Het wetsvoorstel van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) dat een vergoeding voor affectieschade regelt, is naar de Tweede Kamer gestuurd. Het voorstel geldt voor nabestaanden van slachtoffers die zijn overleden en voor naasten van slachtoffers met ernstig en blijvend letsel ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. Bijvoorbeeld een verkeersongeluk, medische fout, bedrijfsongeval of geweldsmisdrijf.
Uit onderzoek van de Vrije Universiteit (2009) blijkt dat nabestaanden en naasten behoefte hebben aan aandacht voor de emotionele gevolgen van een ongeval. Zij hebben verdriet omdat een gezins- of familielid door een fout van een ander is overleden of ernstig lees meer …
Categorie: particulieren
juridische hulp voor natuurlijke personen, advocaten helpen bij arbeidsconflict, echtscheiding, huurgeschil, koop en verkoop van zaken, onrechtmatige daad, wanprestatie, letsel en procesvoering.
80% huishoudens na sanering schuldenvrij
Ruim 80% van de huishoudens in de schuldsanering is aan het eind van het traject weer schuldenvrij. Dit blijkt uit een evaluatie van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) van de Raad voor Rechtsbijstand.
De wet moet voorkomen dat mensen met schulden niet hun hele leven lang daarmee blijven kampen. Eenmaal in de schuldsanering moeten zij leven van een minimuminkomen. Het resterende loon is voor de schuldeisers met wie aparte betalingsregelingen zijn getroffen. Aan het einde van het traject begint de debiteur weer met een schone lei.
De schuldsanering blijkt volgens de evaluatie ook na afloop succesvol te zijn. Minder dan 20% van de mensen die dit traject doorliepen, had nadien betalingsachterstanden.
Des te opvallender is het volgens de Raad voor Rechtsbijstand dat de schuldsanering minder wordt toegepast. Terwijl het aantal huishoudens met problematische schulden stijgt, nam in 2014 het aantal saneringstrajecten af naar 12.258 – ruim 100 minder dan een jaar eerder.
Bron: Eigenhuis
Kamer stemt in met Omgevingswet
Vanaf 2018 vervangt één nieuwe wet 26 huidige wetten over de leefomgeving. De Tweede Kamer stemde woensdag namelijk in met de Omgevingswet.
De nieuwe wet zet een streep door complexe, langdurige en versnipperde regelgeving. De herziening leidt tot meer keuzevrijheid, kortere procedures en slechts één vergunning, bijvoorbeeld voor gewijzigde bestemmingsplannen en bouwplannen. De wet bundelt vijfduizend wetsartikelen en honderden regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water.
De Omgevingswet is een van de paradepaardjes van minister Melanie Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu. Volgens haar is de totstandkoming ervan de grootste wetgevingsoperatie sinds de Tweede Wereldoorlog.
Het kabinet stemde in juli 2013 in met het wetsvoorstel. Na een adviesronde door de Raad van State en de nodige aanpassingen daarna, stuurde minister Schultz het voorstel in juni 2014 naar de Tweede Kamer. Nu de Kamer akkoord gaat, wil de bewindsvrouw snel beginnen met implementatie.
Bestuursakkoord
Daartoe heeft het Rijk al overeenstemming bereikt met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen. Dat bestuursakkoord hebben de vier vandaag ondertekend. Ook het online omgevingsloket staat in de steigers. Daarin komt vanaf 2017 alle centrale en decentrale regelgeving. Vanaf 2018 moet alles operationeel zijn.
fd.nl
AOW-leeftijd versneld omhoog
Een ruime meerderheid in de Eerste Kamer heeft ingestemd met het voorstel van staatssecretaris Klijnsma om de AOW-leeftijd versneld te verhogen. De AOW leeftijd gaat vanaf 2016 naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Dit voorstel was al aangekondigd in het regeerakkoord.
De AOW-leeftijd wordt nu vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd en vanaf 2018 in stappen van 4 maanden. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. De verhoging vindt plaats volgens onderstaand tijdspad.
Vrijstelling griffierecht bij onvoldoende draagkracht
Vrijstelling griffierecht bij onvoldoende draagkracht
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) besliste in haar uitspraak van 13 februari 2015 dat bij onvoldoende financiële draagkracht in het bestuursrecht vrijstelling van griffierecht kan worden verleend. Zou dit niet kunnen, dan zou de toegang tot de rechter belemmerd worden. De CRvB heeft beslist welke criteria gelden. Deze criteria kunnen worden gehanteerd bij toekomstige beroepen op betalingsonmacht bij griffierecht.
