Juridisch Loket in de problemen

Er wordt op dit moment hard gewerkt aan professionalisering. van de organisatie maar wanneer dit gevolgen heeft voor de kwaliteit van de rechtshulp is op dit moment nog onduidelijk.

De kwaliteit van de juridische hulp die mensen via het Juridische Loket kunnen krijgen komt in gevaar. Er lijkt sprake van een bestuurscrisis. In verband met bezuinigingen en mismanagement staat de juridische hulp via het Juridische Loket reeds enkele jaren onder druk.

De 400 medewerkers van het Juridisch Loket, die per jaar circa 18.000 adviezen verschaffen, vrezen dat juridische hulp voor kwetsbare burgers buiten hun bereik komt te liggen. Veel medewerkers zitten ziek thuis als gevolg van de werkdruk en negatieve sfeer binnen de vestigingen.
Er zou bovendien sprake zijn van een verstoorde verhouding tussen de directie en enkele vestigingen in het land punt. Er wordt op dit moment hard gewerkt aan professionalisering. van de organisatie maar wanneer dit gevolgen heeft voor de kwaliteit van de rechtshulp is op dit moment nog onduidelijk.

bron: Volkskrant

Proef met rechters op spreekuur succesvol

Vooral bij burengeschillen lijkt de spreekuurrechter bij te dragen aan een verbeterde, laagdrempelige toegang tot de rechtspraak, stellen de onderzoekers.

Een proef met ‘spreekuurrechters’ die de rechtbank Noord-Nederland heeft gehouden, is succesvol verlopen. Mensen die een eenvoudig geschil aan de rechter wilden voorleggen, konden dat zonder dagvaarding of advocaat doen. De rechter hoorde de strijdende partijen aan en adviseerde over een schikking. In 91 procent van de zaken werd het conflict snel, effectief en tegen een laag tarief opgelost, blijkt uit onderzoek. Intussen experimenteren ook andere rechtbanken met zulke laagdrempelige procedures

Alledaagse conflicten
Alledaagse problemen met de buren, huisbaas, werkgever of bijvoorbeeld een aannemer kunnen veel ellende veroorzaken. Ze komen meestal pas bij de rechter als ze volledig zijn geëscaleerd. De betrokkenen zijn dan veel geld kwijt aan griffierechten en advocaten en komen als eiser en verweerder tegenover elkaar te staan in de rechtszaal, wat niet bevorderlijk is voor een goede relatie. Het streven van de Rechtspraak om zulke geschillen sneller en goedkoper op te lossen, is in de proef met de spreekuurrechters uitgeprobeerd.

Eenvoudige procedure
Anderhalf jaar lang waren 7 ervaren kantonrechters in het noorden beschikbaar om als spreekuurrechter op te treden. In totaal hebben zij 64 zaken behandeld, waarvan er 58 eindigden in een schikking tussen de partijen. Het ging vooral om burenruzies, maar bijvoorbeeld ook om conflicten over een verbouwing of een aankoop. Vaak gingen de rechters ter plaatse om met eigen ogen te zien wat er speelde, ook omdat er geen schriftelijke stukken waren waarop zij zich konden baseren. De betrokkenen mochten hun zaak namelijk met een eenvoudige mededeling (zoals ‘de boom van de buren is te hoog’) aanmelden. Als de rechter beide partijen had aangehoord, stuurde hij aan op een compromis. Lukte dat niet, dan hakte hij alsnog de knoop door.

Tevreden deelnemers
Van de deelnemers is 80 tot 90 procent (heel) positief over de spreekuurrechter, blijkt uit onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeksbureau Pro Facto. Ze zijn vooral blij met de snelle behandeling, de lage kosten en de menselijke, niet-juridische benadering door de rechter. Ze vonden de zitting wel lang duren; de rechter moest immers eerst ontdekken wat er speelde. Ook hebben sommige mensen druk ervaren om tot een schikking te komen. Daar staat tegenover dat 71 procent ook na verloop van tijd nog tevreden was over het bereikte resultaat.

