Aanbevelingen voor betere rechtsbijstandverlening

Meer regie door de Raad voor Rechtsbijstand en het Juridisch Loket en samenvoeging van beide organisaties met behoud van hun ‘sterke merknamen’.

Dit beveelt de commissie gesubsidieerde rechtsbijstand (‘commissie-Wolfsen’) aan in een rapport dat gisteren aan de minister van Veiligheid en Justitie is aangeboden. De commissie was in februari in het leven geroepen met 2 opdrachten. De eerste was om de oorzaken voor de stijging van de kosten voor gesubsidieerde rechtsbijstand te onderzoeken. De tweede opdracht was alternatieven aan te dragen voor een door het kabinet voorgestelde wijziging van het stelsel van rechtsbijstand. In afwachting van de bevindingen van de commissie-Wolfsen trok de toenmalige staatssecretaris Teeven zijn wetsvoorstel in. De Raad voor de rechtspraak constateerde in zijn wetgevingsadvies over dit voorstel dat de voorgestelde wijzigingen ‘te veel uit gaan van de zelfredzaamheid van burgers’.

Zwakke plekken

De commissie noemt in haar rapport een scala aan oorzaken en achtergronden van de ontwikkelingen in de uitgaven aan gesubsidieerde rechtsbijstand. Op basis hiervan wijst zij op een aantal zwakke plekken in het huidige stelsel, waaronder het ontbreken van goede coördinatie en een gebrekkige uitwisseling van informatie tussen partijen en instanties en het structureel niet innen van eigen bijdragen van rechtzoekenden. Er is sprake van ‘verbrokkeling’ van het huidige stelsel en ‘eenduidige sturing’ ontbreekt.

Mogelijkheden

De commissie-Wolfsen ziet mogelijkheden voor een betere rechtsbijstandverlening. Voor de Nederlandse Orde van Advocaten en de Raad voor Rechtsbijstand ziet ze de opdracht weggelegd gezamenlijk te voorzien in adequate kwaliteitseisen. Deskundigheidseisen voor verschillende rechtsgebieden moeten over de hele linie op een hoger niveau komen te liggen en qua niveau met elkaar te vergelijken zijn. Ook adviseert de commissie het aantal rechtsterreinen waarop advocaten zaken kunnen aannemen, in overleg met de Orde, te beperken.
Regie
Verbetering van het stelsel gaat volgens de commissie Wolfsen niet zonder versterking van de regie hierover: ‘regie maakt het mogelijk het juiste werk toe te wijzen aan de juiste rechtsbijstandverlener’. Die regie moet er komen door ‘sterke intensivering’ van de samenwerking tussen Raad voor Rechtsbijstand en het Juridisch Loket. Door de versterking van de regierol kan de eigen bijdrage die betaald moet worden voor rechtsbijstand van een advocaat, voor de meeste burgers met ongeveer een kwart lager, aldus de commissie, die samenvoeging van Raad voor Rechtsbijstand en Juridisch Loket adviseert.
De minister van Veiligheid en Justitie reageert in het voorjaar op het rapport.

Groot belang

In haar rapport onderstreept de commissie-Wolfsen het belang van gesubsidieerde rechtsbijstand. In haar voorwoord staat: ‘Vertrouwen in het recht en gelijkwaardige participatie van alle burgers binnen het recht zijn voorwaarden voor het goed functioneren van een sociale en democratische rechtsstaat. Dat betekent dat de toegang tot recht voor eenieder goed moet zijn geborgd; dat is de toegang die een rechtzoekende heeft tot informatie, overleg, onderhandeling en tot de rechter. Een (te) geringe financiële draagkracht mag er niet toe leiden dat redelijk handelende rechtzoekenden verstoken zijn of blijven van rechtsbijstand en van de rechter.’

uw rechten & plichten bij incasso

Wettelijke incassotarieven vaak onbekend bij debiteuren

Zowel debiteuren als crediteuren zijn niet altijd goed bekend met de geldende wettelijke incassotarieven. De bekendheid van alle betrokken partijen met de nieuwe incassotarieven is van belang voor een goede handhaving van de wet. Onder meer op de website www.rijksoverheid.nl is informatie over incassokosten te raadplegen. Er blijken aanhoudende signalen over incassobedrijven die zich niet houden aan de wettelijke gefixeerde tarieven. Niet alleen particuliere debiteuren, maar ook ondernemers kunnen hier last van hebben.

