Let Op Bij Verjaring: Executoriaal Beslag Stuit De Verjaring Niet

De Hoge Raad heeft bevestigd dat executoriaal derdenbeslag niet gelijkgesteld kan worden met de stuiting van een rechtsvordering door het instellen van een eis. Deze uitspraak heeft gevolgen voor de interpretatie van verjaringstermijnen en de vereiste acties voor stuiting bij tenuitvoerlegging van rechterlijke of arbitrale uitspraken.

In een beslissing van enkele jaren (30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2222) terug heeft de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de reikwijdte van stuiting van verjaring in het geval van executoriaal derdenbeslag. Deze uitspraak, die een belangrijke invloed heeft op de praktijk van tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken, werpt licht op de interpretatie van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) betreffende verjaring.

De zaak vindt zijn oorsprong in een verstekvonnis gedateerd 17 juni 1982. In mei 2002 legde een advocaat executoriaal derdenbeslag voor zijn cliënt, waarbij hij op de rand van de twintigjarige verjaringstermijn van artikel 3:324 lid 1 BW handelde. De vraag die hieruit voortvloeide was of na deze actie elke vijf jaar een nieuwe actie ter stuiting van de verjaring vereist was. Het Hof Amsterdam bevestigde aanvankelijk dat de vordering in 2007 verjaard was, maar veranderde later van mening en stelde dat het beslag de verjaring continu stuitte.

De cruciale vraag in deze zaak betrof de aard van stuiting bij het leggen van executoriaal derdenbeslag. De Hoge Raad verhelderde dat dergelijk beslag niet gelijkgesteld kan worden met stuiting van een rechtsvordering zoals omschreven in artikel 3:316 BW. Dit betekent dat de stuiting van de verjaring door een daad van tenuitvoerlegging, zoals in dit geval, niet als voortdurend beschouwd kan worden.

Deze interpretatie is in lijn met het stelsel van verjaringsregeling in Boek 3 BW, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verjaring van rechtsvorderingen en verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van rechterlijke en arbitrale uitspraken. De Hoge Raad bevestigde dat na stuiting een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen, die gelijk is aan de oorspronkelijke termijn maar niet langer dan vijf jaar kan duren.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgvuldigheid bij het uitvoeren van tenuitvoerleggingen en het monitoren van verjaringstermijnen. Het verduidelijkt ook de beperkingen van de stuitende werking van executoriaal derdenbeslag in verjaringscontexten. Het dossier is verwezen naar een ander hof voor verdere beoordeling van de beroepsfout van de advocaat.

Samenvatting

Casus: De zaak gaat over de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in relatie tot de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijk vonnis.
Vonnis: Een verstekvonnis van 17 juni 1982 was de basis waarop op 28 mei 2002 executoriaal derdenbeslag werd gelegd, net binnen de twintigjarige termijn.

Juridische Kwestie

Verjaring: De kwestie was of na het leggen van het beslag elke vijf jaar een nieuwe stuitingshandeling nodig was om verjaring te voorkomen.

Hof Amsterdam

Eerste Beslissing: Het hof oordeelde dat de vordering in 2007 was verjaard omdat geen nieuwe stuitingshandelingen waren verricht.
Tweede Beslissing: In een latere procedure stelde het hof dat het executoriale derdenbeslag de verjaring voortdurend had gestuit.

Hoge Raad

Oordeel: De Hoge Raad verwierp de redenering van het hof. Volgens de Hoge Raad kan executoriaal derdenbeslag niet gelijkgesteld worden aan stuiting van een rechtsvordering.
Verjaringstermijn: Na stuiting begint een nieuwe termijn te lopen, die in beginsel gelijk is aan de oorspronkelijke termijn, maar maximaal vijf jaar duurt.

Belangrijkste Punten

Stuiting: De Hoge Raad verhelderde dat een daad van tenuitvoerlegging, zoals executoriaal derdenbeslag, niet gezien kan worden als een voortdurende stuiting van de verjaring.
Juridische Implicaties: Dit oordeel heeft belangrijke gevolgen voor de praktijk, met name in zaken waarbij verjaring een rol speelt.