Kanttekeningen
Vooral bij burengeschillen lijkt de spreekuurrechter bij te dragen aan een verbeterde, laagdrempelige toegang tot de rechtspraak, stellen de onderzoekers. Zij plaatsen wel kanttekeningen bij het hoge schikkingspercentage. Slechts 40 procent van de aangemelde zaken is ook echt door de spreekuurrechters behandeld, vooral omdat het lang niet altijd lukte om medewerking van beide partijen te krijgen. Dat is wel een vereiste van het wetsartikel (art. 96 Rv) dat zo’n vereenvoudigde procedure mogelijk maakt. Bovendien konden belangstellenden zich niet zelf melden bij de spreekuurrechter. Enkele rechtsbijstandsverzekeraars en het Juridisch Loket leverden de deelnemers aan. Zij meldden vooral zaken aan die kans van slagen hadden. De spreekuurrechter boog zich dus eigenlijk alleen over zaken die zich relatief goed voor een schikking leenden, concluderen de onderzoekers.

Nieuwe experimenten
De Rechtspraak vindt het belangrijk om verder te experimenteren met laagdrempelige procedures. In het hele land zijn ideeën bedacht die ervoor zorgen dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft. Initiatieven die succesvol blijken te zijn, kunnen landelijk worden ingevoerd zodra het kabinet daar geld voor beschikbaar stelt. Zo is in Rotterdam en Dordrecht half september de ‘regelrechter’ begonnen, waar zowel burgers als bedrijven zich kunnen melden om conflicten snel en goedkoop op te lossen. En in Den Haag trekken rechters de wijk in om te helpen de leefbaarheid te vergroten. ‘Wijkrechters’ houden zich vooral bezig met overlast, burenruzies, woninggebreken; alles wat te maken heeft met prettig wonen in de wijk. Anders dan de spreekuurrechters werken zij niet met doorverwijzers; iedereen die de rechter wil spreken, kan zich zelf melden.

Mensen met schulden nog niet optimaal beschermd

Veel mensen met schulden weten niet veel van hun financiële positie en reageren minder vaak op verzoeken om informatie. Daardoor wordt hun beslagvrije voet vaak te laag vastgesteld, waardoor ze te weinig geld hebben om van te leven.

Een wet die mensen in de schuldhulpverlening iets meer ademruimte moet geven, is vertraagd. De wet zou in eerste instantie op 1 januari 2019 ingaan

Personen met schuldeisers mogen altijd een bedrag houden om van rond te komen. Dat is de zogenoemde beslagvrije voet waar geen beslag op mag worden gelegd. De wet regelt dat die beslagvrije voet automatisch kan worden vastgesteld. Maar dat vereist ook een geautomatiseerde uitwisseling van gegevens tussen de betrokken instanties en dat lukt nog niet.

Voorkomen extra problemen
Met de wet moet vermeden worden dat mensen met schulden extra in de problemen komen. Veel mensen met schulden weten niet veel van hun financiële positie en reageren minder vaak op verzoeken om informatie. Daardoor wordt hun beslagvrije voet vaak te laag vastgesteld, waardoor ze te weinig geld hebben om van te leven.

Politiek zoekt naar oplossing
Staatssecretaris Tamara van Ark (Sociale Zaken) zoekt naarstig naar een oplossing, maar kan niet zeggen wanneer de “ingewikkelde” wet wel in werking kan treden. Ze wil begin volgend jaar met tijdelijke maatregelen komen voor de groep die het betreft.

De bijzondere curator voor de minderjarige

Als er sprake is van een belangenconflict op het gebied van verzorging, opvoeding of het vermogen van het kind, dan kan een verzoek bij de rechtbank ingediend worden om een bijzonder curator te benoemen.

In procedures waar minderjarige kinderen betrokken zijn, is het in speciale situaties mogelijk dat aan de minderjarige een bijzondere curator wordt toegewezen. Dit kan in situaties waarbij het kind een belangenconflict met zijn/haar ouders of voogd heeft of indien het een conflict betreft tussen de ouders waar het kind bij betrokken is

Verzoek aan rechtbank bij belangenconflict
Als er sprake is van een belangenconflict op het gebied van verzorging, opvoeding of het vermogen van het kind, dan kan een verzoek bij de rechtbank ingediend worden om een bijzonder curator te benoemen. Een dergelijk verzoek kan worden ingediend door het kind zelf, de (pleeg)ouders of de voogd van het kind of door de voogdijinstelling. Dit kan in een lopende procedure of als er nog geen sprake is van een procedure. Ook is het mogelijk dat de rechter zelf in een lopende procedure – zonder daartoe een verzoek van bovengenoemde personen te hebben ontvangen – een bijzondere curator voor het kind benoemd.

