‘Consument heeft langer recht op garantie’

Consumenten hebben recht op een deugdelijk product gedurende de verwachte levensduur. Hoe lang dat is, verschilt per product en is onder meer afhankelijk van het merk, de prijs en de beloftes van de verkoper. Om te bepalen of er nog recht is op kosteloze reparatie of vervanging van een defect apparaat, houden winkeliers vaak de fabrieksgarantie aan of beroepen zich op een lijst met richtlijnen voor gebruiksduur van de brancheorganisatie Uneto-VNI.

De gebruiksduur op die lijst komt echter niet overeen met de ervaringen van consumenten, blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond. Op de website van de bond kunnen consumenten zien hoe ze gebruik kunnen maken van hun recht op garantie.

Source: ‘Consument heeft langer recht op garantie’

Alleen senioren in onze flat toegestaan

Bijzondere voorwaarden in splitsingsakte of Huishoudelijk Reglement

In een uitspraak van 24 november jl. kwam diezelfde juridische achtergrond naar voren in een geschil bij een zogeheten seniorenflat. Dat is een gebouw met appartementen die bedoeld zijn voor ouderen. In dit geval 50-plussers zonder kinderen. Die leeftijdsgrens was althans vastgelegd in het huishoudelijk reglement.

Een woningcorporatie bezat in dat complex diverse woningen en was (kennelijk) van mening dat deze dwingende grens het moeilijk(er) maakte om haar bezit te verhuren. Of er zoveel jonge mensen naar deze regio waren verhuisd of dat er gewoon minder senioren in die flat wilde wonen, komt niet helemaal uit de verf, maar zo iets zal waarschijnlijk het geval zijn geweest.

Macht woningcorporatie

Omdat de corporatie de meerderheid van de appartementen in haar bezit, heeft kan zij besluiten dat het huishoudelijk reglement aangepast moet worden. Daarin staat namelijk dat de flats alleen bewoond mogen worden door senioren zonder inwonende kinderen.

De rechtbank is van mening dat de corporatie deze macht heeft. Niet specifiek omdat de corporatie de meerderheid van stemmen heeft, maar omdat deze beperking niet in het splitsingsreglement in de notariële akte van splitsing is opgenomen.

En dat is een juridisch interessant gegeven. Want daar is weer de achterliggende gedachte van toepassing dat de openbaar toegankelijke stukken (de splitsingstekening en de splitsingsakte) van zwaarwegend belang zijn en dat alle appartementseigenaren zich daaraan moeten houden. Een huishoudelijk reglement is niet ingeschreven in de registers van het Kadaster en dus kunnen beperkende (leeftijds)eisen niet afgedwongen worden als die niet voor iedereen kenbaar zijn.

Servideflat, Seniorenflat of andere voorwaarden vastleggen in een notariële akte

Als je dus zeker wil weten dat je met gelijkgestemde zielen in een flat woont, dan moet je de toetredingseis vast laten leggen bij de notaris in een akte.

Hier ging het om een (hoge) minimumleeftijd. Maar de uitspraak is ook van belang als bijvoorbeeld een groep veganisten bij elkaar in één complex wil gaan wonen. Die willen vast niet dat er ineens een carnivoor in hun midden komt wonen. 

bron: telegraaf.nl

Recht op alimentatie kun je verspelen

Mensen die scheiden van hun partner kunnen beter niet te veel met modder gooien naar hun ex. Dat kan ze namelijk hun partneralimentatie kosten.

Dat blijkt uit een uitspraak van het gerechtshof Den Haag, waarin duidelijke grenzen worden gesteld aan wat ex-partners elkaar mogen aandoen. Het hof bepaalde dat een man zijn ex-vrouw niet langer een onderhoudsbijdrage hoeft te betalen, omdat zij het recht daarop met haar „malicieus gedrag” verspeelde.