Dit is de reden waarom het ministerie van Veiligheid en Justitie samen met VNO-NCW en MKB Nederland de voorlichting over incasso wil intensiveren. De overheid én de koepelorganisaties hebben een evident belang bij een maatschappelijk verantwoorde incasso. Natuurlijk mag men als ondernemer of overheid de incasso uitbesteden. Maar een incassobureau dat slecht werk aflevert, brengt ook reputatieschade toe aan zijn opdrachtgever. Via voorlichting zal worden getracht om de opdrachtgever, die het incassobedrijf inschakelt, bewust te laten kiezen voor een incassobureau dat voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen, zoals het correct hanteren van de maximum tarieven en het daarover correct informeren van opdrachtgever én betaalplichtigen. Een niet dwingend (wettelijk), maar zelfregulerend incassokeurmerk kan daar een goed onderdeel van zijn.

Een debiteur (ondernemer of particulier) hoeft buitengerechtelijke incassokosten die uitstijgen boven wat toegestaan is op grond van de wet niet te voldoen. Op de website van de Landelijke organisatie sociaal raadslieden (LOSR) zijn modelbrieven te downloaden waarmee men als debiteur adequaat kan reageren op te hoge tarieven. Deze modelbrieven komen erop neer dat men via die brief uitsluitend de achterstallige hoofdsom betaalt, plus wat men aan incassokosten wettelijk verschuldigd is, maar het meerdere mag weigeren te voldoen. Op die manier laat men het (proces)initiatief bij de partij die het gedeelte onredelijk hoge incassokosten zonder wettelijke grondslag bij de rechter mag proberen te vorderen.

Voor de overheid als opdrachtgever speelt het Expertisecentrum Aanbesteden (PIANOo) een rol. Het contracteren van een incassobureau maakt deel uit van het inkoopproces, bij gemeenten bijvoorbeeld. Voorafgaand aan het contracteren wordt de inkoopbehoefte vastgesteld, de markt verkend en een aanbesteding ingericht en uitgevoerd. PIANOo biedt op haar site een marktdossier Incassodiensten, met een beschrijving van de markt en aandachtspunten voor de inkoop. Belangrijk voor de praktijk is om te beseffen dat burgers en bedrijven alert moeten zijn op malafide incasso, en zich wapenen bijvoorbeeld via fraudemeldpunten. Dit zodat burgers en bedrijven die benaderd worden door een incassobureau op de hoogte zijn van hun rechten en plichten en gewaarschuwd zijn tegen malafide praktijken.

Meer Eenvoudige Zaken Bij Juridisch Loket

  Het kabinet wil dat het Juridisch Loket meer eenvoudige zaken gaat behandelen. De Raad voor de rechtsbijstand en het Juridisch Loket gaan daarbij nauwer samenwerken met bijvoorbeeld advocaten om te zorgen dat mensen met diverse problemen snel en goed worden geholpen en niet onnodig van het ene naar het andere, duurdere, loket gaan.

Stellen die gaan scheiden krijgen voortaan eerst een ‘oriëntatiegesprek’ voordat zij in aanmerking kunnen komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Zo’n gesprek past in de visie van het kabinet om problemen bij echtscheidingen zoveel mogelijk zonder tussenkomst van de rechter op te lossen. Dat schrijft minister Ard van der Steur (Veiligheid en Justitie) dinsdag aan de Tweede Kamer.

Van der Steur omarmt de aanbevelingen van de commissie-Wolfsen die in november pleitte voor een betere regie in de gesubsidieerde rechtsbijstand. Door daar meer maatwerk te leveren zou die hulp voor minder draagkrachtige mensen die hun recht zoeken flink goedkoper kunnen worden.

De vorige staatssecretaris van Justitie, Fred Teeven, wilde 85 miljoen euro bezuinigen op de gesubsidieerde rechtsbijstand. Maar de Eerste Kamer maakte zich ernstige zorgen over de toegang tot het recht voor de allerarmsten. Daarop besloot het kabinet een deel van de besparing op te schorten en ging de commissie-Wolfsen aan de slag.

bron: De Telegraaf

billijke vergoeding bij ontbinding arbeidsovereenkomst

Als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. In dat geval kan de kantonrechter aan de werknemer dan ook een billijke vergoeding toekennen. Daarnaast heeft de werknemer op grond van de wet recht op de transitievergoeding.