Conclusie en Implicaties

Deze uitspraak benadrukt het belang van het nauwkeurig in de gaten houden van verjaringstermijnen bij executoriaal beslag en stuitingshandelingen. Het onderstreept ook de noodzaak voor juridische professionals om alert te zijn op de specifieke vereisten van verjaringsregels in het Nederlands recht.

Voor meer inzicht en duiding over deze kwestie, kunt u terecht op de website uitspraken.rechtspraak.nl voor de volledige uitspraak van de Hoge Raad, en wetten.overheid.nl voor de relevante wetsartikelen.
Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Het recht om een ‘fietsen verboden’ sticker op je raam te plakken

Het is toegestaan om een ‘verboden fietsen te plaatsen’-sticker op je raam te plakken, maar juridisch gezien mag je je fiets voor iemands raam of gevel plaatsen, zolang je de toegang niet blokkeert. Fatsoenlijk gedrag is echter altijd wenselijk.

Wellicht ben je ze al eens tegengekomen (of misschien heb je er zelf een): borden of stickers achter het raam met de tekst ‘Fietsen verboden’, ‘Hier geen fietsen plaatsen’ of iets dergelijks. Deze items zijn algemeen verkrijgbaar, maar hoe zit het eigenlijk met hun juridische geldigheid?

In de plaatselijke voorschriften van veel Nederlandse gemeente (de Algemene Plaatselijke Verordening) staat een artikel met de volgende tekst:

Het neerzetten van fietsen en dergelijke is verboden op een openbare plaats tegen een raam, raamkozijn, deur, gevel van een gebouw of ingang van een portiek als:

a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of portiek; of
b. daardoor die ingang wordt versperd.

Met andere woorden, het is niet toegestaan om je fiets voor iemand anders zijn huis te plaatsen als dit ervoor zorgt dat de bewoner niet meer normaal de deur kan gebruiken of niet meer vanuit zijn raam kan kijken. Dit betekent dus ook dat je je fiets niet voor de etalage van een winkel mag parkeren, omdat je dan het zicht belemmert. Mag je dan zo’n sticker op je raam plakken? Ja, dat is toegestaan.

Juridisch geldig

Maar hoe juridisch geldig is zo’n sticker eigenlijk? Richard Hak heeft een website over juridische zaken en heeft dit onderwerp ook behandeld, zij het in zijn woonplaats Den Haag. Toch geldt dezelfde redenering: “Een fiets die slechts voor een raam of gevel staat, valt niet onder deze verbodsregeling. Daarnaast rijst de vraag of de genoemde voorwaarden cumulatief of alternatief moeten worden gelezen. In het eerste geval moet de ingang daadwerkelijk geblokkeerd zijn voor het verbod van kracht wordt,” aldus mr. Hak.

In gewone taal betekent dit dus dat je zonder problemen je fiets voor iemands raam of tegen iemands gevel kunt plaatsen, zelfs als die persoon een bordje, A4’tje of sticker heeft waarop staat dat er geen fietsen mogen worden geplaatst. Zolang je de toegang maar niet blokkeert, kun je je gang gaan.

Een kwestie van fatsoen

Ongeacht de juridische regels hebben we natuurlijk ook te maken met fatsoen. Als er zo’n sticker op de ramen zit, is het wel zo beleefd om daaraan te voldoen en je fiets elders (bijvoorbeeld in een daarvoor bestemde stalling) te plaatsen. Gewoon, omdat je een fatsoenlijk persoon bent

Compensatie passagier niet alleen bij ziekte van piloot

EU Hof: Luchtvaartmaatschappijen moeten passagiers compenseren bij ziekte of overlijden van bemanningsleden. Een uitspraak van het EU Hof beperkt de mogelijkheid voor luchtvaartmaatschappijen om ‘bijzondere omstandigheden’ in te roepen, maar de herziening van compensatieregels voor luchtvaartpassagiers stagneert.

