Ontruiming Van De Wanbetalende Huurder

Met de uitvoerbaarheid bij voorraad kan een verhuurder de ontruiming direct uitvoeren, zonder de uitkomst van het hoger beroep af te wachten. Mits in dit vonnis een bijzondere afweging over de ontruiming uitvoerbaar bij voorraad ontbreekt, kan een huurder die afweging alsnog vragen aan de voorzieningenrechter, om directe ontruiming te voorkomen.

Als een huurder met enige regelmaat een huurachterstand laat ontstaan loopt deze een hoog risico ontruimd te worden. Tegen een veroordeling tot ontruiming staat echter altijd een hoger beroep open. Met de huidige doorlooptijden kan de uitkomst van een hoger beroep vele maanden tot meer dan een jaar in beslag nemen. Een hoger beroep schorst immers in de regel het vonnis, totdat het in hoger beroep is bekrachtigd.

Uitvoerbaar bij voorraad

Om die reden zal een verhuurder, die de ontruiming wenst, aan de rechter altijd een verklaring vragen dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.
Deze uitvoerbaarheid bij voorraad betekent dat de verhuurder de uitkomst van het hoger beroep niet hoeft af te wachten, maar zonder vertraging de ontruiming via een deurwaarder ten uitvoer kan leggen.

Daarmee loopt de verhuurder natuurlijk de kans aansprakelijk te worden gesteld voor de schade die de huurder onherroepelijk lijdt, mocht in het hoger beroep de ontruimingsvordering alsnog worden afgewezen. Dit risico neemt de verhuurder meestal op de koopt toe.

Executiegeschil

Anderzijds staat de huurder tegen die uitvoerbaarheid bij voorraad ook nog een rechtsmiddel ten dienst: hij kan in een kort geding de schorsing van de ten uitvoerlegging vorderen bij de voorzieningenrechter, of vragen dat de verhuurder wordt verboden het vonnis uit te voeren totdat in hoger beroep is beslist. Deze procedure, het executiegeschil, geeft, zoals de naam reeds zegt, op korte termijn een uitspraak over de vraag of er bijzondere redenen zijn om de executie, dus de ontruiming, door te zetten.

Noodtoestand door ontruiming

De huurder kan die schorsing vragen indien hij meent dat er een noodtoestand ontstaat indien er wordt ontruimd, of dat de verhuurder misbruik maakt van zijn recht. De huurder heeft daarbij een spoedeisend belang, omdat ontruiming immers in de praktijk vaak een onomkeerbare situatie schept.
In het bijzonder kan aan de voorzieningenrechter een schorsing worden gevraagd indien uit het ontruimingsvonnis blijkt dat de rechter, die deze voorziening gaf, geen expliciete waardering heeft gegeven met betrekking tot de vordering van de uitvoerbaarheid bij voorraad.

Belangrijke aspecten bij een geschil over executie

Bij een dergelijk executiegeschil zijn een paar aspecten van groot belang. Indien een vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard zonder dat de rechter dit laatste heeft gemotiveerd, kan alsnog een belangenafweging voorafgaande aan een uitspraak in appel zijn gerechtvaardigd.

Verder is van belang dat de kort geding rechter in een executiegeschil nooit de kans van slagen van het hoger beroep zal beoordelen. Dit laatste is immers voorbehouden aan het Gerechtshof die het hoger beroep behandelt.

Dit is slechts anders indien het ontruimingsvonnis berust op een kennelijke (feitelijke of juridische) misslag. Wat dit laatste betreft zal de executierechter alle feiten en omstandigheden, alsmede al hetgeen partijen in de voorafgaande ontruimingsprocedure naar voren hebben gebracht, in aanmerking moeten nemen. Men dient dan te denken aan een evidente vergissing van de rechter, waarbij bijvoorbeeld een rekenfout is gemaakt, of belangrijke feiten of omstandigheden bewust of kenbaar achter zijn gehouden bij de voorstelling van zaken.

Als er echter geen sprake is van een evidente vergissing kan de voorzieningenrechter dus alsnog een afweging maken ten aanzien van de vraag of de ontruiming een noodtoestand in het leven roept voor de huurder, die, in afwachting van het hoger beroep, zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder om tot ontruiming over te gaan.

Een ander aspect is hier ook van belang. De noodtoestand voor de huurder dient wel helder en inzichtelijke te worden gemaakt. Met andere woorden, het is niet voldoende dat de huurder dat stelt. Een ontruiming zal voor de meeste huurders wel een ernstige nood doen ontstaan, maar die nood weegt in de regel niet zwaarder dan het belang van de verhuurder tot ontruiming; die afweging is in beginsel al bij de rechter gemaakt, die de ontruimingsvordering toewees. Nee, de huurder dient, in aanvulling wat in de gewone ontruimingsprocedure is aangevoerd als verweer, expliciet aan te geven en aannemelijk te maken waarom zijn belang het afwachten van de uitspraak in hoger beroep, althans een schorsing van de tenuitvoerlegging voor een bepaalde door de rechter te geven termijn, rechtvaardigt.
Overigens kan de rechter wel nieuwe feiten, die zich na het vonnis hebben voorgedaan, en die eerder niet zijn meegewogen, alsnog meewegen, óók indien de uitvoerbaarverklaring expliciet is gemotiveerd.

Al deze aspecten komen aan bod in een uitspraak van Rechtbank Overijssel, 14-03-2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:1072, 9725881 CV EXPL 22-895.
Hier voerde de huurder een executiegeschil, teneinde te voorkomen dat de verhuurder gebruik maakte van een ontruimingsvonnis. Tegen dit vonnis had de huurder al hoger beroep ingesteld, maar omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad was, had dit niet tot gevolg dat het vonnis werd geschorst. De ontruiming was dus al aangekondigd.