Hoogte billijke vergoeding

Het is aan de rechter om de hoogte van de billijke vergoeding te bepalen. De hoogte daarvan staat – naar haar aard – in relatie tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Rechters hebben de mogelijkheid om de hoogte van de vergoeding te bepalen op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval best team collaboration software.

Dit betekent dat criteria als loon en lengte van het dienstverband die tot 1 juli 2015 onderdeel uitmaken van de kantonrechtersformule hierbij geen rol hoeven te spelen.

Gevolgencriterium speelt geen rol

Voorts kan in deze additionele vergoeding niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer en de door de werkgever getroffen voorzieningen om deze gevolgen te ondervangen (ook wel aangeduid als ‘het gevolgencriterium’), omdat dit reeds is verdisconteerd in de transitievergoeding.

Uitzonderlijke gevallen

Alleen in uitzonderlijke gevallen kan de kantonrechter een billijke vergoeding aan de werknemer toekennen. Die vergoeding heeft een ander karakter dan de transitievergoeding (compensatie van ontslag en om de werknemer in staat te stellen de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken).

De wetgever heeft – ter verduidelijking van deze ‘uitzonderlijke gevallen’ een aantal voorbeelden gegeven van situaties waaraan wordt gedacht voor het toekennen van de additionele billijke vergoeding:

       als er als gevolg van laakbaar gedrag van de werkgever een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan (bijvoorbeeld als gevolg van het niet willen ingaan op avances zijnerzijds) en de rechter concludeert dat er geen andere optie is dan ontslag;als een werkgever discrimineert, de werknemer hiertegen bezwaar maakt, er een onwerkbare situatie ontstaat en niets anders rest dan ontslag;als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat. Te denken is hierbij aan de situatie waarin de werkgever zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd;de situatie waarin de werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren en ontslag langs die weg te realiseren;de situatie waarin een werknemer arbeidsongeschikt is geworden (en uiteindelijk wordt ontslagen) als gevolg van verwijtbaar onvoldoende zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden;

De kantonrechter mag alleen een billijke vergoeding toekennen als het ontslag is toe te rekenen aan het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever.

De curator en onbetaalde proceskosten

De vraag of een curator persoonlijk aansprakelijk gesteld kan worden moet worden beantwoord aan de hand van een voor curatoren geldende bijzondere zorgvuldigheidsnorm. De Hoge Raad heeft hiertoe in het bekende ‘Maclou-arrest’ een maatstaf gegeven: een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.

Deze norm moet worden gezien tegen de achtergrond van de taak van een curator. Een curator vervult zijn taak niet als advocaat en treedt ook niet als een dergelijke of daarmee vergelijkbare beroepsbeoefenaar op. Ook ontbreekt een contractuele betrekking tot degenen wiens belangen worden behartigd. Daarnaast dient een curator vaak tegenstrijdige belangen te behartigen en bij het nemen van beslissingen soms rekening te houden met belangen van maatschappelijke aard. De bijzondere positie van een curator kan aldus een rechtvaardiging opleveren van een anders wellicht onrechtmatig handelen. Bij toetsing aan deze norm past terughoudendheid.

Voor persoonlijke aansprakelijkheid is vereist dat de curator ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen. Daarvoor is vereist dat hij heeft gehandeld terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijs behoorde in te zien.

De rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 7 oktober 2015 dat voor een succesvol verhaal van schade op de curator sprake moet zijn van (i) een onrechtmatig handelen (ii) waarvan de curator zich had behoren te onthouden, omdat dat handelen in strijd is met wat in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.

Volgens de rechtbank was in dit geval geen sprake van onrechtmatig handelen bij het starten van een (arbitrale) procedure door de curator terwijl er onvoldoende financiële dekking bestond voor een eventuele proceskostenveroordeling.

Het ontbreken van voldoende financiële dekking leverde volgens de rechtbank geen misbruik van recht op omdat gesteld noch gebleken is dat de curator zijn vordering in de arbitrale procedure heeft gebaseerd op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.

Daarnaast kan volgens de rechtbank ook niet gesproken worden van onrechtmatig handelen omdat het in artikel 6 EVRM geborgde recht op effectieve toegang tot de rechter met zich kan brengen dat zelfs in die gevallen dat een vordering tot het stellen van zekerheid in de zin van art. 224 Rv kan worden verlangd, de vordering tot het stellen van zekerheid toch geheel of ten dele moet worden afgewezen.

