier 48 uur de tijd voor.

Maatregelen vanaf 1 januari 2016

Werkgevers betalen volledig minimumloon:  Elke constructie waarbij werkgevers minder dan het hele minimumloon betalen is verboden. Bijvoorbeeld wanneer een werkgever ten onrechte maaltijdkosten of verzekeringspremies inhoudt op het loon.
Duidelijke loonstrook: werkgevers moeten zorgen dat de loonstrookjes begrijpelijk zijn voor het personeel. Zij moeten alle bedragen op de loonstrook duidelijk toelichten. De Inspectie SZW kan werkgevers een boete geven als de loonstrook niet klopt.
Minimumloon via bank betalen: werkgevers mogen het minimumloon niet meer contant betalen. De verplichte girale betaling levert een bankafschrift op dat geldt als een ‘objectief en transparant document’. Als een werknemer geen bankrekening heeft, zijn bankgegevens niet wil doorgeven of het loon wil laten overmaken naar een rekening die niet op zijn naam staat, dan kan de werkgever het loon niet op een legale manier uitbetalen. Wat een werknemer meer dan het minimumloon verdient, mag wel contant betaald worden.

Bron: P&O Actueel

Positie prostituees beneden 21 jaar versterkt

Positie prostituees beneden 21 jaar versterkt

Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) schrapt de voorgenomen strafbaarstelling van prostituees beneden de 21 jaar. Met de maatregel verwacht de minister dat jonge prostituees eerder bescherming kunnen vinden. Hun positie wordt sterker, omdat een drempel wegvalt om naar de politie te stappen en aangifte te doen van seksuele uitbuiting. Daarmee volgt de bewindsman het advies van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel.

Dit blijkt uit antwoorden op vragen over de wijziging van het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche die naar de Tweede Kamer zijn gestuurd. Het is een volgende stap in de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat ervoor moet zorgen dat prostituees op een veiliger en gezondere manier hun beroep kunnen uitoefenen.

Alleen via de klant en exploitant wordt de leeftijdsgrens van 21 jaar gehandhaafd. Strafbaarstelling van prostituees beneden de 21 jaar draagt niet bij aan de versterking van hun positie, ook al hebben zij een eigen verantwoordelijkheid. Zonder strafbaarstelling zullen te jonge prostituees ook makkelijker hulp zoeken.

Voor de klant en de exploitant blijft de leeftijdsgrens gelden als strikte norm. Een klant die seksuele handelingen verricht met een prostituee jonger dan 21 jaar, riskeert een vrijheidsstraf van maximaal 1 jaar. Zonder een dergelijke bepaling zou de klant een vrijbrief hebben om zich op geen enkele wijze te bekommeren om de jonge prostituee.

Exploitanten worden strafbaar als zij prostituees beneden de 21 jaar voor of bij zich laten werken. Met het voorgestelde vergunningstelsel voor de seksbranche worden landelijk uniforme eisen gesteld aan exploitanten van prostitutiebedrijven. De wet waarborgt dat de vergunde bedrijven een veilige en verantwoorde werkomgeving bieden. Hieronder vallen straks ook alle escortbedrijven.

Bron: Rijksoverheid

Nieuwe wet dwingt bedrijven gegevens beter te beveiligen

De oorzaken van een datalek bij een Nederlandse organisatie zijn vaak onbenullig, maar de gevolgen zijn vrijwel altijd groot. Met een nieuwe wet wil de regering Nederlandse bedrijven dwingen hun gegevens beter te beveiligen en betrokkenen sneller op de hoogte stellen als er gegevens uitlekken.
Volgens de Wet bescherming persoonsgegevens zijn bedrijven vanaf 1 januari 2016 verplicht de Autoriteit Persoonsgegevens in te lichten als gegevens op straat komen te liggen.
Mocht een bedrijf dit verzuimen, dan riskeren ze een boete tussen de 4.500 en 450.000 euro. Deze meldplicht is hard nodig, vindt Gert-Jan Zwenne, hoogleraar recht en informatiemaatschappij aan de Universiteit Leiden. lees meer …

verplichte melding Autoriteit Persoonsgegevens bij datalek

Volgens de Wet bescherming persoonsgegevens zijn bedrijven vanaf 1 januari 2016 verplicht de Autoriteit Persoonsgegevens in te lichten als gegevens op straat komen te liggen.