De CRvB is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het burgerlijke en militaire ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht. De uitspraak van 13 februari 2015 is gedaan door een zogenoemde grote kamer die bestond uit de president en een senior raadsheer van de Centrale Raad van Beroep, de voorzitter en een staatsraad van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De rechtzoekende moet aannemelijk maken dat zijn maandelijkse netto-inkomen minder bedraagt dan 90% van de voor een alleenstaande geldende (maximale) bijstandsnorm en dat hij ook niet beschikt over vermogen waaruit het griffierecht kan worden betaald. Hierbij is de gezinssamenstelling van de rechtzoekende niet van belang en moeten het inkomen en vermogen van een eventuele fiscale partner worden opgeteld bij het inkomen en vermogen van de rechtzoekende. De rechtzoekende die vrijstelling van het griffierecht wil krijgen, moet dit uiterlijk voor het einde van de betalingstermijn verzoeken. Vrijstelling griffierecht bij onvoldoende draagkracht.
Tussentijdse huurbeëindigingsregeling bij faillissement
Tussentijdse huurbeëindigingsregeling bij faillissement geldt ook voor roerende zaken
In antwoord op een prejudiciële vraag beslecht de Hoge Raad een faillissementsrechtelijke controverse: art. 39 Fw, dat tussentijdse beëindiging van huurovereenkomsten in geval van faillissement mogelijk maakt en de huurprijs tot boedelschuld bestempelt, geldt gelet op de tekst en de ratio ervan ook voor de huur van roerende zaken.
In antwoord op een prejudiciële vraag beslecht de Hoge Raad een faillissementsrechtelijke controverse: art. 39 Fw, dat tussentijdse beëindiging van huurovereenkomsten in geval van faillissement mogelijk maakt en de huurprijs tot boedelschuld bestempelt, geldt gelet op de tekst en de ratio ervan ook voor de huur van roerende zaken.
Art. 39 Fw bepaalt, in afwijking van het wettelijke uitgangspunt dat verbintenissen uit overeenkomst ondanks faillissement doorlopen, dat zowel de curator als de verhuurder een huurovereenkomst op naam van de failliet tussentijds kan beëindigen door middel van opzegging, op een termijn van in beginsel ten hoogste drie maanden. Tevens bestempelt het artikel de huurprijs vanaf de dag der faillietverklaring tot boedelschuld. De regeling bedient zowel het belang van de boedel (nu zij de mogelijkheid biedt om oplopende huurschulden te voorkomen) als het belang van de verhuurder (nu zij hem een preferente boedelschuld en een tussentijdse opzeggingsmogelijkheid toekent).
In rechtspraak en literatuur bestond al decennia een controverse over de vraag of art. 39 Fw ook voor de huur van roerende zaken geldt. Daartegen pleit dat in de (overigens zeer oude) wetsgeschiedenis vrijwel uitsluitend aan de huur van onroerende zaken wordt gerefereerd (zie de conclusie van A-G Van Peursem, sub 3.4 e.v.). Verder verwijst het artikel naar “plaatselijk gebruik” omtrent de opzeggingstermijn, wat eveneens (vooral) op onroerende zaken lijkt te duiden. Bovendien gaat het zoals gezegd om een uitzondering op het wettelijke stelsel, die naar de mening van sommige auteurs (een minderheid overigens) beperkt moet worden uitgelegd (conclusie, sub 3.11-3.13). De Hoge Raad had zich nog niet eerder over deze vraag uitgelaten, al boden het arrest BaByXL/Amstel (HR 13 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2650, NJ 2005/406 m.nt. PvS) en de bijbehorende conclusie van P-G Hartkamp aanknopingspunten voor een bevestigende beantwoording (zie de conclusie van Van Peursem, sub 3.8-3.9).
De kantonrechter te Leeuwarden heeft de geschetste controverse bij wege van prejudiciële vraag op de voet van art. 392 Rv aan de Hoge Raad voorgelegd. Aanleiding was het faillissement van (kennelijk) een bouwbedrijf, dat bekistingsmaterialen had gehuurd bij Doka. Het ging meer concreet om de huur van zogeheten “stempels”, een soort stutten die tussen de betonnen bouwlagen worden geplaatst en pas (zonder schade aan het gebouw) verwijderd kunnen worden zodra het beton hard genoeg is (vgl. de conclusie, sub 2.1). De curator heeft de huurovereenkomst na faillissement niet opgezegd, maar heeft de verhuurder (Doka) laten weten dat zij de stempels zelf kon komen verwijderen zodra dat technisch mogelijk was. Doka heeft dit niet gedaan en is de stempels ter beschikking blijven stellen. In verband hiermee heeft zij tot drie maanden na de faillietverklaring huurpenningen in rekening gebracht aan de boedel. Uiteindelijk heeft de curator de stempels door een derde laten verwijderen, waarna Doka de huurovereenkomst heeft opgezegd.