Voorwaarden
Als (pleeg)ouders, de voogd of de voogdijinstelling een verzoekschrift indienen, dan dient dat verzoekschrift aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Het kan door tussenkomst van een advocaat gedaan te worden, maar het is ook mogelijk om dit verzoekschrift zelf aan de rechtbank te sturen. Een kind zelf heeft ook geen advocaat nodig en kan zelf een vormvrije brief of e-mail naar de rechtbank sturen. Uiteraard dient het wel om een substantieel conflict te gaan dat ziet op de omgang, de verzorging of het vermogen van het kind. In zaken met betrekking tot afstamming wordt standaard een bijzondere curator door de rechter benoemd. Verder zie je een bijzondere curator regelmatig in ernstige vechtscheidingen, waarbij het kind in een groot loyaliteitsconflict is beland. Ook kan een bijzondere curator aan de orde zijn indien een kind eventueel uit huis geplaatst zal gaan worden.

Rechter bepaalt taken
De rechter geeft in zijn benoemingsuitspraak de taken van de bijzonder curator aan. De bijzondere curator gaat in ieder geval met alle belanghebbenden een gesprek aan en zal proberen een bemiddelende rol te hebben. In principe kan iedereen tot bijzondere curator aangewezen worden. In de praktijk gaat het veelal om advocaten of orthopedagogen, die als bijzondere curator worden benoemd. De bijzondere curator zal proberen om te bemiddelen tussen de ouders en het kind (als dat daar oud genoeg voor is). Indien bemiddeling slaagt, kan de gevonden oplossing in de uitspraak van de rechtbank vastgelegd worden. Indien er geen oplossing komt, dan zal de bijzondere curator namens het kind optreden in de procedure en de belangen van het kind verwoorden. De bijzondere curator zal dan een advies uitbrengen aan de rechter en ook aanwezig zijn tijdens de zitting.

De financiering van een bijzondere curator verloopt veelal via het aanvragen van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand.

Planschade en mogelijkheid tot vergunningvrij bouwen niet in planologische vergelijking

In artikel 6.1 van de Wro zijn de oorzaken van planschade limitatief opgesomd. In die bepaling is artikel 2 van bijlage II van het Bor niet genoemd. De mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen, als bedoeld in artikel 2 van bijlage II van het Bor, is een gevolg van de destijds gemaakte keuze van de wetgever en kan niet aan het nieuwe bestemmingsplan worden toegerekend. Dit betekent dat de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen niet bij de planologische vergelijking dient te worden betrokken

Achtergrond

Bij besluit van 2 april 2015 hebben B&W van Weststellingwerf een aanvraag van appellant om een tegemoetkoming in planschade afgewezen. In hoger beroep oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak onder meer als volgt.

Appellant is eigenaar van de vrijstaande woning met bijbehorende tuin aan de [locatie] te Nijeholtpade (hierna: de woning). Door middel van een aanvraagformulier van 1 mei 2014 heeft hij het college verzocht om een tegemoetkoming in planschade, bestaande uit een vermindering van de waarde van de woning, die hij heeft geleden door de inwerkingtreding van het bij raadsbesluit van 14 januari 2013 vastgestelde bestemmingsplan Nijeholtpade – partiële herziening Kerkdreef (hierna: het nieuwe bestemmingsplan), waarbij een ten zuiden van de woning gelegen gebied (hierna: het plangebied) de bestemming ‘Woongebied’ met de aanduiding ’Tuin’ heeft gekregen. Onder het oude planologische regime van het bij raadsbesluit van 20 februari 1995 vastgestelde bestemmingsplan Nijeholtpade (hierna: het oude bestemmingsplan) was voor het plangebied de bestemming ‘Bossingel’ van toepassing. Volgens appellant heeft de planologische verandering onder meer geleid tot een aantasting van het uitzicht en de privacy en een toename van overlast en schaduwwerking in de tuin.

Hoger beroep

Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de mogelijkheid om in de nieuwe situatie op de gronden van het plangebied vergunningvrij te bouwen niet aan het nieuwe bestemmingsplan kan worden toegerekend en bij de planologische vergelijking buiten beschouwing dient te blijven en dat uit de uitspraken van de Afdeling van 2 september 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BJ6678) en 28 november 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY4421) niet valt af te leiden dat het relevant is of in de oude situatie al sprake was van een woonbestemming. Daartoe voert hij aan dat het plangebied in de nieuwe situatie een woonbestemming heeft, waardoor de mogelijkheid is gecreëerd om vergunningvrij bebouwing op de gronden van het plangebied op te richten, terwijl dat zonder de planologische verandering, gelet op de bestemming van het plangebied in de oude situatie, niet mogelijk was.