Het Hof van Justitie van de EU in Luxemburg heeft bepaald dat luchtvaartmaatschappijen niet zijn vrijgesteld van de verplichting om passagiers te compenseren in geval van ziekte of overlijden van een bemanningslid, wat resulteert in annulering of vertraging van de vlucht. Deze uitspraak beperkt de mogelijkheid van luchtvaartmaatschappijen om een beroep te doen op ‘bijzondere omstandigheden’ om compensatieclaims af te wijzen. Voorheen werd ziekte niet beschouwd als overmacht, maar een rechterlijke uitspraak in 2019 veranderde dit. Het recente arrest van het Europees Hof corrigeert de interpretatie van de EU-regels door Nederlandse rechters, maar heeft geen invloed op reeds behandelde compensatiezaken.

De zaak die aan het Europees Hof werd voorgelegd, betrof het plotselinge overlijden van een copiloot van een vlucht van TAP, de Portugese luchtvaartmaatschappij, van Stuttgart naar Lissabon in juli 2019. Als gevolg hiervan vertrok de vlucht met aanzienlijke vertraging. TAP weigerde de passagiers compensatie te betalen, waarbij zij verwezen naar een ‘bijzondere omstandigheid’. De luchtvaartmaatschappij benadrukte dat zij regelmatig medische controles voor het personeel uitvoert.

Het Europees Hof oordeelde echter dat de onverwachte afwezigheid van een bemanningslid een gebeurtenis is die onderdeel uitmaakt van de normale bedrijfsvoering van een luchtvaartmaatschappij. Dit betekent dat de vervoerder voorbereid moet zijn op plotselinge uitval van personeel, ongeacht de tragische aard van het incident.

De kwestie van compensatierechten voor luchtvaartpassagiers bij vertraging of annulering van vluchten wordt al lange tijd besproken. De verordening die deze rechten vastlegt, dateert uit 2004, maar de interpretatie ervan en de toepassing ervan door nationale instanties bleven onderwerp van discussie. De Europese Commissie heeft in 2013 voorstellen gedaan om de regels te herzien en de rechten en plichten van luchtvaartmaatschappijen te verduidelijken. Echter, deze herziening heeft vastgezeten bij de EU-lidstaten, die verdeeld zijn over de te nemen stappen. Het Europees Parlement wil de herziening aangrijpen om de rechten van passagiers te versterken.

Het Europees Hof heeft al 59 vertragingszaken behandeld. Volgens bronnen in Brussel maakt het dossier weinig vooruitgang en heeft de Commissie geen plannen om de herzieningsvoorstellen verder te wijzigen. Dit zorgt voor ontevredenheid bij luchtvaartmaatschappijen, die al jaren bezwaar maken tegen de regels. Zij stellen dat de regels hen veel geld kosten en geen recht doen aan operationele problemen, zoals inefficiënt luchtruimbeheer.

Algemene Verordening Gegevensbescherming

De AVG dient ter bescherming van een persoon tegen onnodige opslag en verstrekking van zijn persoonsgegevens door derden, waaronder medische gegevens.

Crediteur moet bij schikking zijn positie kunnen bepalen, privacybelang debiteur is niet absoluut

De Europese Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is sinds 25 mei 2018 van toepassing. Deze inwerkingtreding heeft terecht veel aandacht gekregen. De AVG dient ter bescherming van een persoon tegen onnodige opslag en verstrekking van zijn persoonsgegevens door derden, waaronder medische gegevens.

Uitzonderingen op de regel
Bij dergelijke bijzondere persoonsgegevens geldt in beginsel een verwerkingsverbod, met een aantal uitzonderingen. Bijvoorbeeld indien de betrokkene uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor de verwerking van die persoonsgegevens voor een of meer doeleinden. Of ook als de verwerking betrekking heeft op persoonsgegevens die door de betrokkene openbaar zijn gemaakt. Verwerking is ook toegestaan indien dat noodzakelijk is voor de uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering, of wanneer gerechten handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid.