Het stond de curator dus – terwijl de boedel over onvoldoende financiële middelen beschikte om een eventuele proceskostenveroordeling te kunnen voldoen – vrij om bij de overheidsrechter een eis in te stellen. Volgens de rechtbank dient ten aanzien van een arbitrage waarop het NAI-reglement van toepassing is niet anders geoordeeld te worden.

Opgemerkt zij dat de rechtbank in onderhavig geval niet toekomt aan de vorderingen en het verweer dat partijen ten grondslag hebben gelegd aan de toepassing van de door de Hoge Raad geformuleerde Maclou-norm. Aan invulling van deze norm komt men immers pas toe wanneer de vraag voorligt of de bijzondere positie van een curator een rechtvaardiging kan opleveren van zijn anders onrechtmatige gedraging. Van een onrechtmatige gedraging was in dit geval volgens de rechtbank echter geen sprake.

Conclusie

De rechtbank Noord-Nederland concludeert dat het onder de hiervoor genoemde omstandigheden niet onrechtmatig is om als curator een procedure te starten als er geen financiële dekking bestaat voor een eventuele proceskostenveroordeling, ook niet wanneer het een arbitrale procedure betreft.

Voor kwesties als deze is tot slot van belang dat het NAI-reglement onder omstandigheden de mogelijkheid tot vordering van zekerheidsstelling biedt. Uit openbare faillissementsverslagen is veelal kenbaar dat de boedel geen of moeilijk verhaal zou (kunnen) bieden. In een dergelijk geval kan door de wederpartij van de curator zekerheidsstelling gevorderd worden voor het geval er een proceskostenveroordeling ten laste van de boedel zou worden uitgesproken. Dit is ook in onderhavig geval door de rechtbank in haar overweging meegenomen en dus goed om in het achterhoofd te houden.

Schuldenaar krijgt half jaar adempauze

Mensen die diep in de schulden zitten krijgen de mogelijkheid om maximaal een half jaar gevrijwaard te blijven van deurwaarders en aanmaningen.

Dat maken staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken) en minister Ard van der Steur (Justitie) dinsdag bekend.Met de adempauze wil het kabinet de schuldenaars de mogelijkheid bieden orde te scheppen en een plan te maken om de schulden af te lossen.

In deze periode van maximaal een half jaar worden inkomsten boven de minimumnorm wel al apart gezet om de schulden uiteindelijk te kunnen aflossen.Het voorstel is opgesteld na overleg met de belangenbehartigers van schuldhulpverleners (NVVK), de gerechtsdeurwaarders, de VNG en de vier grote steden.Het kabinet streeft er naar om de maatregel per 1 januari 2017 in te laten gaan. De Tweede Kamer drong al langer aan op de adempauze voor mensen met schulden.

De ChristenUnie en het CDA diende een eigen wetsvoorstel in omdat zij niet langer wilde wachten op actie van de staatssecretaris. Tijdens een debat in de Tweede Kamer vorige maand beloofde Klijnsma het alsnog te gaan regelen.

Door: NU.nl

Pandrecht op gesecureerde vordering

De houder van een openbaar pandrecht op een vordering kan ook de aan deze vordering verbonden zekerheden uitwinnen.

De feiten liggen, vereenvoudigd weergegeven, als volgt. Pegas heeft een vordering op Marell. Tot zekerheid van verhaal voor deze vordering heeft Marell de vorderingen op haar debiteuren, waaronder Laudy, verpand aan Pegas (pandrecht 1). ABN Amro heeft op haar beurt een vordering op Pegas, tot zekerheid waarvan Pegas haar vordering op Marell heeft verpand aan ABN (pandrecht 2). Op enig moment heeft ABN aan Marell mededeling gedaan van de verpanding door Pegas.

Vervolgens rijst de vraag of ABN, als pandhouder van de vordering van Pegas op Marell (pandrecht 2), ook pandrecht 1 kan uitoefenen, dat is gevestigd ter securering van de vordering van Pegas op Marell. Kan ABN in het kader van de uitoefening van pandrecht 1 met andere woorden ook pandrecht 2 uitoefenen (en dus de vordering van Marell op Laudy innen)?

Vervolg op Rabobank/Stormpolder

Voor de beslag was deze vraag al beantwoord door de Hoge Raad, namelijk in het arrest Rabobank/Stormpolder uit 2005. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat de degene die executoriaal derdenbeslag legt op een vordering die versterkt is met een recht van hypotheek, ook dit recht kan uitoefenen (door uitwinning van het hypothecair verbonden goed).