In uitzonderlijke gevallen kan worden geconcludeerd dat aan de lotsverbondenheid tussen de gewezen echtgenoten, welke lotsverbondenheid de grondslag vormt van een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 1:157 Burgerlijk Wetboek (BW), een einde is gekomen op de grond dat de één zich zodanig grievend jegens de ander heeft gedragen dat in redelijkheid betaling van partneralimentatie door die ander niet langer gevergd kan worden.  De vrouw maakte onder meer haar kinderen wijs dat ze door hun vader werden mishandeld en liet ze daarvan aangifte doen, en ze bedreigde haar ex twee keer met een mes.

De uitspraak is uitzonderlijk, omdat er volgens de wet een verplichting is om alimentatie te betalen vanwege de ,,lotsverbondenheid” die uit het huwelijk voortvloeit. Die lotsverbondenheid kan worden verbroken

Source: Telegraaf.nl

Verborgen gebreken bij koop van producten

Elke koper wordt wel eens teleurgesteld als achteraf blijkt dat het gekochte zaak niet helemaal, of helemaal niet, aan de verwachting voldoet. Soms gaat het om een klein, soms om een groot gebrek, maar in veel gevallen was het gebrek niet direct zichtbaar: een verborgen gebrek.

Ondernemers controleren meestal hun waren bij aflevering, en een huizenkoper regelt het meestal via een makelaar. Toch kan het misgaan als het product een gebrek heeft dat men niet meteen kan zien. Het gebrek is soms ook bij de verkoper niet bekend.

De eerste vragen die opkomen zijn

  • kan de koper zijn geld terugeisen?
  • moet de verkoper het gebrek herstellen?
  • moet koper de koopsom betalen?

Aansprakelijkheid voor een gebrek

In beginsel mag de koper verwachten dat een zaak voldoet aan de redelijke verwachtingen. Maar wat is een redelijke verwachting? Een koper van een nieuw bedrijfspand mag verwachten dat er geen asbest is verwerkt, maar van een 60 jaar oud bedrijfspand is die verwachting niet redelijk. Een nieuwe machine met een afschrijvingstijd van 5 jaren zal mogen worden verwacht dat deze niet binnen een week uitvalt.

In het algemeen gesteld: bezit het geleverde niet de eigenschap die koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, dan schiet het dus tekort ten aanzien van die verwachting, en dan is er sprake van een gebrek.

De meeste gebreken kan men bij aankoop eenvoudig constateren: van een roestige auto van 20 jaar oud mag men niet teveel verwachten, zeker niet indien er veel rook uit de uitlaat komt. Van een stuk grond dat voorheen als industrieterrein werd gebruikt, mag men niet verwachten dat er geen enkele verontreiniging in de bodem zit.

De verkoper is in het algemeen niet aansprakelijk voor dergelijk gebrek, dat de koper had kunnen zien. Immers met een zichtbaar gebrek zal al rekening zijn gehouden bij het bepalen van de (lagere) koopprijs. De meeste geschillen komen voort uit gebreken die min of meer onzichtbaar zijn: de aansprakelijkheid voor verborgen gebreken.

Aansprakelijkheid.

In beginsel is de verkoper aansprakelijk voor een gebrek indien:

  • het gebrek verborgen was;
  • het gebrek normaal gebruik (of een bijzonder gebruik indien partijen dat bij de koop voor ogen hadden) in de weg staat;
  • en koper niet er aan hoefde te twijfelen dat een dergelijk gebrek niet bestond.

Belangrijke aspecten voor de beantwoording van de vraag of de verkoper of de koper aansprakelijk is zijn

  • de onderzoeksplicht van de koper
  • de mededelingsplicht van de verkoper
  • zijn er door de verkoper garanties verstrekt
  • is de ouderdom van een tweedehands product relevant?

Juridische maatregelen

De vraag is dan vervolgens welke maatregelen kan de koper nemen als er een gebrek wordt ontdekt na de levering.