De casus: een schikkingsaanbod
Dan komt het in een rechtszaak tot een concrete vraag: een crediteur (bank) weigert het aanbod tot schuldregeling van een debiteur. Want de bank kon niet goed beoordelen of het schikkingsaanbod het maximaal haalbare was: de (kennelijk beperkte) verdiencapaciteit van de debiteur werd onderbouwd met medische gegevens die de schuldhulpverleningsorganisatie wel kende, maar weigerde te verstrekken aan de bank met een beroep op de privacy. Pas bij de dwangakkoordzitting bij de rechtbank wordt de informatie verstrekt. Wat oordeelt de Rechtbank?

Persoonlijke afweging schuldenaar: privacybelang en belang akkoord
Als de informatie een medisch karakter heeft, komt het recht op privacy van een schuldenaar in het geding. Zijn gemachtigde moet behoedzaam met de privacybelangen omspringen. Maar een schuldeiser moet wel in staat worden gesteld om een onderbouwde beslissing te nemen op een akkoord. Een schuldeiser mag rekenen op concrete informatie als die dient ter onderbouwing van de stelling dat verdiencapaciteit ontbreekt. Als een schuldenaar een akkoord wenst met zijn schuldeisers, dient hij een persoonlijke afweging te maken of het belang bij een akkoord opweegt tegen zijn belang bij privacy. Meestal zal het niet noodzakelijk zijn dat een schuldenaar een volledig medisch dossier of een rapportage verstrekt. De enkele mededeling dat er medische beperkingen zijn die de arbeidscapaciteit bemoeilijken acht de rechtbank niet voldoende om een schuldeiser te overtuigen dat het akkoord aantrekkelijk is. De gemachtigde zou (met toestemming van een schuldenaar) kunnen volstaan met de vermelding wat de aard van de beperking is, dat de beperking een structureel karakter heeft, hetgeen blijkt uit medische rapportage.

Informatie niet verstrekken heeft consequenties
Een debiteur die dus blijft weigeren om informatie over te leggen met een beroep op privacy staat op zichzelf in zijn recht om die gegevens niet te verstrekken, maar kan zich dus niet erover verbazen dat een crediteur dan weigert om (gebrekkig ingelicht) in te stemmen met een akkoord. Uiteindelijk komt de informatie pas tijdens de zitting. De rechtbank acht voldoende aannemelijk gemaakt dat het voorstel het maximaal haalbare is. De bank heeft ter zitting kennis genomen van de medische achtergrond en heeft verklaard dat de gegevens voldoende onderbouwen dat men kennelijk onvoldoende in staat is om meer te verdienen. De crediteur sluit niet uit dat zij met het akkoord had ingestemd, als de schuldhulpverlener deze informatie eerder had verstrekt. De rechtbank acht aannemelijk dat de schuldeisers meer is aangeboden dan hetgeen zij zonder akkoord op langere termijn zouden kunnen krijgen. Afwijzing van het verzoek zou de overige schuldeisers die reeds hebben ingestemd nadelig treffen in hun financiële belang. Dus dient het belang van de debiteur en dat van de schuldeisers die hebben ingestemd, zwaarder te wegen dan het belang van de bank. De rechtbank beveelt de bank om mee te werken aan het aangeboden akkoord.

Proef met rechters op spreekuur succesvol

Vooral bij burengeschillen lijkt de spreekuurrechter bij te dragen aan een verbeterde, laagdrempelige toegang tot de rechtspraak, stellen de onderzoekers.

Een proef met ‘spreekuurrechters’ die de rechtbank Noord-Nederland heeft gehouden, is succesvol verlopen. Mensen die een eenvoudig geschil aan de rechter wilden voorleggen, konden dat zonder dagvaarding of advocaat doen. De rechter hoorde de strijdende partijen aan en adviseerde over een schikking. In 91 procent van de zaken werd het conflict snel, effectief en tegen een laag tarief opgelost, blijkt uit onderzoek. Intussen experimenteren ook andere rechtbanken met zulke laagdrempelige procedures

Alledaagse conflicten
Alledaagse problemen met de buren, huisbaas, werkgever of bijvoorbeeld een aannemer kunnen veel ellende veroorzaken. Ze komen meestal pas bij de rechter als ze volledig zijn geëscaleerd. De betrokkenen zijn dan veel geld kwijt aan griffierechten en advocaten en komen als eiser en verweerder tegenover elkaar te staan in de rechtszaal, wat niet bevorderlijk is voor een goede relatie. Het streven van de Rechtspraak om zulke geschillen sneller en goedkoper op te lossen, is in de proef met de spreekuurrechters uitgeprobeerd.