Uit dit arrest werd al afgeleid dat voor pand (m.m.) hetzelfde geldt, zij het dat in de literatuur verschillende opvattingen bestaan over de wijze waarop dit dogmatisch zou moeten worden verklaard. Volgens een deel van de literatuur moet de vestiging van een beperkt recht, zoals een pandrecht, worden gezien als de overdracht van een deel van het hoofdrecht (hier: de verpande vordering), hetgeen meebrengt dat het op de vordering rustende pandrecht althans de bevoegdheid tot uitoefening van dit recht mee overgaat. Andere auteurs menen dat de bevoegdheid van de pandhouder tot het uitoefenen van een aan de verpande vordering verbonden zekerheidsrecht, rechtstreeks volgt uit de bevoegdheid tot het innen van deze vordering (art. 3:246 lid 1 BW).

De Hoge Raad bevestigt in de onderhavige zaak dat de openbare pandhouder van een gesecureerde vordering, inderdaad ook het zekerheidsrecht waarmee die vordering is gesecureerd, kan uitoefenen. Daarbij lijkt de Hoge Raad de genoemde dogmatische knoop door te hakken ten faveure van laatstbedoelde opvatting:

“Pegas heeft aan ABN AMRO een pandrecht verleend op de vordering die zij had op Marell-oud. Door deze verpanding verkreeg ABN AMRO als pandhouder de bevoegdheid om die vordering na de mededeling aan Marell-oud (…) te innen (art. 3:246 lid 1 BW). De vordering van Pegas op Marell-oud was op haar beurt eveneens verzekerd door een pandrecht, en wel door een pandrecht op vorderingen van Marell-oud op derden. De bevoegdheid van ABN AMRO om de vordering van Pegas op Marell-oud te innen omvatte tevens de bevoegdheid tot uitwinning van de aan die vordering verbonden zekerheidsrechten (vgl. HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2619, NJ 2006/362). ABN AMRO was dus uit hoofde van de uit haar pandrecht voortvloeiende inningsbevoegdheid tevens gerechtigd het pandrecht van Pegas op de vorderingen van Marell-oud op derden uit te oefenen, dat wil zeggen dat zij, na mededeling van het pandrecht van Pegas aan die derden, die vorderingen mocht innen tot het beloop van haar (ABN AMRO’s) vordering op Pegas.”

Geen herverpanding

Overigens was het hof hier tot de conclusie gekomen dat ABN het pandrecht van Pegas niet mocht uitoefenen, aangezien dat feitelijk zou neerkomen op omzeiling van het verbod van herverpanding van art. 3:342 BW. Herverpanding in de zin van die bepaling houdt in dat de pandhouder het goed dat hem in pand is gegeven, bezwaard met een pandrecht dat strekt tot zekerheid van zijn (of een anders) schuld aan een derde. Hij beschikt daarmee dus over een goed van een ander. Art. 3:242 BW verlangt dat de pandgever hem daartoe de bevoegdheid ondubbelzinnig heeft toegekend. Dit was in deze zaak niet het geval (integendeel, de overeenkomst tussen Pegas en Marell verbood herverpanding uitdrukkelijk).

Van herverpanding (of iets vergelijkbaars) is hier echter geen sprake, aldus de Hoge Raad. Herverpanding gaat ook veel verder dan de uitoefening van de aan een verpande vordering verbonden zekerheidsrechten, reden waarom daarvoor toestemming is vereist. Herverpanding leidt namelijk tot een aanmerkelijke verzwaring van de positie van de oorspronkelijke pandgever, zoals advocaat-genaaraal Wissink onder 2.7.2-2.7.4 van zijn conclusie uiteenzet. Een dergelijke verzwaring doet zich hier niet voor, zodat van omzeiling van art. 3:424 BW evenmin sprake is.

griffierecht faillissement voor zowel VOF als vennoten

Bij de indiening van een verzoek tot faillissement van een vennootschap onder firma (VOF) en de vennoten van die VOF, is griffierecht verschuldigd voor zowel de VOF als de vennoten afzonderlijk. De reden hiervoor is dat de rechtbank voor de VOF en de vennoten afzonderlijk moet beoordelen of hun faillissement moet worden uitgesproken.

Dit meldt de Raad voor de Rechtspraak. Als het gaat om het faillissement van een VOF met 2 vennoten, is 3 keer griffierecht verschuldigd, als het gaat om een VOF met 3 vennoten 4 keer, et cetera.