Afdeling

De rechtbank heeft voor wat betreft de betekenis in de planologische vergelijking van de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen, als bedoeld in artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor), terecht aansluiting gezocht bij de jurisprudentie van de Afdeling, zoals neergelegd in de uitspraken van 2 september 2009 en 28 november 2012.

In artikel 6.1 van de Wro zijn de oorzaken van planschade limitatief opgesomd. In die bepaling is artikel 2 van bijlage II van het Bor niet genoemd. De mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen, als bedoeld in artikel 2 van bijlage II van het Bor, is een gevolg van de destijds gemaakte keuze van de wetgever en kan niet aan het nieuwe bestemmingsplan worden toegerekend. Dit betekent dat de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen niet bij de planologische vergelijking dient te worden betrokken.

Conclusie

Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de in de nieuwe situatie bestaande mogelijkheid om vergunningvrij bebouwing op de gronden van het plangebied op te richten, terwijl dat zonder de planologische verandering, gelet op de bestemming van het plangebied in de oude situatie, niet mogelijk was, terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Het betoog faalt.

ECLI:NL:RVS:2018:1682|Afdeling bestuursrechtspraak 23 mei 2018, zaaknummer 201702959/1/A2 (r.o. 5.1), uitspraak betreffende Planschade en mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen dient niet bij planologische vergelijking te worden betrokken

bron: opmaat.sdu.nl                                                             

Aantal rechtszaken vorig jaar fors gedaald

De daling van het aantal zaken in sommige rechtsgebieden ligt voor de hand: een verbeterde betalingsmoraal na de economische crisis, de toegenomen beschikbaarheid van buitenrechtelijke bemiddeling (als mediation).

Het aantal rechtszaken is het afgelopen jaar in bijna alle rechtsgebieden fors afgenomen, zo blijkt uit het vandaag verschenen jaarverslag van de Rechtspraak. Met name het aantal kanton handelszaken is flink gedaald.Vorig jaar zijn daar 81 duizend minder zaken van aangebracht dan een jaar eerder. Kanton handelszaken gaan vaak over incasso’s na het niet betalen van rekeningen, bijvoorbeeld voor een zorgverzekering of telefoonabonnement

Reden minder rechtszaken

De daling van het aantal zaken in sommige rechtsgebieden ligt voor de hand: een verbeterde betalingsmoraal na de economische crisis, de toegenomen beschikbaarheid van buitenrechtelijke bemiddeling (als mediation). Maar ook de afschrikkende werking van relatief hoge griffierechten (de kosten die moeten worden betaald om een rechtszaak te mogen voeren) speelt een rol. Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, roept in zijn jaarbericht op deze griffierechten te verlagen, omdat moet worden voorkomen dat mensen vanwege financiële redenen de rechter vermijden. Voor andere rechtsgebieden – bijvoorbeeld bestuursrecht – is het niet precies duidelijk waarom het aantal zaken sterk is gedaald.

Stijging aantal bewindzaken

Ook is niet op elk gebied het aantal zaken sterk gedaald, wat de afname van het aantal rechtszaken in eerste instantie niet direct goed zichtbaar maakt. Zo heeft de rechtspraak in 2017, net als in 2016, toch weer 1,6 miljoen zaken behandeld. Dat komt vooral door de enorme toename van het aantal bewindzaken, waarbij de rechter niet zozeer een beslissende, maar vooral controlerende rol heeft.

Dit type zaken is in 2017 met 100.000 toegenomen tot 500.000. Dit betekent dat inmiddels 1 op de 3 zaken die de rechter behandelt een bewind gerelateerde-zaak is. Die stijging betekent overigens niet per definitie dat er meer mensen onder bewind zijn gesteld. Voor een groot deel is de stijging toe te schrijven aan een nieuwe categorie zaken: de zogenoemde vijfjaarsevaluatiezaken waarbij lopende bewindsdossiers onder de loep worden genomen.

Financiën Rechtspraak onder druk

Een bijzonder zorgelijk punt volgens het jaarverslag is de slechte financiële situatie van de Rechtspraak. Het jaar 2017 wordt afgesloten met een negatief eigen vermogen. Dat gebeurde nog niet eerder. Een van de belangrijkste oorzaken is de vertraging van digitaliserings- en vernieuwingsoperatie KEI. Een andere oorzaak is de forse terugloop van het aantal zaken dat voor de rechter komt. De Rechtspraak wordt per zaak gefinancierd en fors minder zaken betekent een lager budget. Verwacht wordt dat ook in 2018 en 2019 dit nog aan de orde is.