Allereerst kan de koper zijn betaling opschorten; De koper mag volgens de wet opschorten totdat het gebrek is opgeheven, maar of hij de gehele koopprijs of slechts een gedeelte mag achterhouden hangt af van de ernst van het gebrek. Vanzelfsprekend is het niet redelijk om de gehele koopprijs van een auto op te schorten, indien slechts de ruitenwissers defect zijn: het niet betaalde bedrag moet in verhouding staan tot de ernst van het gebrek. Opschorting moet schriftelijk, het liefst aangetekend, om als bewijs te dienen

De koper kan ook nakoming vorderen. Hij vraagt dan dat de verkoper het gebrek hersteld: de verkoper krijgt dan binnen een redelijke termijn de gelegenheid de zaak te repareren of een vervangend zaak te leveren. Wat een redelijke termijn is hangt af van het gebruik of de aard van de zaak, maar ook wat partijen daarover zijn overeengekomen. Soms is een redelijke termijn een maand. Bijvoorbeeld herstel van een lekkage in het dak van een fabriekshal. In andere gevallen is een dag redelijk, bijvoorbeeld een bruidsjurk die kort voor de bruiloft in de verkeerde kleur wordt geleverd.

Indien nakoming niet mogelijk is of de verkoper dat ook na een sommatie niet doet kan de koper er ook voor kiezen om de koop geheel of gedeeltelijk te ontbinden. In dat geval heeft koper recht op gehele of gedeeltelijke teruggave van de koopprijs.

Bovendien zou in bepaalde gevallen de koper de verkoper aansprakelijk kunnen stellen voor de schade die door het gebrek of door de te late levering is veroorzaakt.

Twee aspecten zijn nog van groot belang

De koper dient een gekochte zaak direct of zo snel als mogelijk is te onderzoeken. Dit doet de koper meestal door het in gebruik te nemen waarvoor het is bedoeld. Laat de koper de zaak een lange tijd ongebruikt liggen, dan loopt hij het risico dat bij een eventueel geschil zijn vordering is verwerkt.

Daarnaast is belangrijk dat de koper bij het ontdekken van het gebrek niet te lang wacht. Hij dient meteen actie te ondernemen door het gebrek aan de verkoper te melden (de zogenaamde ‘klachtplicht’), en deze vervolgens een redelijke termijn te stellen om alsnog na te komen ( het gebrek te herstellen). In sommige gevallen, afhankelijk van de aard van het product of gebruik, kan een koper door enkele weken te wachten al zijn rechten op nakoming of schadevergoeding verwerken.

Voor meer informatie over rechten en plichten van kopers en verkopers kunt u hier een vraag stellen of bellen met 0900-0600 (0900-advocaten)

Steeds meer echtparen scheiden online

De digitale echtscheiding rukt op. Naast commerciële aanbieders heeft nu ook de overheid een website ontwikkeld die echtparen helpt hun huwelijk te beëindigen tegen lage kosten en met zo min mogelijk conflicten. Echtparen regelen al chattend hun scheiding.

Sinds de officiële lancering van de overheidswebsite rechtwijzer.nl/uitelkaar, in november vorig jaar, melden zich wekelijks vijftien à twintig nieuwe stellen die online willen scheiden.  Meer……

Voor online scheiden; Advocaten.nl werkt snel, professioneel en doorzichtig.

Partneralimentatie op de schop?

Er is het afgelopen jaar al veel geschreven over de wijzigingen met betrekking tot de kinderalimentatie. Daar is immers veel in veranderd en nog steeds is niet volledig duidelijk hoe omgegaan moet worden met het kindgebondenbudget in relatie tot de wijze van berekenen van de kinderalimentatie. Over dit punt zijn prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Inmiddels heeft de Advocaat Generaal zijn advies uitgebracht hoe met dit punt om te gaan. Zijn advies is dat het kindgebondenbudget niet van de behoefte van het kind moet worden afgetrokken, maar bij het inkomen van de ontvangende partij moet worden opgeteld en zo moet worden meegenomen in de berekening van de kinderalimentatie. De Hoge Raad is echter niet verplicht om het advies van de Advocaat Generaal op te volgen, zodat het nog afwachten is wat de definitieve uitkomst van dit vraagstuk zal zijn. Tot die tijd zullen de rechtbanken de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen volgen, hetgeen inhoudt dat het kindgebondenbudget in zijn geheel van de behoefte van het kind moet worden afgetrokken.