Het geschil volgde op een wanbetaling gedurende meerdere jaren, en reeds eerder was tegen deze huurder een ontruimingsvordering toegewezen.

Volgens de huurder zou een noodtoestand ontstaan door de ontruiming. De huurder ontkende niet dat een huurachterstand was ontstaan, maar stelde dat deze eenvoudig kon worden ingelopen. Geld zou geen probleem zijn. Er was geen betalingsonwil, en er was al een betalingsregeling tot stand gekomen. De door de huurder aangevoerde noodtoestand kwam neer op de hoge leeftijd en de ziekte van de huurder en het ontbreken van alternatieve huisvesting, waardoor de ontruiming de ziekte nog zou verergeren.

De rechter bepaalde hier dat alsnog die belangenafweging diende plaats te hebben, omdat in het ontruimingsvonnis de afweging ontbrak. Helaas bleef het bij die afweging, omdat de huurder in dit geval geen bewijs leverde noch deze aanbood. De rechter oordeelt ten overvloede dat de ontruiming reeds lang geleden was aangekondigd en de huurder tijdig maatregelen had kunnen treffen. Bovendien weegt de rechter ten overvloede op mee dat er al meerdere jaren betalingsproblemen waren en dat de huurder al eerder een ontruimingsvonnis tegen zich hoorde uitspreken.

De kantonrechter wees de vorderingen tot schorsing van de tenuitvoerlegging af en laat de verhuurder toe het ontruimingsvonnis ten uitvoer te leggen.

De conclusie is dat het voor de verhuurder die de ontruiming wenst belangrijk is om de uitvoerbaarverklaring goed te laten motiveren door de rechter die de ontruiming uitspreekt. Dit voorkomt dat hierover in de 2e instantie alsnog een uitspraak moet worden gegeven. Voor de huurder is relevant om een noodtoestand expliciet inzichtelijk maken, omdat de rechter anders een dergelijke belangenafweging niet alsnog kan maken.

Voor meer informatie over huurgeschillen belt u 0900-advocaten, of zend een bericht via dit formulier.

Videozitting bij de rechtbank

De behandeling van de zeer urgente zaken geschiedt zoveel mogelijk schriftelijk of via een telefonische (beeld)verbinding. In beginsel vindt er geen mondelinge behandeling plaats met fysieke aanwezigheid van partijen, tenzij uitdrukkelijk anders bepaalt.

In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten vanaf dinsdag 17 maart 2020 de deuren van de rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges te sluiten. Voor de wijze waarop zaken gedurende de sluiting van de gerechten worden behandeld is een regeling vastgesteld die geldt tot en met 28 april 2020 of zoveel langer nodig is.

Deze regeling bevat algemene regels met betrekking tot de aanwezigheid in de rechtszaal, de voorziening Veilig mailen en besloten zittingen.
Uitgangspunt is dat de gerechten alle zeer urgente zaken zullen behandelen. De behandeling van de zeer urgente zaken geschiedt zoveel mogelijk schriftelijk of via een telefonische (beeld)verbinding. In beginsel vindt er geen mondelinge behandeling plaats met fysieke aanwezigheid van partijen, tenzij deze regeling anders bepaalt.

De IT-organisatie van de Rechtspraak heeft de voorzieningen voor een telefonische (beeld)verbinding bij de Rechtspraak en externe betrokkenen uitgebreid.

Pas op met het verzwijgen van geld of goed bij de erfenis!

De erfgenaam die gelden verzwijgt verbeurt zijn aandeel daarin, en dient alles dat hij heeft verzwegen af te geven aan de andere erfgenamen, ook indien er jaren zijn verstreken.

Het lijkt makkelijk, na het overlijden moet de nalatenschap worden verdeeld tussen de erfgenamen. Maar niet elke erfgenaam weet wat er is om te verdelen. Soms heeft de erflater al iets uitgeleend aan een erfgenaam. Of een erfgenaam heeft geld van de erflater in beheer, maar heeft er zelf bestedingen van gedaan of geld achtergehouden. De anderen weten daar niets van, dus waarom dat melden? Hieronder leest u wat de gevolgen kunnen zijn van die verzwijging.

De erfgenamen moeten eerst gezamenlijk vaststellen wat er verdeeld moet worden. Met andere woorden: Wat zit er in de nalatenschap?

Het lijkt eenvoudig, en in de praktijk gebeurt het vaak : één erfgenaam geeft niet op wat hij onder zich heeft, of wat hij heeft geleend of opgemaakt. Dergelijke bedragen worden aangemerkt als toekomende aan de nalatenschap, en moeten worden verdeeld. In de praktijk gebeurt dat dus niet in alle gevallen.

Hiervan zijn natuurlijk vele voorbeelden bekend, maar slecht zelden wordt een geschil hierover uitgevochten voor de rechtbank.

Een goed voorbeeld is een procedure die heeft geleid tot een uitspraak van de rechtbank van 11 oktober 2017.

De feiten

Voordat de erflater overleed werden geldbedragen overgeboekt naar de rekening van een erfgenaam. Volgens de andere erfgenamen, die hierover en procedure startten, moeten deze bedragen worden aangemerkt als leningen, die door die erfgenaam zijn verzwegen.

Deze erfgenaam voerde aan dat de bedragen waren geschonken , maar bewijs daarvan kon hij echter niet leveren. Alle erfgenamen dus naar de rechter. De overige erfgenamen eisten dat de ene erfgenaam, de gedaagde, het geld alsnog afdroeg.

Als belangrijke bijkomende omstandigheid was hier dat de erflater sinds enkele jaren in een verzorgingstehuis zat in verband met zeer slechte geestelijke gezondheid en deze erfgenaam was gevolmachtigd om sinds de opname de financiën van de erflater te voeren. In dat kader beheerder hij in die periode ook de bankrekeningen. Daarbij werden de bedragen van de rekening van de erflater overgeboekt naar zijn eigen privérekening of naar de rekening van zijn onderneming.