Meer mensen in dienst

Omdat rechters in voorgaande jaren hebben aangegeven dat de kwaliteit van het rechterlijke werk onder druk is komen te staan door onderbezetting en toenemende complexiteit van zaken, zijn afgelopen jaar meer mensen aangenomen en is in 2017 het personeelsbestand van de Rechtspraak toegenomen met 2 procent. Ook heeft de Rechtspraak sinds 2016 de werving van rechters geïntensiveerd, wat in 2017 heeft geleid tot het aannemen van ruim 100 nieuwe rechters in opleiding.

Meer tijd voor een zaak

Rechters hebben door de personele versterking in 2017 meer tijd aan een zaak kunnen besteden. Dat is belangrijk, omdat rechters voldoende tijd moeten hebben om zaken gepaste aandacht te geven, essentieel voor kwalitatief hoogwaardige rechtspraak. Toch blijft de werkdruk een knellend punt, zo blijkt uit het medewerkerswaarderingsonderzoek (MWO) van afgelopen jaar. De gerechten zijn druk bezig met de aanbevelingen tot verbetering , maar dit kost tijd. Een goed teken is dat het werkplezier en de tevredenheid van medewerkers ten opzichte van 2014 is toegenomen.
Doorlooptijd niet structureel verbeterd

Tenslotte is ook de geplande doorlooptijdverkorting van rechtszaken in 2017 niet gehaald. De duur van zaken is ondanks alle inspanningen nog steeds niet korter geworden. Er zijn veel lokale initiatieven ondernomen om rechtszaken te versnellen, als bijvoorbeeld een verhoogde bezetting of wijzigingen in roosters en agenda’s. Maar deze hebben nog niet het beoogde effect gehad, zo blijkt ook uit het periodieke klantwaarderingsonderzoek (KWO) 2017.

Bron: de Rechtspraak                                 

Je recht halen wordt onbereikbaar

Het aantal rechtszaken nam vorig jaar bij vrijwel alle rechtsgebieden fors af, een trend die al een paar jaar zichtbaar is. Vooral de afname van het aantal zaken met een klein financieel belang (civiele kantonzaken) baart zorgen.

Steeds meer mensen zien af van een gang naar de rechter omdat ze het niet kunnen betalen. Daarom moeten de kosten om een rechtszaak te voeren, de griffierechten, drastisch omlaag

Dit bepleit Frits Bakker (voorzitter van de Raad voor de rechtspraak) in zijn jaarbericht (pdf, 30,5 KB) dat volgende week maandag als onderdeel van het jaarverslag van de Rechtspraak verschijnt. Minister Dekker (voor Rechtsbescherming) verstuurde gisteren een brief aan de Tweede Kamer (tweedekamer.nl) waarin hij aangeeft in debat te willen over de hoogte van de griffierechten.

Fors minder rechtszaken

Het aantal rechtszaken nam vorig jaar bij vrijwel alle rechtsgebieden fors af, een trend die al een paar jaar zichtbaar is. Vooral de afname van het aantal zaken met een klein financieel belang (civiele kantonzaken) baart zorgen. Bakker: ‘Een klein financieel belang, in juridische termen, kan voor gezinnen met een laag inkomen of kleine ondernemingen die van opdracht naar opdracht leven, juist een pijnlijk hoge rekening zijn.’ Daarom moeten juist bij dit soort zaken de kosten omlaag. Want een belangrijke reden om niet naar de rechter te stappen is volgens Bakker financieel van aard.

Angst

Een eenvoudig voorbeeld maakt het probleem duidelijk: als iemand een conflict heeft over een onbetaalde rekening van 700 euro, kost een gang naar de rechter ruim 200 euro aan griffierechten. Bakker: ‘Hoge griffierechten zijn voor veel mensen een reden om niet te procederen, en om de – in hun ogen misschien onterechte – rekening toch maar te betalen uit angst voor mogelijke extra kosten.’ En dan vormt te hoog griffierecht een onoverkomelijke drempel, en doet afbreuk aan de rechtsbescherming van de burger.