Dan de partneralimentatie. Bij de berekening en vaststelling van partneralimentatie zijn we al jaren gewend dat deze geldt voor de duur van 12 jaar, tenzij het huwelijk niet langer dan 5 jaar heeft geduurd en kinderloos is gebleven. In die laatste situatie is de duur van de partneralimentatie gelijk aan de duur van het huwelijk. Verder geldt thans dat de verplichting om partneralimentatie te betalen vervalt zodra de ontvanger hertrouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenleven als ware men gehuwd. Het recht op partneralimentatie is dan volledig vervallen en herleeft ook niet meer.

Van deze regels kan overigens wel bij echtscheidingsconvenant afgeweken worden op het moment dat het huwelijk eindigt, maar het is onder de huidige regelgeving niet mogelijk om bij huwelijkse voorwaarden reeds afspraken te maken over eventuele partneralimentatie.

De samenleving is echter behoorlijk veranderd sinds de invoering van deze regels op het gebied van partneralimentatie. Er is dan ook een wetsvoorstel ingediend om de regels rondom de partneralimentatie te wijzigen en daarmee aan te passen aan de huidige samenleving, waarin veel meer zelfredzaamheid van beide partners wordt verwacht.

In grote lijnen komt het er op neer dat de duur van de partneralimentatie behoorlijk verkort wordt en afhankelijk wordt van de duur van het huwelijk. Voorgesteld is dat de duur van de partneralimentatie wordt bekort tot de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. Overigens zijn er nog wel uitzonderingen op deze hoofdregel, zoals in het geval er nog kinderen jonger dan 12 jaar zijn op het moment van de echtscheiding en in het geval het huwelijk langer dan 15 jaar heeft geduurd.

Of de ontvangende partij een nieuwe partner krijgt en daarmee gaat samenwonen, trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaat, heeft in het wetsvoorstel geen invloed meer op het recht op partneralimentatie. Ook wordt het mogelijk om reeds bij huwelijkse voorwaarden bindende afspraken over de partneralimentatie te gaan maken. Tot slot wijzigt de wijze van berekenen van de behoefte van de ontvangende partij. Nu werken we met een huwelijks gerelateerde behoefte, waarbij de mate van welstand gedurende het huwelijk het aanknopingspunt is. Het wetsvoorstel gaat echter uit van het inkomensverlies dat de ontvangende partij door het huwelijk heeft geleden.

Of al deze wijzigingen daadwerkelijk wet zullen worden is nog de vraag, maar in ieder geval is met het indienen van het wetsvoorstel wel een eerste stap gezet in de richting van een wijziging van het stelsel van partneralimentatie.

Bron: Actuele artikelen

Onderhoudsplicht voor ‘jongmeerderjarigen’

Hoe staat het ook al weer met onderhoudslicht aan jong meerderjarigen (18-21 jr)?

Ouder moeten hun kinderen tot hun 18e jaar voeden kleden en verzorgen. Daarna zijn ze meerjarig en eindigt die plicht. Eindigt daarmee elke verplichting?
Nee, die verplichting jegens ‘jongmeerderjarigen’ loopt door tot het 21ste jaar, en soms zelf daarna. Ouders moeten een kind financieel tot het 21e jaar financieel steunen als het gaat om de kosten van levensonderhoud, studie en opleiding.

Voor wie geldt de verplichting?
Deze verplichting geldt voor gescheiden ouders, stiefouders, voogden, adoptiefouders, de verwekker, of de levensgezel van de moeder. Dit is een beginselplicht, maar er zijn uitzonderingen, waarvan de belangrijkste hieronder worden besproken.

Tegenover wie geldt de verplichting?
In principe bestaat er onderhoudsplicht, ook in geval het kind niet studeert, ongeacht of het thuis woont of elders, en of het al of niet werkt.

Hoe hoog is de verplichting?
De hoogte van het bedrag wordt in de meeste gevallen bepaald door het bedrag dat al tijdens de minderjarigheid is door de rechter is vastgesteld door partijen overeengekomen. De betaling loopt meestal dus door tot het kind 21 wordt, maar vanaf het 18e jaar dient de betaling rechtstreeks aan het kind te worden betaald.