Pas na enkele jaren kwamen de andere erfgenamen hier achter en stelden voor de rechtbank dat de nalatenschap dus nog onverdeeld was. Belangrijk; een dergelijke vordering verjaard niet!

Verbeuren van het volledige erfdeel

Zij konden dus alsnog, op grond van artikel 3:178 van het Burgerlijk Wetboek, de verdeling vorderen. Aanvullend stelde deze erfgenamen dat het deel dat de andere erfgenaam had verzwegen, niet meer met hem hoefde te worden gedeeld. Artikel 3:194 Lid 2 bepaalt dat de erfgenaam die delen van de nalatenschap verzwijgt, zijn aandeel hierin verbeurt aan de overige erfgenamen.

In dit geval oordeelde de rechter precies volgens de wet: een deelgenoot die opzettelijk goederen verzwijgt die tot de gemeenschap behoren, deze zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten (De andere erfgenamen).

Een zeer belangrijk en veel gevoerd verweer in dergelijke situaties is dat de erfgenaam die gelden heeft ontvangen op grond van een schenking., of een lening die vervolgens is kwijtgescholden. In het nieuwe erfrecht hoeven schenkingen niet te worden afgedragen aan de nalatenschap, indien dat niet vooraf bij testament of bij de schenking is bepaald. Het probleem was hier echter dat die erfgenaam, omdat hij gevolmachtigde was, dit ook diende te bewijzen.

Het feit dat een volmacht was verstrekt, legt een bijzondere verplichting op degene die de volmacht heeft. Hij zal juist rekening en verantwoording moeten afleggen aan de andere erg in verband met deze volmacht. In een procedure vertaalt zich dat als volgt: de bewijsplicht wordt omgedraaid!

Een belangrijke bijkomstigheid is natuurlijk dat in dit geval de erflater zijn eigen wil niet meer kon bepalen, en dus ook niet in staat was te overzien wat de gevolgen waren, of zijn wil kon bepalen met betrekking tot deze schenking. In dit geval kon de gedaagde erfgenaam geen nadere bewijs leveren van de schenking of de kwijtschelding van de lening.

Omgekeerde bewijsplicht

Een belangrijk aspect van deze uitspraak betreft dus ook het bewijsrecht. De andere erfgenamen hebben een vordering ingesteld, en zijn dus doorgaans belast met het bewijs van hun stelling, dat de andere erfgenamen geld had verzwegen. De wet bepaalt dit expliciet in artikel 150 Wetboek van Rechtsvordering.

De rechter mag echter onder bepaalde omstandigheden die bewijslast omdraaien. In bijzondere omstandigheden kon de rechter bepalen dat de gedaagde zelf bewijs dient te leveren voor zijn verweer dat de erflater geld had geschonken of leningen kwijtgescholden. Dit heeft vanzelfsprekend te maken met de omstandigheid van de situatie van de erflater in het verzorgingshuis én het feit dat deze erfgenaam volmacht had.

Van belang is deze uitspraak ook in verband met het gevolg. artikel 3:194 lid 2 wordt in de praktijk zelden toegepast en het komt nog minder voordat de rechter een vordering toewijst. Het probleem ligt vaak in het bewijs. Hoe bewijs je dat de erflater op enig moment in een ver verllden niet daadwerkelijk geld heeft geschonken, een lening heeft kwijtgescholden, of zelf opdracht heeft gegeven om bepaalde uitgaven te doen.

Desniettemin is het een zware sanctie. De erfgenaam die gelden verzwijgt verbeurt zijn aandeel daarin, en dient het gehele bedrag dat hij heeft verzwegen over te dragen aan de andere erfgenamen, ook indien er inmiddels een tiental jaren is verstreken sinds de verdeling.

Ook van toepassing bij echtscheiding

Tot slot is het volgende te melden: de bovenstaande situatie is ook van toepassing op verdelingen van een huwelijksgoederengemeenschap. Verzwijgt één echtgenoot goederen bij de verdeling, dan kan de ander alsnog verdeling en verbeurdverklaring vragen!

Wilt u laten beoordelen of uw situatie lijkt op die in het bovenstaande, of hebt u meer vragen over erfrecht dan kunt u bellen met 0900-advocaten of een vraag stellen aan advocaten.nl.

Onderhandse verkoop bij executieveiling

Een beslaglegger op een woning is die voorziet dat hij achter het net vist indien een executieveiling plaatsvindt, en alleen de hypotheekbank haar lening ziet ingelost, heeft belang bij een hoger opbrengst. De wet gaat altijd uit van het principe van maximalisatie van de opbrengst. Die beslaglegger kan aan de voorzieningenrechter onderhandse verkoop vragen, teneinde een hogere opbrengst te verkrijgen.


Indien een eigenaar van een woning in gebreke is met betaling van aflossing of rente kan een hypotheekhouder de executie van de woning ter hand nemen. Deze heeft het zogenaamde recht van parate executie.

De executieveiling staat sinds vele jaren bloot aan kritiek. Statistisch berekend is de opbrengst op een veiling lager dan de opbrengst bij een onderhandse verkoop. Dit betekend dat met een lagere opbrengst gerekend moet worden, dan wanneer de woning via een makelaar regulier op de woningmarkt zou worden aangeboden. De reden daarvoor wordt vaak gezocht in de ondoorzichtige markt. Vaak is de executieveiling een onderonsje tussen regionale opkopers die elkaar vaker tegenkomen.

Een hypothecaire verkoop leidt echter niet altijd tot een executieveiling ex art. 3:268 lid 1 BW. Er is immers tot aan de dag van executie nog de mogelijkheid voor een onderhandse verkoop van de onroerende zaak.
Uitsluitend de hypotheekhouder en de hypotheekgever, en sinds enkele jaren ook een schuldeiser die executoriaal beslag heeft gelegd op de woning, kunnen een bij de voorzieningenrechter een verzoek indienen tot onderhandse verkoop.