In dit geding vordert Doka (voor zover van belang voor de prejudiciële vraagstelling) een verklaring voor recht dat de huurvorderingen als boedelvorderingen kwalificeren op de voet van art. 39 Fw. Ter beoordeling hiervan heeft de kantonrechter de volgende prejudiciële vraag aan de Hoge Raad voorgelegd:
“In artikel 39 lid 1, laatste volzin, Fw is bepaald dat van de dag der faillietverklaring af de huurprijs boedelschuld is. Geldt deze bepaling ook ten aanzien van de huur van roerende zaken (als de onderhavige)?”
De Hoge Raad zet in rov. 3.4.1 allereerst de ratio van art. 39 Fw uiteen, die zoals gezegd in het teken staat van bescherming van de boedel én de verhuurder:
“3.4.1 (…) De wetgever heeft met de regeling van het artikellid de curator de mogelijkheid willen geven om, in afwijking van het wettelijk uitgangspunt dat het faillissement geen wijziging brengt in de verbintenissen die voortvloeien uit een overeenkomst (Van der Feltz I, p. 409), lopende huurovereenkomsten op korte termijn te beëindigen, opdat de verschuldigde huur na het faillissement niet kan oplopen tot een hoog bedrag.
Voor deze mogelijkheid heeft hij de verhuurder gecompenseerd door de huurprijs vanaf de dag der faillietverklaring tot boedelschuld te verklaren en door ook hem de bevoegdheid te geven tot tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst. (Van der Feltz I, p. 419-420)”
In het licht van deze ratio, en mede gelet op de tekst van het artikel (waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen roerende en onroerende zaken), beantwoordt de Hoge Raad de prejudiciële vraag bevestigend:
“3.4.2 De tekst van art. 39 lid 1 Fw spreekt van ‘huur’, zonder onderscheid te maken tussen huur van onroerende zaken en huur van roerende zaken. Dit wijst erop dat deze bepaling ook van toepassing is op de huur van roerende zaken. Dit volgt ook uit de hiervoor in 3.4.1 weergegeven ratio van de regeling van deze bepaling. Deze doet immers evenzeer opgeld bij de huur van roerende zaken. Er is onvoldoende grond om, in afwijking van tekst en ratio van art. 39 lid 1 Fw, in dit verband onderscheid te maken tussen de huur van onroerende zaken en die van roerende zaken. De vraag moet dus bevestigend worden beantwoord.”
De motivering is kort, maar wordt mede gesteund door de informatieve conclusie van A-G Van Peursem, die tot dezelfde beantwoording kwam. Hij wees er in dit verband op dat tegenwoordig (anders dan ten tijde van de totstandkoming van art. 39 Fw) de huur van roerende zaken die worden ingezet als duurzame bedrijfsmiddelen veel voorkomt (zoals de onderhavige zaak illustreert). Voor zulke huurovereenkomsten geldt de ratio van art. 39 Fw – boedelvereffening mogelijk maken met zo min mogelijk schade voor de boedel – evenzeer, aldus Van Peursem (conclusie, sub 3.14). Een nadere nuancering, dat het moet gaan om huurovereenkomsten die niet van korte duur zijn (zoals in de vraagstelling gesuggereerd met de tussen haakjes geplaatste woorden “als de onderhavige”), achtte Van Peursem niet wenselijk vanwege de daarmee geïntroduceerde afbakeningsproblemen (conclusie, sub 3.18). Kennelijk ziet de Hoge Raad dat ook zo.
Bron: Cassatieblog ▲
Armoede door enorme huurstijgingen
Armoede door enorme huurstijgingen
Er is sprake van enorme huurstijgingen, vooral wanneer een huurwoning vrijkomt. In 2014 steeg de huur voor de nieuwe bewoner gemiddeld met 22,6 procent. Steeds meer huurders zitten financieel in de knel. Het aantal huisuitzettingen steeg in 2013 met 8 procent ten opzichte van het jaar ervoor.
Dit stelt de Woonbond die vrijdag de campagne Blokkeer de huurverhoging start. De huurstijgingen liggen ver boven de inflatie. Juist de corporaties die voor een bestand aan betaalbare woningen zouden moeten zorgen, verhogen de huren sterker dan particuliere verhuurders. In de gereguleerde sector, waar woningen in aanmerking komen voor huurtoeslag, verhoogden de corporaties de huren vorig jaar gemiddeld met 4,7 procent, terwijl het in de particuliere sector bleef bij een stijging van 3,8 procent.
De gemiddelde huurstijging in twee jaar tijd is volgens het onderzoek van de Woonbond 9,2 procent geweest. Er dreigt een derde jaar dat huren ver boven de inflatie stijgen. Daarom komen zaterdag in Utrecht tientallen huurdersorganisaties bijeen om acties te plannen tegen de huurstijgingen. De Woonbond wil dat de politiek een einde maakt aan het beleid dat torenhoge huurstijgingen mogelijk maakt.