Rechtsbescherming

Bakker ziet een neerwaartse spiraal ontstaan waarbij minder en minder mensen de rechter nog weten te vinden. ‘Het vergroten van het aantal zaken is géén doel op zich, maar een noodzakelijk middel om de Nederlandse burger de rechtsbescherming te garanderen die hem toekomt. Een onbelemmerde toegang tot de rechter is hiervoor een cruciale voorwaarde. Want wat heeft de burger aan een rechtbank als hij zich niet kan veroorloven er gebruik van te maken?

Bron: Rechtspraak                                                        

Gemeente verliest grond door bevrijdende verjaring

Koper kocht in 2008 een strook grond met daarop een woning en tuin. in 1976 bouwde de verkoper zelf deze woning maar nam ook bezit van gemeentegrond. Pas in 2013 verzocht de gemeente correctie van de oorspronkelijke erfgrens De rechtbank wees de vorderingen van de gemeente af.

Het Gerechtshof den Bosch bepaalde op 29 september 2016
( ECLI:NL:GHSHE:2016:4295 ) dat de gemeente Bergen door bevrijdende verjaring een strook bosgrond verloor aan de eigenaar van een naastliggend perceel. Het arrest wordt hier weergegeven omdat hierin enkele relevante aspecten die een rol spelen bij bij verjaring worden opgesomd. Het Hof bevestigt met deze overwegingen de bestaande jurisprudentie.

De feiten

Koper kocht in 2008 een strook grond van een verkoper met daarop een woning en tuin. in 1976 bouwde de verkoper zelf deze woning op een leeg bouwkavel kocht. Vanaf 1980 nam hij bezit van de gemeentelijke strook grond door een hek te plaatsen en later nog een laurierhaag te planten ter afbakening van zijn tuin, en daarmee feitelijk zijn oorspronkelijke tuin uit te breiden met bosgrond van de gemeente. Pas in 2013 verzocht de gemeente het verwijderen van de laurierhaag moest worden verwijderd. De rechtbank Limburg wees de vorderingen van de gemeente af. De gemeente ging in beroep.

Bezit

Het gerechtshof komt tot dezelfde conclusie. Het hof noemt eerst de standaardoverweging die de Hoge Raad gehanteert:
“Voor de beantwoording van de vraag of iemand een zaak in bezit heeft genomen, is bepalend of hij de feitelijke macht over die zaak is gaan uitoefenen (artikel 3:113 lid 1 BW). Indien de zaak in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor inbezitneming onvoldoende (artikel 3:113 lid 2 BW). De machtsuitoefening moet derhalve zodanig zijn dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet (Par. Gesch. Boek 3, p. 434). Het antwoord op de vraag of iemand de voor bezit vereiste feitelijke macht uitoefent wordt, evenals de vraag of hij voor zichzelf of voor een ander houdt, bepaald naar verkeersopvatting en overigens op grond van uiterlijke feiten (artikel 3:108 BW). HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2743.”

Uiterlijke (zichtbare) feiten

De stelling van de gemeente is dat de koper niet de interne wil had om het stuk grond te gaan bezitten. De koper zou dit aan de gemeente hebben verklaard en de gemeente biedt bewijs aan. Volgens het Hof is het echter niet relevant wat de innerlijke overwegingen van een de koper zijn. Bij de vraag of iemand een zaak in bezit heeft genomen gaat het slechts om de naar buiten kenbare feiten, en dan met name om de uitoefening van de feitelijke macht (ro. 3.5.6.).

Houderschap of bezit

Het verweer van de gemeente gaat er van uit dat de koper slechts houder van de grond is, en geen bezitter. Volgens het gerechtshof kan de koper alleen als houder worden beschouwd gezien indien daar objectieve aanwijzingen voor zijn. In dat geval kan er geen sprake zijn van bezit en verlies van eigendom door verjaring. Het Hof oordeelt echter er hier geen sprake is van houderschap omdat een aanwijzing dat verkoper (en vervolgens de koper) krachtens een rechtsverhouding is gaan houden ontbreekt.

Er zijn wel afspraken gemaakt tussen de verkoper en de gemeente over het gebruik van een andere strook grond, die wel zijn vastgelegd, maar niet voor deze strook. Dat deze afspraken voor de hier ter discussie staande strook niet zijn gemaakt wordt door het Gerechtshof als aanwijzing aangenomen dat hier geen sprake is van houderschap (ro. 3.5.6.).