Het verzoek daartoe moet binnen één week vóór de voor de verkoop bepaalde dag worden ingediend. Bij dat verzoek moet de een overeenkomst tot verkoop ter goedkeuring wordt voorgelegd. Die onderhandse verkoop gaat volgens de regels van de wet, en daar wordt strikt de hand aan gehouden. Het verzoekschrift moet bevatten:
• een lijst van de in de wet uitdrukkelijk genoemde belanghebbenden, te weten:
o de hypotheeknemer-geldverstrekker,
o de schuldenaar, en
o de beperkt gerechtigden en beslagleggers (art. 544 lid 1 Rv).
• de koopovereenkomst;
• een kopie van de biedingen bij de notaris

Alle hier genoemde belanghebbende krijgen hierover bericht en kunnen hun mening hierover laten horen bij de voorzieningenrechter.
Door het verzoek wordt de openbare direct opgeschort. Indien het verzoek wordt afgewezen, bepaalt de rechter de datum waarop alsnog de openbare verkoop plaatsvindt.

De rechter kan het verzoek ook toewijzen zoals het is verzocht, maar hij kan ook bepalen dat de verkoop zal gebeuren op andere wijze, indien een van de bovengenoemde belanghebbenden alsnog (hypotheekgever, hypotheekhouder, beslaglegger of beperkt gerechtigde) voor de afloop van de behandeling van het verzoek aan de voorzieningenrechter een gunstiger aanbod voorlegt.

Welke belangen daarbij spelen kan eenvoudig worden beschouwd indien er een schuldeiser is die voorziet dat hij achter het net vist indien een executie plaatsvindt voor een lage opbrengst, die alleen de hypotheeklening dekt, of de schuldenaar die voorziet dat hij na executie met een behoorlijke restschuld blijft zitten. Die schuldeiser heeft dus belang bij een hoger opbrengst. De wet ook altijd uit van het principe van maximalisatie van de opbrengst.

Overigens is een dergelijk verzoek, hoe goed ook gemotiveerd, geen garantie van een onderhandse verkoop. De voorzieningenrechter verleent geen verlof als moet duidelijk wordt dat een veiling méér zal opbrengen dan de onderhandse verkoop. Indien voor het einde van de de behandeling van het verzoek een beter bod op tafel komt mag de rechter concluderen dat kennelijk de maximum prijs nog niet is gehaald. In zo´n geval kan niet worden uitgesloten dat bij een openbare veiling een hogere opbrengst kan worden behaald.

Meer informatie over executie en een verzoek tot onderhandse verkoop kunt u vinden op onze website. Voor direct vragen of rechtsbijstand kunt u bellen met 0900 advocaten of een email zenden aan info@advocaten.nl ,

Aangesproken wegens een inbreuk op auteursrecht: welke boete is redelijk?

Afhankelijk van het formaat, naamsvermelding, verspreiding en duur van de inbreuk kan een fotograaf honderden tot duizenden euro vergoeding vorderen voor een inbreuk. Maar wat is redelijk?

Om te beginnen met de boete: strikt genomen is er geen sprake van een boete, want die kan alleen in het strafrecht of bestuursrecht worden opgelegd, of indien u in een overeenkomst sloot waarin dat is bepaald. Wel voelt het alsof een boete word opgelegd. U wordt immers geconfronteerd met een vordering die u niet zag aankomen. Maar het gaat wel om een vergoeding voor de schade die de maker stelt te hebben geleden.

Het is verleidelijk,en ook kinderlijk eenvoudig, om uw website op te leuken met foto´s die u vindt op het internet. Maar in veel gevallen betreft het een foto waarop auteursrechten rust. Of eenvoudiger gezegd, u moet toestemming hebben van de maker van de foto om die te gebruiken. Het maakt daarbij niet uit of u de foto op uw persoonlijke website plaatst die u als hobby hebt ingericht voor uw zangvereniging, of dat u een commerciële website hebt waarop u spullen ter verkoop aanbiedt.

Een maker, bijvoorbeeld de fotograaf zelf, kan u nu om een schadevergoeding vragen voor dat gebruik. In de meeste gevallen wordt u dan benaderd door een brancheorganisatie of een advocatenkantoor die voor meerdere rechthebbenden het internet doorzoekt naar inbreukmakende publicaties, en daarvoor systematisch vergoedingen voor vraagt.

In bijna alle gevallen wordt u geconfronteerd met een schikkingsvoorstel. Dit schikkingsbedrag is zonder uitzondering zo hoog dat u zich terecht zult afvragen of dat bedrag wel redelijk is. Met andere woorden, hoe komt een dergelijk bedrag tot stand? Volgens de wet wordt een schadevergoeding bepaald aan de hand van diverse factoren zodanig dat de fotograaf in dezelfde positie is indien er wel om toestemming was gevraagd. Een eerste factor die dus een rol speelt is de voorwaarde voor het verlenen van die toestemming: in de meeste gevallen vraagt een fotograaf om een vaste vergoeding. De toestemming is dan een licentie, een gebruiksrecht.

Van te voren is niet duidelijk welke licentievergoeding geldt, maar men kan een vergelijking maken met vergoedingen die met in het algemeen pleegt te vragen voor het gebruik van de foto. Volgens vaste rechtspraak kan daar nog iets worden bijgeteld voor eventuele reputatieschade en voor de kosten van de opsporing en vaststelling van de inbreuk.

De eerste reactie is die van verzet, en niet betalen, maar dat helpt vaak niet, omdat juristen die dergelijke inbreuken behandelen vaak dreigen om de zaak voor te leggen aan de rechter. De kosten kunnen dan behoorlijk oplopen.