Bron: De Telegraaf ▲
Minimumloon per 1 juli 2015
Minimumloon per 1 juli 2015
De brutobedragen van het wettelijk minimumloon en minimumjeugdloon stijgen per 1 juli 2015. Hieronder vindt u de nieuwe vastgestelde bedragen.
Het wettelijk brutominimumloon (WML) voor werknemers van 23 jaar en ouder bij een volledig dienstverband wordt per 1 juli 2015:
per maand: € 1.507,80
per week: € 347,95
per dag: € 69,59
Minimumjeugdloon
Werknemers jonger dan 23 jaar hebben recht op een vastgesteld percentage van het bruto wettelijk minimumloon.
Het minimumjeugdloon wordt per 1 juli 2015:
- 22 jaar: € 1.281,65 (85%) per maand
- 21 jaar: € 1.093,15 (72,5%) per maand
- 20 jaar: € 927,30 (61,5%) per maand
- 19 jaar: € 791,60 (52,5%) per maand
- 18 jaar: € 686,05 (45,5%) per maand
- 17 jaar: € 595,60 (39,5%) per maand
- 16 jaar: € 520,20 (34,5%) per maand
- 15 jaar: € 452,35 (30%) per maand
Minimumuurloon
Bruto minimumloon per uur voor een werknemer van 23 jaar en ouder bij een fulltime dienstverband van resp. 36, 38 of 40 uur per week bedraagt per 1 juli 2015:
36-urige werkweek: € 9,67
38-urige werkweek: € 9,16
40-urige werkweek: € 8,70
De aanpassing van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2015 is gepubliceerd in de Staatscourant op 20 april.
Bron: P&O Actueel
.
Het lees meer …
Nieuwe wet kan leiden tot lesuitval leerlingen
De Wet Werk en Zekerheid die begin juli van kracht wordt, kan ervoor zorgen dat veel leerlingen komend schooljaar naar huis worden gestuurd.
Vanwege de wet mogen flexwerkers drie keer per twee jaar worden ingezet, daarna moet hen een vast contract worden aangeboden. Dit was eerst drie jaar. Vooral bij scholen, die veel gebruik maken van invalkrachten, zal dit een probleem worden. `Het betekent dat we iemand die voor de vierde keer binnen twee jaar invalt een contract moeten geven. Dat geld is er niet`, stellen Jan Morsink, lid van het college van bestuur van de stichting Katholiek Onderwijs Noord Oost Twente en CBO Fryslân-bestuurslid Jan Sijtsema.
De schoolbestuurders hebben ouders brieven gestuurd om hen voor te bereiden op deze mogelijke `Asscherdagen`. Oplossingen worden gezocht. `We zullen bij ziekte groepen vaker bij elkaar zetten in plaats van een invaller op te roepen. Ook zullen we zo weinig mogelijk vergaderen met leerkrachten onder schooltijd, zodat er geen invaller nodig is.`
Minister Lodewijk Asscher zou het jammer vinden als scholen kinderen naar huis sturen. `Men weet al een jaar dat de wet eraan komt. Ik roep op om verantwoordelijkheid te nemen en werkgeversproblemen niet op werknemers of kinderen af te wentelen.`
Bron: Profnews
Rechters weigeren mensen te gijzelen
Rechters weigeren nog langer mensen te gijzelen
Rechters weigeren voortaan mensen te gijzelen voor boetes, het uiterste dwangmiddel voor mensen die hun boetes niet betalen. Ze hebben genoeg van het automatisme waarmee de verzoeken tot gijzeling én de boetes gegenereerd worden.
Ze keren zich daarmee tegen de omvangrijke gijzelingspraktijk van het OM, dat afgelopen jaar 130.000 gijzelingsverzoeken indiende. Inmiddels wijzen kantonrechters naar schatting 95% van alle gijzelingsverzoeken af, meldt de Raad voor de Rechtspraak op basis van een rondgang langs rechters begin 2015. Een expertgroep van kantonrechters heeft pas geleden alle collega`s een aanbeveling gedaan om de lijn van de Amsterdamse rechtbank te volgen, die alle gijzelingsverzoeken afwijst en ook geen mensen meer oproept voor de zitting.
Gijzeling is bedoeld voor degenen die hun boetes niet wíllen betalen, niet voor mensen die dat niet kunnen. Volgens de meeste rechters is uit de dossiers die ze van het OM krijgen niet op te maken of er sprake is van onwil of onmacht. `Ik heb nog nooit een dossier gezien op grond waarvan je kunt aannemen dat mensen boetes niet wíllen betalen`, zegt Amsterdamse rechter Liedeweijde Voetelink. Zo werden mensen opgeroepen die al in de schuldsanering zaten of van wie beslag was gelegd op de uitkering.
Gepubliceerd 17 april 2015