Het kind kan ook zelf naar de rechter indien voor de Vaststelling of wijziging indien de alimentatiebehoefte is gestegen vanwege hoge studiekosten.

De rechter is hierbij niet gebonden aan Nibud-normen of de normen uit de Wet Studiefinanciering. Alleen de werkelijke behoefte van de jongmeerderjarige en de draagkracht van de ouders zijn hier beslissend.

De rechter houdt echter rekening met de werkelijke behoefte. Die behoefte wordt beïnvloed door het inkomen dat deze verdiend of redelijkerwijs kan verdienen straight from the source.

Matigingsrecht
De rechter kan deze onderhoudsplicht matigen of op nihil bepalen op grond van alle omstandigheden van het geval, waarbij de drie belangrijkste hier zijn:
– het kind heeft geen aanwijsbare studieresultaten;
– de gestelde studiedoelen zijn niet realistisch
– de gedragingen van het kind zijn zodanig dat er moreel gezien de ouder geen onderhoudsplicht bestaat

Financiële steun ná de 21e verjaardag
Ook na het 21e jaar kan een ouder worden aangesproken om te betalen voor het levensonderhoud een kind.
Voorwaarde is ten eerste dat de ouder ook draagkracht heeft, en dat de ouders ook hebben toegezegd om bij te dragen in de studiekosten. In de praktijk gaat het om een korte periode die eindig is, en die het kind in staat moet stellen zijn studie met succes “af te ronden”.
Kan een kind wegens een ernstige handicap niet zelf in zijn levensonderhoud voorzien, dan geldt die verplichting eveneens. Die situatie komt echter zelden voor, omdat meerderjarigen een zelfstandig beroep kunnen doen op hun uitkeringsrecht dat is gebaseerd op de sociale wetgeving.

Executie
Indien het kind de betaling wil afdwingen kan deze een deurwaarder of het LBIO inschakelen. 

Vernietiging en vervangende toestemming tot erkenning

Kort nadat de biologische vader van de minderjarige een procedure aanhangig heeft gemaakt omtrent het vaststellen van een omgangsregeling heeft de moeder haar partner vervangende toestemming tot erkenning gegeven. Daarmee heeft zij echter misbruik van haar bevoegdheid gemaakt. De erkenning wordt vernietigd en aan de biologische vader wordt vervangende toestemming verleend.

De feiten
Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2010 zoon Z geboren, over wie V het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Niet veel later beëindigen M en V hun relatie. Inmiddels woont V (samen met Z) samen met haar nieuwe partner X.
In januari 2012 volgt uit DNA-onderzoek dat M de verwekker van Z is. Op 23 februari 2012 verzoekt M (bij brief van zijn advocaat) daarom aan V toestemming om Z erkennen. V weigert.
Op 13 maart 2012 ontvangt V een dagvaarding: M eist in kort geding omgang met Z. Exact een week later, op 21 maart 2012, wordt Z – met toestemming van V – door X erkend.
In juni 2013 bevestigt een tweede DNA-onderzoek de conclusie van het eerste onderzoek: M is de biologische vader van Z.

Het verzoek
M verzoekt de rechtbank (1) de erkenning van Z door X te vernietigen en (2) hem vervangende toestemming te verlenen om Z te erkennen. De rechtbank willigt de verzoeken in. V en X gaan in hoger beroep.

Standpunten van partijen
V en X gingen er, tot de uitslag van het tweede DNA-onderzoek, vanuit dat X de biologische vader van Z was. V stelt dat zij enkel toestemming aan X tot erkenning van Z heeft gegeven om de belangen van Z te behartigen en de bestaande gezinssituatie te bevestigen. Zij wist niet dat M ook Z wilde erkennen. X stelt daarbij dat de erkenningsprocedure al was gestart vlak na de geboorte van Z. Door het ontbreken van een aantal papieren (die uit Polen moesten komen) is deze procedure echter vertraagd, waardoor de erkenning toevalligerwijze kort na uitbrengen van de dagvaarding in kort geding is gerealiseerd.
M stelt dat X niet de gehele tijd de intentie had om Z te erkennen en onderbouwt dit aan de hand van Facebookberichten. Daarnaast blijkt uit niets dat de erkenningsprocedure is vertraagd door het ontbreken van papieren, aldus M, die zich beroept op misbruik van bevoegdheid aan de zijde van V (artikel 1:205 BW).