Eenvoudige procedure
Anderhalf jaar lang waren 7 ervaren kantonrechters in het noorden beschikbaar om als spreekuurrechter op te treden. In totaal hebben zij 64 zaken behandeld, waarvan er 58 eindigden in een schikking tussen de partijen. Het ging vooral om burenruzies, maar bijvoorbeeld ook om conflicten over een verbouwing of een aankoop. Vaak gingen de rechters ter plaatse om met eigen ogen te zien wat er speelde, ook omdat er geen schriftelijke stukken waren waarop zij zich konden baseren. De betrokkenen mochten hun zaak namelijk met een eenvoudige mededeling (zoals ‘de boom van de buren is te hoog’) aanmelden. Als de rechter beide partijen had aangehoord, stuurde hij aan op een compromis. Lukte dat niet, dan hakte hij alsnog de knoop door.

Tevreden deelnemers
Van de deelnemers is 80 tot 90 procent (heel) positief over de spreekuurrechter, blijkt uit onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeksbureau Pro Facto. Ze zijn vooral blij met de snelle behandeling, de lage kosten en de menselijke, niet-juridische benadering door de rechter. Ze vonden de zitting wel lang duren; de rechter moest immers eerst ontdekken wat er speelde. Ook hebben sommige mensen druk ervaren om tot een schikking te komen. Daar staat tegenover dat 71 procent ook na verloop van tijd nog tevreden was over het bereikte resultaat.

Kanttekeningen
Vooral bij burengeschillen lijkt de spreekuurrechter bij te dragen aan een verbeterde, laagdrempelige toegang tot de rechtspraak, stellen de onderzoekers. Zij plaatsen wel kanttekeningen bij het hoge schikkingspercentage. Slechts 40 procent van de aangemelde zaken is ook echt door de spreekuurrechters behandeld, vooral omdat het lang niet altijd lukte om medewerking van beide partijen te krijgen. Dat is wel een vereiste van het wetsartikel (art. 96 Rv) dat zo’n vereenvoudigde procedure mogelijk maakt. Bovendien konden belangstellenden zich niet zelf melden bij de spreekuurrechter. Enkele rechtsbijstandsverzekeraars en het Juridisch Loket leverden de deelnemers aan. Zij meldden vooral zaken aan die kans van slagen hadden. De spreekuurrechter boog zich dus eigenlijk alleen over zaken die zich relatief goed voor een schikking leenden, concluderen de onderzoekers.

Nieuwe experimenten
De Rechtspraak vindt het belangrijk om verder te experimenteren met laagdrempelige procedures. In het hele land zijn ideeën bedacht die ervoor zorgen dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft. Initiatieven die succesvol blijken te zijn, kunnen landelijk worden ingevoerd zodra het kabinet daar geld voor beschikbaar stelt. Zo is in Rotterdam en Dordrecht half september de ‘regelrechter’ begonnen, waar zowel burgers als bedrijven zich kunnen melden om conflicten snel en goedkoop op te lossen. En in Den Haag trekken rechters de wijk in om te helpen de leefbaarheid te vergroten. ‘Wijkrechters’ houden zich vooral bezig met overlast, burenruzies, woninggebreken; alles wat te maken heeft met prettig wonen in de wijk. Anders dan de spreekuurrechters werken zij niet met doorverwijzers; iedereen die de rechter wil spreken, kan zich zelf melden.

Amerikaans rechter: rechters en advocaten mogen Facebook-vrienden zijn

In Nederland besliste het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch eind 2016 al eens in een andersoortig geval dat een Facebook-vriendschap van een notaris met een cliënt nog niet wil zeggen dat de notaris hiermee zijn onafhankelijkheid op het spel zet.