De eerste actie die u kunt nemen is het vaststellen of werkelijk inbreuk is gemaakt. Is er werkelijk sprake van een foto waarop auteursrecht rust?

Om dat vast te stellen kunt u zelf onderzoek doen. Indien het gaat om een rechtenvrije foto, om een foto die onder voorwaarde vrij ter beschikking is gesteld door de maker (creative commons) of een foto zonder enige creativiteit, zoals een packshot, dan kan de vordering onterecht zijn. Zekerheid is er dan echter nog niet. Er bestaat immers geen beeldbank waarmee men met zekerheid kan vaststellen of op een foto auteursrechten rust.

In de meeste gevallen valt er nog wel te onderhandelen met de fotograaf of de jurist die u aanspreekt. Er is sprake van een businessmodel dat de hoogste opbrengst genereert indien een vergoeding wordt verkregen zonder het voeren van een dure procedure. Dit brengt mee dat men in de meeste gevallen bereid is water bij de wijn te doen. Niets betalen is echter vaak geen optie. De kans is immers groot dat u de procedure verliest, en dat u daarmee ook het risico loopt op een hoge proceskostenveroordeling, die soms een veelvoud kan zijn van het schikkingsvoorstel. Het maakt daarbij weinig uit welk oogmerk u hebt gehad met het plaatsen van de foto, commercieel of als hobby.

De wet bepaalt bovendien dat voor procedure die gaan om een bescherming van intellectuele eigendomsrechten, zoals het auteursrecht, een volledige proceskostenvergoeding kan worden gevorderd. Die kan enkele duizenden euro`s bedragen, hoewel in een enkel geval rechters slechts enkele honderden euro toekennen. De rechter is dat in beginsel vrij in. De meeste rechtbanken hanteren voor de proceskosten een staffel, de zogenaamde indicatietarieven.

Hoe hoog uiteindelijk het bedrag is dat een redelijk vergoeding voor de maker inhoud valt van te voren moeilijk in te schatten. Voor bijzondere foto`s met een actuele nieuwswaarde of die van een unieke creativiteit getuigen kan een fotograaf vele duizenden euro´s vragen. Voor de meeste  foto’s worden doorgaans – afhankelijk van het formaat, of er naamsvermelding was, de mate waarin de foto via internet al is verspreid, en hoe lang de foto reeds is gebruikt – een vergoeding van enkele tientjes tot een paar honderd euro gerekend. Daarnaast rekent men (net als de rechter vaak toewijst) met een opslag van circa 25% procenten wegens aantasting van exclusiviteit, en de redelijke opsporingskosten. Het aldus berekende bedrag kan na onderhandeling nog omlaag; door akkoord te gaan met een lagere vergoeding vermijdt de maker dat er geprocedeerd moet worden. Hoewel hij een forse proceskostenveroordeling kan bedingen, loopt hij dan toch het risico dat de rechter zijn vordering voor een veel lager bedrag toewijst. Zijn kosten voor de rechtsbijstand  blijven echter gelijkt, en dus is zijn opbrengst navenant lager. Dat risico sluit hij uit door een regeling te treffen.

Sommige voorstellen rekenen echter met een opslag van 100% of meer wegens aantasting van exclusiviteit, een extra bedrag wegens reputatieschade en schade voor opsporing en juridische bijstand. In zo´n geval is het nuttig om te onderhandelen. Voor meer informatie kunt u bellen met 0900-0600, met 0900-advocaten of een vraag stellen via de website.

Proef met rechters op spreekuur succesvol

Vooral bij burengeschillen lijkt de spreekuurrechter bij te dragen aan een verbeterde, laagdrempelige toegang tot de rechtspraak, stellen de onderzoekers.

Een proef met ‘spreekuurrechters’ die de rechtbank Noord-Nederland heeft gehouden, is succesvol verlopen. Mensen die een eenvoudig geschil aan de rechter wilden voorleggen, konden dat zonder dagvaarding of advocaat doen. De rechter hoorde de strijdende partijen aan en adviseerde over een schikking. In 91 procent van de zaken werd het conflict snel, effectief en tegen een laag tarief opgelost, blijkt uit onderzoek. Intussen experimenteren ook andere rechtbanken met zulke laagdrempelige procedures

Alledaagse conflicten
Alledaagse problemen met de buren, huisbaas, werkgever of bijvoorbeeld een aannemer kunnen veel ellende veroorzaken. Ze komen meestal pas bij de rechter als ze volledig zijn geëscaleerd. De betrokkenen zijn dan veel geld kwijt aan griffierechten en advocaten en komen als eiser en verweerder tegenover elkaar te staan in de rechtszaal, wat niet bevorderlijk is voor een goede relatie. Het streven van de Rechtspraak om zulke geschillen sneller en goedkoper op te lossen, is in de proef met de spreekuurrechters uitgeprobeerd.

Eenvoudige procedure
Anderhalf jaar lang waren 7 ervaren kantonrechters in het noorden beschikbaar om als spreekuurrechter op te treden. In totaal hebben zij 64 zaken behandeld, waarvan er 58 eindigden in een schikking tussen de partijen. Het ging vooral om burenruzies, maar bijvoorbeeld ook om conflicten over een verbouwing of een aankoop. Vaak gingen de rechters ter plaatse om met eigen ogen te zien wat er speelde, ook omdat er geen schriftelijke stukken waren waarop zij zich konden baseren. De betrokkenen mochten hun zaak namelijk met een eenvoudige mededeling (zoals ‘de boom van de buren is te hoog’) aanmelden. Als de rechter beide partijen had aangehoord, stuurde hij aan op een compromis. Lukte dat niet, dan hakte hij alsnog de knoop door.