Inbezitneming

Dat er hier wel sprake is van een uiterlijk zichtbare inbezitneming blijkt uit de afbakening van met gaashekwerk en de kweek van een laurierhaag, Volgens het Hof is niet is gebleken dat de gemeente de strook heeft onderhouden en blijkt tevens dat de strook niet door de gemeente te betreden was. Daarmee kwam het gebruik door de gemeente feitelijk tot een einde. De koper heeft de strook structureel en duurzaam gebruikt als deel van zijn tuin en het als zodanig onderhouden. Visueel vormt de strook een geheel met de rest van de tuin van de koper. Het structurele en duurzame gebruik was van aanvang af kenbaar en zichtbaar voor derden en dus ook voor de gemeente. Dat het karakter van bosgrond niet is veranderd doet hier niet aan af nu de strook als “bostuin” wordt gebruikt (ro. 3.5.7.).

Verkoop

Het Hof stelt vast dat de verkoper uiterlijk in 2007 reeds door verjaring eigenaar van deze grond was geworden. De gemeente stelde dat de verkoper in 2008 echter de strook bosgrond heeft overgedragen aan de koper, omdat zulks niet blijkt uit de leveringsakte of de koopovereenkomst. De strook wordt daarin niet genoemd en om die reden kan de koper geen eigenaar zijn geworden. Het gerechtshof verwijst echte4r eenvoudig naar de feitelijke omschrijving in de koopakte , te weten woonhuis met erf en verdere aanhorigheden. Dit betekent volgens het Hof dat ook de onderhavige strook grond is overgedragen en de koper eigenaar is geworden is dus de eigenaar geworden.

Erkenning na voltooiing verjaringstermijn

De laatste stelling van de gemeente is dat de koper het recht van de gemeente expliciet zou hebben erkend door een verklaring te doen. Volgens het Hof is een dergelijke verklaring slechts relevant indien de verjaringstermijn nog niet zou zijn voltooid. Omdat die reeds was voltooid is de eigendom van rechtswege over gegaan naar de koper, ongeacht eventuele latere verklaringen van de koper.

over de digitalisering van rechtspraak

1. Het voorop stellen van de zaken die wél goed gaan en het verbloemen van zaken die niet goed verlopen lijkt een rode draad te zijn voor ICT-projecten van de overheid. Heeft de Rechtspraak deze les van de commissie Elias wel geleerd?

De Raad voor de rechtspraak laat de aanpak van de digitalisering regelmatig toetsen door externe bureaus. Ook de Rekenkamer heeft in 2015 een onderzoek uitgevoerd en concludeerde toen dat het positief is dat bij de digitalisering van de ,lessen uit het verleden worden meegenomen.

De maatregelen die recent zijn getroffen, om de planning en aansturing aan te passen, komen voort uit deze evaluaties.

2. In hoeveel rechtszaken kan er nu digitaal worden geprocedeerd?

De Rechtspraak behandelt op jaarbasis zo’n 1,5 tot 2 miljoen zaken.

Bij zaken waarin de rechter een toezichthoudende rol heeft, kan met de digitale systemen nu circa 50% van de zaken digitaal worden behandeld (ca. 180.000 zaken van de in totaal 350.000 – 400.000 dossiers). Het gaat dan om faillissementen en bewindszaken met professionele bewindvoerders.
Bij strafrecht kunnen we alle eenvoudige (politierechter)zaken nu digitaal behandelen. In de loop van dit jaar geldt dat ook voor driekwart van de zwaardere (MK-) strafzaken. In totaal gaat het bij straf om circa 260.000 zaken op jaarbasis.
Bij bestuursrecht worden alle asiel- en bewaringszaken verplicht digitaal behandeld, dat zijn er zo’n 20.000 op jaarbasis. Alles bij elkaar gaat het bij bestuur om zo’n 180.000 zaken (denk aan vreemdelingenzaken, verkeerszaken, belastingzaken, bouwzaken, sociale zekerheid etc.).
Bij civiel recht is de rechtspraak begonnen met het digitaliseren van relatief complexe zaken waarbij alleen professionele procespartijen zijn betrokken: verplicht digitaal procederen in handelsvorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging in twee rechtbanken, nu bijna 500 zaken digitaal. Het gaat in dit type zaken niet om grote volumes (circa 10.000 zaken op jaarbasis totaal), maar ze blijken mede door het nog steeds complexe procesrecht wel lastig te digitaliseren.