Leggen rechters hun onpartijdigheid in de waagschaal als zij Facebook-vrienden zijn met advocaten? Nee, zo oordeelde het hooggerechtshof in Florida volgens Amerikaanse media eind 2018. Want Facebook-vrienden zijn eigenlijk helemaal geen echte vrienden, aldus het hof.

Met vier stemmen voor en drie tegen oordeelde het Supreme Court in Florida op 15 november 2018 in wrakingsverzoek dat een Facebook-vriendschap tussen een rechter en een advocaat niet automatisch betekent dat de rechter partijdig is als hij moet oordelen in een zaak waarin deze advocaat optreedt. Het hof stelt in zijn beslissing dat zelfs een ‘real life’ vriendschap tussen een rechter en een advocaat niet hoeft te tornen aan de onafhankelijkheid.

Definitie vriendschap lastig
Vriendschap is nu eenmaal een onbepaald, wat abstract begrip, zo filosofeert rechter Charles Canady er namens het hof op los. Volgens hem zijn ‘echte vrienden in persoon met elkaar verbonden via wederzijdse gevoelens van affectie of respect’. Dat hoeft onder Facebook-vrienden, via een enkele klik met elkaar verbonden zelfs zonder dat zij elkaar fysiek kunnen hebben ontmoeten, niet het geval te zijn.

Hof maakt onderscheid online en fysieke vriendschap
Het hof onderstreept dat het mogelijk is om duizenden Facebook-vrienden te hebben zonder dat iemand iedereen persoonlijk kent. En dan gekozen vrienden vaak ook nog eens gebaseerd op de voorstellen die Facebook op basis van zijn algoritmes doet. ‘Today it is commonly understood that Facebook “friendship” exists on an even broader spectrum than traditional “friendship,”’, aldus het hof. ‘Traditional friendship varies in degree from greatest intimacy to casual acquaintance; Facebook friendship varies in degree from greatest intimacy to ‘virtual stranger’ or ‘complete stranger’.’

Tegenstemmers vinden het slecht voor vertrouwen in rechtspraak
De drie tegenstemmers waren wel van mening dat een rechter met advocaten onder de Facebook-vrienden het vertrouwen in onafhankelijke rechtspraak kunnen ondermijnen. Een van vindt zelfs dat rechters eigenlijk niets op Facebook te zoeken hebben: ze zouden hun account moeten verwijderen en overig social media-gebruik tot een minimum moeten beperken.

Hof in Nederland besliste in 2016 soortgelijk
In Nederland besliste het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch eind 2016 al eens in een andersoortig geval dat een Facebook-vriendschap van een notaris met een cliënt nog niet wil zeggen dat de notaris hiermee zijn onafhankelijkheid op het spel zet.

Proef met rechters op spreekuur succesvol

De Rechtspraak vindt het belangrijk om verder te experimenteren met laagdrempelige procedures. In het hele land zijn ideeën bedacht die ervoor zorgen dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft.

Een proef met ‘spreekuurrechters’ die de rechtbank Noord-Nederland heeft gehouden, is succesvol verlopen. Mensen die een eenvoudig geschil aan de rechter wilden voorleggen, konden dat zonder dagvaarding of advocaat doen. De rechter hoorde de strijdende partijen aan en adviseerde over een schikking. In 91 procent van de zaken werd het conflict snel, effectief en tegen een laag tarief opgelost, blijkt uit onderzoek. Intussen experimenteren ook andere rechtbanken met zulke laagdrempelige procedures

Alledaagse conflicten
Alledaagse problemen met de buren, huisbaas, werkgever of bijvoorbeeld een aannemer kunnen veel ellende veroorzaken. Ze komen meestal pas bij de rechter als ze volledig zijn geëscaleerd. De betrokkenen zijn dan veel geld kwijt aan griffierechten en advocaten en komen als eiser en verweerder tegenover elkaar te staan in de rechtszaal, wat niet bevorderlijk is voor een goede relatie. Het streven van de Rechtspraak om zulke geschillen sneller en goedkoper op te lossen, is in de proef met de spreekuurrechters uitgeprobeerd.