Tevreden deelnemers
Van de deelnemers is 80 tot 90 procent (heel) positief over de spreekuurrechter, blijkt uit onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeksbureau Pro Facto. Ze zijn vooral blij met de snelle behandeling, de lage kosten en de menselijke, niet-juridische benadering door de rechter. Ze vonden de zitting wel lang duren; de rechter moest immers eerst ontdekken wat er speelde. Ook hebben sommige mensen druk ervaren om tot een schikking te komen. Daar staat tegenover dat 71 procent ook na verloop van tijd nog tevreden was over het bereikte resultaat.

Kanttekeningen
Vooral bij burengeschillen lijkt de spreekuurrechter bij te dragen aan een verbeterde, laagdrempelige toegang tot de rechtspraak, stellen de onderzoekers. Zij plaatsen wel kanttekeningen bij het hoge schikkingspercentage. Slechts 40 procent van de aangemelde zaken is ook echt door de spreekuurrechters behandeld, vooral omdat het lang niet altijd lukte om medewerking van beide partijen te krijgen. Dat is wel een vereiste van het wetsartikel (art. 96 Rv) dat zo’n vereenvoudigde procedure mogelijk maakt. Bovendien konden belangstellenden zich niet zelf melden bij de spreekuurrechter. Enkele rechtsbijstandsverzekeraars en het Juridisch Loket leverden de deelnemers aan. Zij meldden vooral zaken aan die kans van slagen hadden. De spreekuurrechter boog zich dus eigenlijk alleen over zaken die zich relatief goed voor een schikking leenden, concluderen de onderzoekers.

Nieuwe experimenten
De Rechtspraak vindt het belangrijk om verder te experimenteren met laagdrempelige procedures. In het hele land zijn ideeën bedacht die ervoor zorgen dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft. Initiatieven die succesvol blijken te zijn, kunnen landelijk worden ingevoerd zodra het kabinet daar geld voor beschikbaar stelt. Zo is in Rotterdam en Dordrecht half september de ‘regelrechter’ begonnen, waar zowel burgers als bedrijven zich kunnen melden om conflicten snel en goedkoop op te lossen. En in Den Haag trekken rechters de wijk in om te helpen de leefbaarheid te vergroten. ‘Wijkrechters’ houden zich vooral bezig met overlast, burenruzies, woninggebreken; alles wat te maken heeft met prettig wonen in de wijk. Anders dan de spreekuurrechters werken zij niet met doorverwijzers; iedereen die de rechter wil spreken, kan zich zelf melden.

Amerikaans rechter: rechters en advocaten mogen Facebook-vrienden zijn

In Nederland besliste het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch eind 2016 al eens in een andersoortig geval dat een Facebook-vriendschap van een notaris met een cliënt nog niet wil zeggen dat de notaris hiermee zijn onafhankelijkheid op het spel zet.

Leggen rechters hun onpartijdigheid in de waagschaal als zij Facebook-vrienden zijn met advocaten? Nee, zo oordeelde het hooggerechtshof in Florida volgens Amerikaanse media eind 2018. Want Facebook-vrienden zijn eigenlijk helemaal geen echte vrienden, aldus het hof.

Met vier stemmen voor en drie tegen oordeelde het Supreme Court in Florida op 15 november 2018 in wrakingsverzoek dat een Facebook-vriendschap tussen een rechter en een advocaat niet automatisch betekent dat de rechter partijdig is als hij moet oordelen in een zaak waarin deze advocaat optreedt. Het hof stelt in zijn beslissing dat zelfs een ‘real life’ vriendschap tussen een rechter en een advocaat niet hoeft te tornen aan de onafhankelijkheid.

Definitie vriendschap lastig
Vriendschap is nu eenmaal een onbepaald, wat abstract begrip, zo filosofeert rechter Charles Canady er namens het hof op los. Volgens hem zijn ‘echte vrienden in persoon met elkaar verbonden via wederzijdse gevoelens van affectie of respect’. Dat hoeft onder Facebook-vrienden, via een enkele klik met elkaar verbonden zelfs zonder dat zij elkaar fysiek kunnen hebben ontmoeten, niet het geval te zijn.

Hof maakt onderscheid online en fysieke vriendschap
Het hof onderstreept dat het mogelijk is om duizenden Facebook-vrienden te hebben zonder dat iemand iedereen persoonlijk kent. En dan gekozen vrienden vaak ook nog eens gebaseerd op de voorstellen die Facebook op basis van zijn algoritmes doet. ‘Today it is commonly understood that Facebook “friendship” exists on an even broader spectrum than traditional “friendship,”’, aldus het hof. ‘Traditional friendship varies in degree from greatest intimacy to casual acquaintance; Facebook friendship varies in degree from greatest intimacy to ‘virtual stranger’ or ‘complete stranger’.’

Tegenstemmers vinden het slecht voor vertrouwen in rechtspraak
De drie tegenstemmers waren wel van mening dat een rechter met advocaten onder de Facebook-vrienden het vertrouwen in onafhankelijke rechtspraak kunnen ondermijnen. Een van vindt zelfs dat rechters eigenlijk niets op Facebook te zoeken hebben: ze zouden hun account moeten verwijderen en overig social media-gebruik tot een minimum moeten beperken.

Hof in Nederland besliste in 2016 soortgelijk
In Nederland besliste het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch eind 2016 al eens in een andersoortig geval dat een Facebook-vriendschap van een notaris met een cliënt nog niet wil zeggen dat de notaris hiermee zijn onafhankelijkheid op het spel zet.

Proef met rechters op spreekuur succesvol

De Rechtspraak vindt het belangrijk om verder te experimenteren met laagdrempelige procedures. In het hele land zijn ideeën bedacht die ervoor zorgen dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft.