De oorzaken van een datalek bij een Nederlandse organisatie zijn vaak onbenullig, maar de gevolgen zijn vrijwel altijd groot. Met een nieuwe wet wil de regering Nederlandse bedrijven dwingen hun gegevens beter te beveiligen en betrokkenen sneller op de hoogte stellen als er gegevens uitlekken.

Mocht een bedrijf dit verzuimen, dan riskeren ze een boete tussen de 4.500 en 450.000 euro. Deze meldplicht is hard nodig, vindt Gert-Jan Zwenne, hoogleraar recht en informatiemaatschappij aan de Universiteit Leiden. Hij vertelt dat het Nederlandse bedrijfsleven elk jaar honderden miljoenen euro`s verliest door datalekken.

Richard Franken is directeur bij bedrijfsrecherchebureau Hoffmann en verbaast zich over de naïviteit bij bedrijven. Hij noemt het gebrek aan aandacht voor het gevaar van datalekken `een collectief negeren`. Mocht het onverhoopt misgaan, dan is het zaak snel te handelen, zegt Zwenne. `Het eerste wat je moet doen, is de schade beperken. Pas als je het lek hebt weten te dichten, ga je nadenken over hoe je dit gaat communiceren.`

Bron: Profnews

stelselmatig klanten ex-werkgever bezoeken is onrechtmatig, ook zonder concurrentiebeding

Een ex-werknemer benadert de relaties van zijn ex-werkgever. Met succes, want acht grote klanten stappen over. De ex-werkgever stapt naar de rechter omdat hij meer dan 100.000 euro omzet misgelopen is. De ex-werknemer had geen concurrentiebeding maar draait wel voor de schade van zijn ex-werkgever op.

De situatie
Een buitendienstmedewerker neemt eind 2012 na drie jaar dienstverband ontslag bij een verzekeringskantoor.

Hij begint voor zichzelf, in dezelfde specialistische branche, met hetzelfde product: een verzekeringspakket voor zendingswerkers in het buitenland. Hij kan een lagere prijs bieden omdat hij een andere provisiestructuur heeft dan zijn voormalige baas.

In augustus 2013 stuurt hij aan 142 zendingsorganisaties een e-mail met een aanbod. In totaal 38 organisaties van die lijst zijn klanten van zijn ex-werkgever. Van die 38 stappen er acht grote organisaties over naar het nieuwe bedrijf.

Bij de rechter
De ex-werkgever stapt naar de rechter. Hij vraagt een verklaring voor recht dat de ex-werknemer hem onrechtmatig beconcurreert. Hij vraagt onder meer een verbod op het benaderen van de – met naam genoemde – klanten van de ex-werkgever. Daarnaast wil hij ook een vergoeding voor de schade die hij door de onrechtmatige concurrentie heeft geleden en nog zal lijden. Het bedrijf geeft aan ieder geval al een schade van – afgerond – 115.000 euro te hebben geleden.

Het oordeel van de rechter: concurrentie was onrechtmatig
De vraag die de rechter moet beantwoorden is of de ex-werknemer onrechtmatig heeft geconcurreerd met zijn ex-werkgever.

Wanneer is concurrentie onrechtmatig?
Als er geen relatie- of concurrentiebeding is, mag een werknemer na zijn dienstverband op een ‘normale’ manier concurreren. Die concurrentie wordt onrechtmatig als er gebruik wordt gemaakt van de bij de voormalige werkgever opgedane kennis en gegevens over en van klanten, op zo’n manier dat “stelselmatig en substantieel bedrijfsdebiet wordt afgebroken” (HR 9 december 1955, NJ 1956/157 Boogaard/Vesta).

In dit geval oordeelt de rechter dat de ex-werknemer inderdaad stelselmatig het bedrijfsdebiet van zijn ex-werkgever heeft afgebroken. Die had 242 klanten, waaronder tien grote klanten die voor een belangrijk deel van de omzet zorgden. Daarvan zijn er acht overgestapt naar het bedrijf van de ex-werknemer. Die heeft de bedrijven doelgericht en bewust benaderd met ‘an offer they couldn’t refuse’. Hij kon dat aanbod doen door de kennis en ervaring van de branche, de klanten, de prijsstelling en de verzekeringsvoorwaarden, die hij heeft opgedaan bij zijn ex-baas.

Nog niet afgerond
De ex-werkgever mag op een volgende zitting in december 2014 met een schadeberekening komen en een onderbouwing daarvan. De ex-werknemer mag daar dan op reageren en dan neemt de rechter een beslissing over de zaak in zijn geheel.

Bron: PenO actueel