Eenvoudige procedure
Anderhalf jaar lang waren 7 ervaren kantonrechters in het noorden beschikbaar om als spreekuurechter op te treden. In totaal hebben zij 64 zaken behandeld, waarvan er 58 eindigden in een schikking tussen de partijen.Het ging vooral om burenruzies, maar bijvoorbeeld ook om conflicten over een verbouwing of een aankoop. Vaak gingen de rechters ter plaatse om met eigen ogen te zien wat er speelde, ook omdat er geen schriftelijke stukken waren waarop zij zich konden baseren. De betrokkenen mochten hun zaak namelijk met een eenvoudige mededeling (zoals ‘de boom van de buren is te hoog’) aanmelden. Als de rechter beide partijen had aangehoord, stuurde hij aan op een compromis. Lukte dat niet, dan hakte hij alsnog de knoop door.

Tevreden deelnemers
Van de deelnemers is 80 tot 90 procent (heel) positief over de spreekuurrechter, blijkt uit onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeksbureau Pro Facto. Ze zijn vooral blij met de snelle behandeling, de lage kosten en de menselijke, niet-juridische benadering door de rechter. Ze vonden de zitting wel lang duren; de rechter moest immers eerst ontdekken wat er speelde. Ook hebben sommige mensen druk ervaren om tot een schikking te komen. Daar staat tegenover dat 71 procent ook na verloop van tijd nog tevreden was over het bereikte resultaat.

Kanttekeningen
Vooral bij burengeschillen lijkt de spreekuurrechter bij te dragen aan een verbeterde, laagdrempelige toegang tot de rechtspraak, stellen de onderzoekers. Zij plaatsen wel kanttekeningen bij het hoge schikkingspercentage. Slechts 40 procent van de aangemelde zaken is ook echt door de spreekuurrechters behandeld, vooral omdat het lang niet altijd lukte om medewerking van beide partijen te krijgen. Dat is wel een vereiste van het wetsartikel (art. 96 Rv) dat zo’n vereenvoudigde procedure mogelijk maakt. Bovendien konden belangstellenden zich niet zelf melden bij de spreekuurrechter. Enkele rechtsbijstandsverzekeraars en het Juridisch Loket leverden de deelnemers aan. Zij meldden vooral zaken aan die kans van slagen hadden. De spreekuurrechter boog zich dus eigenlijk alleen over zaken die zich relatief goed voor een schikking leenden, concluderen de onderzoekers.

Nieuwe experimenten
De Rechtspraak vindt het belangrijk om verder te experimenteren met laagdrempelige procedures. In het hele land zijn ideeën bedacht die ervoor zorgen dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft. Initiatieven die succesvol blijken te zijn, kunnen landelijk worden ingevoerd zodra het kabinet daar geld voor beschikbaar stelt. Zo is in Rotterdam en Dordrecht half september de ‘regelrechter’ begonnen, waar zowel burgers als bedrijven zich kunnen melden om conflicten snel en goedkoop op te lossen. En in Den Haag trekken rechters de wijk in om te helpen de leefbaarheid te vergroten. ‘Wijkrechters’ houden zich vooral bezig met overlast, burenruzies, woninggebreken; alles wat te maken heeft met prettig wonen in de wijk. Anders dan de spreekuurrechters werken zij niet met doorverwijzers; iedereen die de rechter wil spreken, kan zich zelf melden.

Mensen met schulden nog niet optimaal beschermd

Veel mensen met schulden weten niet veel van hun financiële positie en reageren minder vaak op verzoeken om informatie. Daardoor wordt hun beslagvrije voet vaak te laag vastgesteld, waardoor ze te weinig geld hebben om van te leven.

Een wet die mensen in de schuldhulpverlening iets meer ademruimte moet geven, is vertraagd. De wet zou in eerste instantie op 1 januari 2019 ingaan

Personen met schuldeisers mogen altijd een bedrag houden om van rond te komen. Dat is de zogenoemde beslagvrije voet waar geen beslag op mag worden gelegd. De wet regelt dat die beslagvrije voet automatisch kan worden vastgesteld. Maar dat vereist ook een geautomatiseerde uitwisseling van gegevens tussen de betrokken instanties en dat lukt nog niet.