Een proef met ‘spreekuurrechters’ die de rechtbank Noord-Nederland heeft gehouden, is succesvol verlopen. Mensen die een eenvoudig geschil aan de rechter wilden voorleggen, konden dat zonder dagvaarding of advocaat doen. De rechter hoorde de strijdende partijen aan en adviseerde over een schikking. In 91 procent van de zaken werd het conflict snel, effectief en tegen een laag tarief opgelost, blijkt uit onderzoek. Intussen experimenteren ook andere rechtbanken met zulke laagdrempelige procedures

Alledaagse conflicten
Alledaagse problemen met de buren, huisbaas, werkgever of bijvoorbeeld een aannemer kunnen veel ellende veroorzaken. Ze komen meestal pas bij de rechter als ze volledig zijn geëscaleerd. De betrokkenen zijn dan veel geld kwijt aan griffierechten en advocaten en komen als eiser en verweerder tegenover elkaar te staan in de rechtszaal, wat niet bevorderlijk is voor een goede relatie. Het streven van de Rechtspraak om zulke geschillen sneller en goedkoper op te lossen, is in de proef met de spreekuurrechters uitgeprobeerd.

Eenvoudige procedure
Anderhalf jaar lang waren 7 ervaren kantonrechters in het noorden beschikbaar om als spreekuurechter op te treden. In totaal hebben zij 64 zaken behandeld, waarvan er 58 eindigden in een schikking tussen de partijen.Het ging vooral om burenruzies, maar bijvoorbeeld ook om conflicten over een verbouwing of een aankoop. Vaak gingen de rechters ter plaatse om met eigen ogen te zien wat er speelde, ook omdat er geen schriftelijke stukken waren waarop zij zich konden baseren. De betrokkenen mochten hun zaak namelijk met een eenvoudige mededeling (zoals ‘de boom van de buren is te hoog’) aanmelden. Als de rechter beide partijen had aangehoord, stuurde hij aan op een compromis. Lukte dat niet, dan hakte hij alsnog de knoop door.

Tevreden deelnemers
Van de deelnemers is 80 tot 90 procent (heel) positief over de spreekuurrechter, blijkt uit onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeksbureau Pro Facto. Ze zijn vooral blij met de snelle behandeling, de lage kosten en de menselijke, niet-juridische benadering door de rechter. Ze vonden de zitting wel lang duren; de rechter moest immers eerst ontdekken wat er speelde. Ook hebben sommige mensen druk ervaren om tot een schikking te komen. Daar staat tegenover dat 71 procent ook na verloop van tijd nog tevreden was over het bereikte resultaat.

Kanttekeningen
Vooral bij burengeschillen lijkt de spreekuurrechter bij te dragen aan een verbeterde, laagdrempelige toegang tot de rechtspraak, stellen de onderzoekers. Zij plaatsen wel kanttekeningen bij het hoge schikkingspercentage. Slechts 40 procent van de aangemelde zaken is ook echt door de spreekuurrechters behandeld, vooral omdat het lang niet altijd lukte om medewerking van beide partijen te krijgen. Dat is wel een vereiste van het wetsartikel (art. 96 Rv) dat zo’n vereenvoudigde procedure mogelijk maakt. Bovendien konden belangstellenden zich niet zelf melden bij de spreekuurrechter. Enkele rechtsbijstandsverzekeraars en het Juridisch Loket leverden de deelnemers aan. Zij meldden vooral zaken aan die kans van slagen hadden. De spreekuurrechter boog zich dus eigenlijk alleen over zaken die zich relatief goed voor een schikking leenden, concluderen de onderzoekers.

Nieuwe experimenten
De Rechtspraak vindt het belangrijk om verder te experimenteren met laagdrempelige procedures. In het hele land zijn ideeën bedacht die ervoor zorgen dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft. Initiatieven die succesvol blijken te zijn, kunnen landelijk worden ingevoerd zodra het kabinet daar geld voor beschikbaar stelt. Zo is in Rotterdam en Dordrecht half september de ‘regelrechter’ begonnen, waar zowel burgers als bedrijven zich kunnen melden om conflicten snel en goedkoop op te lossen. En in Den Haag trekken rechters de wijk in om te helpen de leefbaarheid te vergroten. ‘Wijkrechters’ houden zich vooral bezig met overlast, burenruzies, woninggebreken; alles wat te maken heeft met prettig wonen in de wijk. Anders dan de spreekuurrechters werken zij niet met doorverwijzers; iedereen die de rechter wil spreken, kan zich zelf melden.

Door te hoge griffierechten steeds minder incassozaken

Want wat heeft de burger aan de rechter als hij zich niet kan veroorloven er gebruik van te maken? Als iemand een conflict heeft over een onbetaalde rekening van 700 euro, kost een gang naar de rechter ruim 200 euro alleen al aan griffierechten.

De Nederlandse rechter behandelt incassozaken sneller dan alternatieven die buiten de rechter omgaan. Bijna altijd wordt een verstekzaak (een zaak waarbij de gedaagde niet aanwezig is) binnen 2 weken afgedaan. Gemiddeld duurt zo’n zaak van begin tot eind 19 dagen.

Ondanks de snelle manier waarop dit soort zaken worden behandeld, daalt het aantal incassozaken fors. Het aantal incassozaken bij de rechter in de periode 2011 – 2017 is met 38 procent gedaald. Het aantal verstekzaken is in diezelfde periode zelfs met 43 procent gedaald. Een aanzienlijk deel van deze terugloop komt door de hoge griffierechten die betaald moeten worden. Deze griffierechten werpen daarmee een te hoge drempel op voor mensen die hun recht willen halen. Ook daalt het aantal rechtszaken door de opmars van incassoprocedures buiten de rechter om, zoals digitale arbitrage.

Essentieel
Toegang tot de rechter is essentieel in een rechtsstaat. Het is 1 van de kerntaken van de overheid om onafhankelijke, onpartijdige en openbare rechtspraak te bieden. Deze rechtspraak, die bindend is en precedentwerking heeft, is een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid die een rechtsstaat kenmerkt. Daarnaast draagt rechtspraak bij aan normhandhaving, rechtsbescherming en rechtsontwikkeling. Als mensen vanwege financiële redenen niet naar de rechter stappen, schaadt dit de rechtsstaat.