Beoordeling
Het hof is – met de rechtbank – van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat V, gelet op alle omstandigheden van het geval, voldoende op de hoogte was van het feit dat M zich als de biologische vader van Z beschouwde en de wens tot erkenning van zijn vaderschap had. Daarmee heeft V zowel het belang van Z als dat van M geschaad en misbruik van haar bevoegdheid gemaakt door aan X toestemming tot erkenning van Z te geven, met het oogmerk de belangen van de M te schaden.

Aangezien tussen partijen vast staat dat M de verwekker van Z is, kan hem de mogelijkheid tot erkenning in beginsel niet worden onthouden. Het is aan V om feiten en omstandigheden te stellen en, bij betwisting, aannemelijk te maken waaruit kan worden afgeleid dat de belangenafweging ex artikel 1:204 lid 3 BW dient te leiden tot afwijzing van het verzoek van M.
V heeft gesteld dat M haar in het verleden heeft gestalkt en bedreigd en haar nog immer en met grote regelmaat lastig valt. Zij heeft hiervan meldingen en aangiften gedaan bij de politie, waarvan zij processen verbaal heeft overgelegd. M heeft gemotiveerd betwist dat hij heeft gehandeld en zich heeft gedragen op de wijze als door V gesteld.
Het hof is van oordeel dat V, tegenover de gemotiveerde betwisting door M, haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Voor zover V haar stelling al met concrete gegevens heeft gestaafd, valt uit de feiten en omstandigheden niet de vergaande conclusie te trekken dat door de erkenning de ongestoorde verhouding tussen V en Z in het gedrang komt. Ook brengt de erkenning geen wijziging in de feitelijke gezinssituatie van V en X, waardoor niet valt aan te nemen dat de emotionele weerstand of belasting van V negatieve gevolgen voor Z zou kunnen hebben. Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die zich verzetten tegen de erkenning.
Het belang van M bij vervangende toestemming tot erkenning van Z behoort dan ook te prevaleren boven het belang van V bij het achterwege blijven daarvan. Nu ook niet is gebleken dat er ten gevolge van de erkenning reële risico’s zijn dat Z wordt belemmerd in een evenwichtige en gezonde ontwikkeling, acht het hof het in het belang van Z dat voor hem duidelijk wordt wie zijn biologische vader is en dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de biologische.

bron: SDU
Rechtspraak.nl ECLI:NL:GHAMS:2014:6148      

de financiële gevolgen van vreemdgaan

Dat vreemdgaan kan leiden tot een relatiebreuk met alle financiële gevolgen van dien spreekt voor zich. De vraag is of vreemdgaan verdergaande financiële consequenties heeft dan een relatiebreuk die niet door vreemdgaan is veroorzaakt. U verliest in ieder geval niet uw recht op partneralimentatie als u vreemd bent gegaan, noch moet u meer partneralimentatie betalen als gevolg van vreemdgaan. Vreemdgaan beïnvloedt evenmin de verdeling of verrekening van het vermogen. Desondanks kan het verzwijgen van een relatie u in heel bijzondere omstandigheden duur komen te staan als u uit elkaar gaat.

Dwaling is een wettelijke grondslag om een overeenkomst ongedaan te maken. Bij of na een echtscheiding wordt regelmatig een beroep op dwaling of een aanverwante grondslag gedaan, maar dergelijke pogingen lopen in de meeste gevallen op niets uit.
Samenlevingscontract

Dat was anders in een zaak waar ons hoogste rechtscollege vorig jaar over had te oordelen. De casus is als volgt: de man en de vrouw wonen sinds 1986 ongehuwd samen. Beiden hebben voor een korte periode een relatie met een ander gehad. In augustus 2004 hebben zij na een evaluatie van hun relatie besloten samen verder te gaan. In dat kader hebben zij een samenlevingsovereenkomst opgesteld, met als doel de vermogenspositie van de vrouw te verbeteren check my source.