Uitdelingslijsten

Hetzelfde geldt voor de beoordeling door de rechter-commissaris van uitdelingslijsten die de curator in een faillissement opstelt.

Arrest Hoge Raad

Recofa, het landelijk overlegorgaan van rechters-commissarissen in faillissementen, benadrukt dat deze handelwijze aansluit bij de toepasselijke wetgeving (Wet griffierechten burgerlijke zaken). Het arrest van de Hoge Raad van 6 februari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:251) brengt daarin geen verandering.

vaker afwijzing ontslagverzoek kantonrechter

Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid wijzen kantonrechters meer ontslagverzoeken van werkgevers af. Die voorlopige conclusie legt kantonrechter Wim Wetzels, voorzitter van de Expertgroep Arbeidsrecht binnen de Rechtspraak, morgen op tafel tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer. Daar wordt gesproken over evaluatie van de Wet werk en zekerheid (Wwz), die vorig jaar is ingevoerd.
Wetswijziging

De wet had tot doel het ontslagrecht te vereenvoudigen, onder meer door een duidelijke scheiding aan te brengen tussen UWV-ontbindingen en ontslagzaken die voor de rechter komen. Waar voorheen een keuze bestond tussen verschillende routes (wat tot rechtsongelijkheid kon leiden) gaan onder de Wwz alleen nog ontslagen vanwege langdurige ziekte of bedrijfseconomische redenen naar UWV. De kantonrechter oordeelt over de rest. Bovendien is de ontslagvergoeding vervangen door een transitievergoeding, waar werknemers na 2 jaar recht op hebben. Een derde wijziging is de mogelijkheid tot hoger beroep.
Positief advies

De Raad voor de rechtspraak adviseerde destijds positief over de wetswijziging, maar plaatste ook kritische kanttekeningen. Het vergoedingensysteem dat werd ingevoerd was zo verfijnd, dat de ontslagprocedure daardoor juist ingewikkelder dreigde te worden werd. Daarnaast werd de rechter gebonden aan een ‘waslijst van criteria’ waar het ging om de gronden waarop ontslag kan worden verleend. Die zijn veel gedetailleerder dan onder de oude wet.

Meer afwijzingen

Kantonrechter Wetzels benadrukt dat de wet nog te kort van kracht is om een duidelijk beeld te geven van de zaken die sindsdien door de rechter zijn behandeld. De eerste cijfers worden over een half jaar verwacht. Zijn persoonlijke indruk is echter dat onder meer het nieuwe, gesloten stelsel van ontslaggronden ertoe leidt dat ontbindingsverzoeken vaker worden afgewezen. Daar zijn werkgever en werknemer niet bij gebaat, stelt Wetzels.

Rechttrekken

Onder de oude wet kon de rechter een hogere vergoeding toekennen als de werkgever op een bepaald front tekort was geschoten. Daarmee kon hij onderlinge geschillen rechttrekken, om een billijke oplossing te bereiken. De Wwz biedt wat dat betreft veel minder vrijheid om maatwerk te leveren. Een hogere vergoeding mag alleen bij ‘ernstig verwijtbaar handelen’ van de werkgever.

Ombudsman: deurwaarder geeft schuldenaar te weinig ruimte

Deurwaarders stellen het deel van het inkomen van mensen met schulden waar geen beslag op mag worden gelegd vaak te laag vast. Ook informeren deurwaarders mensen met schulden vaak slecht over deze zogenoemde beslagvrije voet. Dat oordeelt nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer.

Brenninkmeijer deed onderzoek naar het schenden van de beslagvrije voet door gerechtsdeurwaarders, omdat hij sinds 2012 steeds meer klachten krijgt over gerechtsdeurwaarders. In 2011 ontving de ombudsman nog 84 klachten over deurwaarders, vorig jaar waren dat er 161 en dit jaar verwacht hij uit te komen op circa tweehonderd klachten. Drie van de vier klachten gaan over de beslagvrije voet.

Deurwaarders beschermen beslagvrije voet niet genoeg

De beslagvrije voet wordt ook onterecht niet toegepast op onder meer de huur- of zorgtoeslag, oordeelt de ombudsman. “Zeker nu veel mensen het financieel krap hebben, is het belangrijk dat deurwaarders zich aan hun wettelijke verplichting houden om de beslagvrije voet te beschermen”, aldus Brenninkmeijer. Mensen met schulden raken anders nog dieper in de financiële problemen, stelt hij.

Source: Ombudsman: deurwaarder geeft schuldenaar te weinig ruimte – NRC