Een groot deel (bijna de helft) van alle rechtszaken betreft eenvoudige geldvorderingen bij kanton. Dat kantonzaken later worden gedigitaliseerd heeft ermee te maken dat bij dit type zaken burgers betrokken zijn.
Dan is er nog de categorie (familie)verzoeken, bijvoorbeeld zaken rond echtscheiding en ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van kinderen. Dit betreft in totaal een kleine 200.000 zaken. En de zaken in hoger beroep, bij elkaar zo’n 65.000 zaken. Deze zijn nog niet gedigitaliseerd.

3. Wanneer kan er in alle rechtszaken digitaal worden geprocedeerd?

Wanneer in alle rechtszaken digitaal wordt geprocedeerd, is niet te zeggen.
In 2018 geeft de Rechtspraak prioriteit aan digitaal procederen in handelsvorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging. In de zwaardere (MK-) strafzaken zal in 2018 in ongeveer 75 procent digitaal gaan worden geprocedeerd.
Daarna gaat de Rechtspraak stapsgewijs verder met de invoering van digitaal procederen.

4. Hoeveel geld is er tot nu toe uitgegeven aan de digitalisering van de Rechtspraak?

In de jaren 2013-2017 is iets minder dan € 100 miljoen geïnvesteerd in de IT-ontwikkeling van digitaal procederen (verspreid over een periode van 5 jaar). Daarnaast is een vergelijkbaar bedrag geïnvesteerd in de implementatie van digitaal procederen. Bijvoorbeeld aan kosten voor opleidingen, reorganisatie en het Rechtspraak Servicecentrum.

5. Hoeveel geld is er nog nodig voor de digitalisering van de Rechtspraak?

Voor 2018 voorziet de Rechtspraak ruim € 45 miljoen aan kosten voor de digitalisering. Dat is inclusief de kosten voor de implementatie van digitaal procederen. Daarna heeft de Rechtspraak jaarlijks een vergelijkbaar bedrag nodig voor de digitalisering. Daarnaast werd met de digitalisering beoogd de efficiencytaakstelling van Rutte II in te vullen door middel van het realiseren van baten. Door de vertraging is dit slechts ten dele gelukt. De Raad voor de rechtspraak en het ministerie van Justitie en Veiligheid zijn in gesprek over een structurele oplossing voor de financiering.

Bron: de Rechtspraak                        

Noodkreet over digitale rechtspreek

De Centrale Ondernemingsraad (COR) van de Raad voor de rechtspraak luidt de noodklok over de digitalisering van de rechtspraak. In een brief aan voorzitter Frits Bakker van de Raad schrijft de COR “zeer kritisch en bezorgd te zijn” over het project. De COR pleit voor een onafhankelijk onderzoek naar digitalisering van de rechtspraak

De brief van de COR is in handen van NRC Handelsblad die er dinsdag 30 januari een bericht over publiceerde onder de kop ‘Flop dreigt met digitale rechtspraak’. Volgens een woordvoerster van de Raad voor de rechtspraak trekt NRC uit de brief ten onrechte de conclusie dat de digitalisering volgens de COR dreigt te mislukken.

GAT IN DE BEGROTING

Wel bevestigt de woordvoerster dat de contracten van zestig externe ict-deskundigen niet worden verlengd wegens geldgebrek. Eerder deze maand bleek uit de voortgangsrapportage over het project KEI al dat de invoering van digitaal procederen forse vertraging oploopt en duurder uitpakt. De kosten voor de operatie werden oorspronkelijk geraamd op 60 miljoen euro, maar inmiddels is er 200 miljoen aan uitgegeven.

De Rechtspraak zit nu met een gat van 20 miljoen euro in de begroting. Met minister Dekker (Justitie en Veiligheid) wordt naar een oplossing gezocht.

HANDELSVORDERINGEN

Verplicht digitaal procederen voor handelsvorderingen vanaf 25.000 euro is op 1 september ingevoerd in de arrondissementen Gelderland en Midden-Nederland en zou op 1 april 2018 landelijk worden toegepast. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat die datum niet wordt gehaald, maar verwacht wordt dat het wel gaat lukken ‘binnen de periode 2018 tot 2019’. Datzelfde geldt voor de digitalisering van reguliere vreemdelingenzaken en toezichtsdossiers zoals bewind.

Op de vraag of er een onafhankelijk onderzoek komt naar digitalisering van rechtspraak antwoordt de woordvoerster van de Raad voor de rechtspraak: “We gaan in overleg met de COR. Dat is het enige wat we er nu over kunnen zeggen.”

Bron: Mr. Online