Eind augustus 2007 beëindigt de man de relatie. Hij vindt dat het samenlevingscontract vernietigd moet worden, want achteraf is hem gebleken dat de vrouw heeft verzwegen dat zij vlak voor de sluiting van het samenlevingscontract nogmaals een relatie met een ander heeft gehad. Hij stelt dat als hij dat had geweten hij het samenlevingscontract nooit zou hebben gesloten.

Overspel

De Hoge Raad formuleert als hoofdregel dat partners in een affectieve relatie vrij zijn om te bepalen in hoeverre hoogstpersoonlijke informatie wordt gedeeld. Echter, gelet op de eerdere evaluatie na het overspel had de vrouw de man voor de ondertekening van het contract moeten inlichten, aldus de Hoge Raad. Ze had behoren te weten dat dit essentiële informatie voor de man was. De Hoge Raad acht het beroep van de man op dwaling daarom gegrond met als gevolg dat de samenlevingsovereenkomst ongedaan is gemaakt.

Lees verder in De telegraaf                 

Advocaat kan zich niet verschuilen achter zijn praktijk-BV

De Hoge Raad klaagt wel eens over zijn hoge werklast, maar soms draagt hij zelf nodeloos aan die last bij. Het inmiddels beruchte Spaanse Villa-arrest (NJ 2013/302) heeft, zoals bekend, de nodige discussie uitgelokt onder vennootschapsjuristen.

Sommigen leidden hieruit af dat voor een bestuurder van een rechtspersoon geen hoge drempel voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad meer zou gelden, ongeacht de aard van diens optreden. Anderen meenden juist dat een bestuurder altijd die hoge drempel kon inroepen.

Onzin natuurlijk, de Hoge Raad had zich alleen wat ongelukkig uitgedrukt. Niettemin voelde onze hoogste rechter zich vorig jaar geroepen zijn standpunt nog eens uit te leggen in het arrest Hezemans Air (NJ 2015/21). Alleen indien een bestuurder van een rechtspersoon in die hoedanigheid een derde schade heeft berokkend, geldt voor hem een hoge drempel. Er moet dan sprake zijn van een ernstig persoonlijk verwijt, in plaats van een “gewoon” verwijt (whatever the difference).

Het zaad der verwarring was toen echter al gezaaid. Een door een kantoorcliënt tot schadevergoeding aangesproken advocaat betoogde in hoger beroep met succes dat voor hem de hoge drempel gold, nu niet hij maar zijn praktijk-BV partner was in de maatschap aan wie de opdracht was verstrekt. Hij wenste zich dus te verschuilen achter de rug van zijn BV. De Hoge Raad maakt hier echter korte metten mee in zijn arrest van 18 september 2015 (ECLI:NL:HR:2015:2745). Het optreden van een advocaat staat immers volkomen los van zijn hoedanigheid als bestuurder van een praktijk-BV. Begaat hij in die beroepsuitoefening een onrechtmatige daad, dan leidt dat dus ook niet tot een van zijn BV afgeleide – of secundaire – aansprakelijkheid, die volgens de Hoge Raad een hoge drempel rechtvaardigt. Voor hem geldt het gebruikelijke maatmancriterium van “handelen in strijd met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht” (NJ 1991/26). Dat geldt overigens ook voor een advocaat in dienstbetrekking.

Nogmaals, de advocaat in kwestie werd hier door de cliënt aangesproken uit onrechtmatige daad (wegens onvoldoende onderzoek naar de waarde van een stuk grond waarop de cliënt een lening had verstrekt). Hij werd niet uit contract aangesproken. De opdracht was immers aan de maatschap verstrekt. Beperking van contractuele aansprakelijkheid en uitsluiting van de aansprakelijkheid van de “feitelijke opdrachtnemer” (art. 7:404 jo. 7:413 BW) in de algemene voorwaarden heeft dus nog altijd zin.

Bron: mr-Online