Voorbeeld
Een eenvoudig voorbeeld maakt het probleem duidelijk: als iemand een conflict heeft over een onbetaalde rekening van 700 euro, kost een gang naar de rechter ruim 200 euro alleen al aan griffierechten. Voor bedrijven liggen die kosten nog hoger. De uitkomst is vrijwel altijd dat de verliezende partij alle kosten moet betalen. Dat betekent dat een rechtszaak over een onbetaalde rekening van 700 euro eindigt in een rekening die bijna 2 keer zo hoog is, door de hoge griffierechten en andere bijkomende kosten.

Verlagen
In april dit jaar pleitte Frits Bakker (voorzitter Raad voor de rechtspraak) er al voor de griffierechten fors te verlagen omdat steeds meer mensen afzien van een gang naar de rechter omdat ze het niet kunnen betalen. Bakker: ‘Het vergroten van het aantal zaken is géén doel op zich, maar een noodzakelijk middel om de Nederlandse burger de rechtsbescherming te garanderen die hem toekomt. Een onbelemmerde toegang tot de rechter is hiervoor een cruciale voorwaarde. Want wat heeft de burger aan de rechter als hij zich niet kan veroorloven er gebruik van te maken?’

Ontruiming door verhuurder van bedrijfsruimte na opzegging of vanwege wanbetaling

Een ontruiming kan alleen in kort geding worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming zal toewijzen en van de verhuurder niet kan worden verlangd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.

Indien de verhuurder de huurovereenkomst opzegt en de ontruiming aanzegt, kan de huurder van een bedrijfsruimte ex artikel 7:230a BW, waaronder kantoorruimte, de rechter vragen om ontruimingsbescherming.

De opzegging dient wel tijdig te gebeuren tegen het eind van de contracttermijn. Dan moet de huurder wel binnen twee maanden na de datum waartegen de ontruiming is aangezegd een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter. Gedurende deze periode kan de huurder niet gedwongen worden tot ontruiming van de bedrijfsruimte over te gaan. Er hoeft dan niet te worden ontruimd totdat de rechter een beslissing heeft genomen.
In de procedure moet eerst worden vastgesteld dat het daadwerkelijk om een bedrijfsruimte ex 7:230a BW gaat en dus niet om een zgn. middenstandsbedrijfsruimte (winkel). Daarvoor gelden andere regels en bestaat er geen recht op ontruimingsbescherming

Maximale termijn aan verzoek
De rechter kan het verzoek voor maximaal een jaar toewijzen, maar het is mogelijk om het verzoek nog twee keer te herhalen. Een tweede (en evt. derde) verzoek wordt slechts toegewezen, indien de belangen van de huurder en van de onderhuurder, aan wie bevoegdelijk is onderverhuurd, door de ontruiming ernstiger worden geschaad dan die van de verhuurder bij voortzetting van het gebruik door de huurder.

Het verzoek wordt evenwel afgewezen, indien de verhuurder aannemelijk maakt dat van hem, wegens onbehoorlijk gebruik van het gehuurde, wegens ernstige overlast, de medegebruikers dan wel hemzelf aangedaan of wegens wanbetaling niet gevergd kan worden dat de huurder het recht op gebruik van de zaak of een gedeelte daarvan langer behoudt. De kantonrechter neemt in beginsel derhalve een beslissing op een verlengingsverzoek van de huurder na afweging van de wederzijdse belangen van partijen. De maximaal mogelijke verlenging bedraagt drie jaar nadat de huurovereenkomst is geëindigd. Er wordt in die periode geen huur maar één gebruiksvergoeding betaald.

Wanbetaling
Indien de huurder van bedrijfsruimte de huur niet betaalt, is hij van rechtswege in gebreke en kan dit grote gevolgen hebben. In de rechtspraak wordt aangenomen dat een betalingsachterstand van twee of drie maanden al voldoende is om een ontruimingsvonnis in kort geding te krijgen. Alleen bij een gegronde reden, bij een verbetering in het betalingsgedrag en/of de financiële omstandigheden van een huurder kan een rechter aanleiding geven om niet tot ontruiming over te gaan. Maar als er telkenmale te laat is betaald en er geen aantoonbare en blijvende verbetering is optreden in het betalingsgedrag van de huurder, zal de rechter in de meeste gevallen de ontruiming toewijzen.

Ontruiming laatste optie
Een ontruiming kan alleen in kort geding worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming zal toewijzen en van de verhuurder niet kan worden verlangd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. De vordering moet dus “hard” zijn en er moet voldoende spoedeisend belang zijn. Per geval zal moeten worden beoordeeld of het betalingsgedrag van de huurder ernstig genoeg is om te komen tot een ontruiming van het gehuurde.

Termijn voor ontruiming door deurwaarder
Het is wettelijk voorgeschreven dat allereerst de uitspraak (het vonnis) van de kantonrechter moet worden betekend aan de huurder. Dit gebeurt door een gerechtsdeurwaarder.

De daadwerkelijke ontruiming mag niet eerder dan drie dagen na de betekening plaatsvinden. Deze termijn kan door de kantonrechter ruimer worden vastgesteld en dit wordt ook regelmatig gedaan. In zijn uitspraak zal de rechter dan bepalen dat de verhuurder minimaal bijvoorbeeld 7 of 14 dagen moet wachten na de betekening.

De deurwaarder zal de precieze dag van de ontruiming aankondigen aan de huurder. Op de dag van de feitelijke ontruiming zal de deurwaarder naar de bedrijfsruimte gaan, vergezeld van een hulpofficier van Justitie en een slotenmaker. Tot aan het moment van ontruiming is de huurder wel verplicht om de huur door te betalen.