Voorkomen extra problemen
Met de wet moet vermeden worden dat mensen met schulden extra in de problemen komen. Veel mensen met schulden weten niet veel van hun financiële positie en reageren minder vaak op verzoeken om informatie. Daardoor wordt hun beslagvrije voet vaak te laag vastgesteld, waardoor ze te weinig geld hebben om van te leven.

Politiek zoekt naar oplossing
Staatssecretaris Tamara van Ark (Sociale Zaken) zoekt naarstig naar een oplossing, maar kan niet zeggen wanneer de “ingewikkelde” wet wel in werking kan treden. Ze wil begin volgend jaar met tijdelijke maatregelen komen voor de groep die het betreft.

Nieuwe wet om rechters makkelijker te berispen of straffen

De Eerste Kamer heeft ingestemd met een wetsvoorstel waarmee de mogelijkheden om rechters bij ongeoorloofd gedrag te berispen of te bestraffen worden verruimd. De Rechtspraak pleit al langer voor zo’n wijziging en adviseerde eerder positief over het wetsvoorstel. De rechterlijke organisatie kan op dit moment maar zeer beperkt maatregelen treffen als rechters ongeoorloofd gedrag vertonen.

Toen eerder de Tweede Kamer instemde met het wetsvoorstel, reageerde Kees Sterk (vicevoorzitter van de Raad voor de rechtspraak) tevreden. Sterk: ‘Het voorstel komt voor een belangrijk deel overeen met voorstellen die de Rechtspraak eerder zelf deed. Op dit moment kunnen we geen maatwerk bieden als een rechter zich ongepast gedraagt. We kunnen óf een schriftelijke waarschuwing geven, of een ontslagprocedure starten bij de Hoge Raad. Een vrij lichte straf en een hele zware straf dus. Dat is echt te beperkt.’ Met het instemmen van de Eerste Kamer wordt de wet nu aangepast en komen hier onder andere de mogelijkheid om te berispen of te schorsen bij.

Rechters zien steeds meer voornaamswijzigingen

Dat mensen dan in therapie zijn, er een vervelende gebeurtenis of relatie naar boven komt en zij naar aanleiding daarvan graag hun voornaam willen veranderen. Een voornaam en een verzoek tot wijziging daarvan is vooral iets heel persoonlijks, dat zie ik veel terug in de motivaties. Je draagt het dan ook de rest van je leven met je mee.’

Steeds meer mensen veranderen hun voornaam. Werden in 2015 bij de rechtbank nog 503 namen gewijzigd, in 2016 en 2017 steeg dat al naar 583 en 576 en voor dit jaar wordt eenzelfde aantal verwacht. Een duidelijke verklaring voor de stijging is er niet, maar je voornaam veranderen gaat niet zomaar. Daar heb je altijd een advocaat voor nodig die een verzoekschrift indient bij de rechtbank. Civiel rechter Jan Kloosterhuis van rechtbank Amsterdam legt uit hoe dat werkt: ‘Als rechter wil ik vooral graag weten welke motivatie iemand heeft om de voornaam te veranderen.

Waarom moet je naar de rechtbank om je voornaam te veranderen?

‘Omdat de wet dat voorschrijft. Dat staat in artikel 4 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, om precies te zijn. Maar verder kan ik me daarbij voorstellen dat het niet te eenvoudig moet zijn om je naam te kunnen veranderen. Hoe minder wijziging in de registers van de burgerlijke stand, hoe beter is de gedachte. Net als dat je aangifte moet doen bij de gemeente bij de geboorte van een kind, is het aan een rechter te besluiten of een voornaamswijziging kan doorgaan. Als je echt je naam wil veranderen, moet je een advocaat in de arm nemen. Die dient een verzoekschrift in bij de rechtbank en dat wordt doorgestuurd naar de rechter ter beoordeling.’

Aan welke voorwaarden moet een voornaamwijziging voldoen?

‘Er is heel erg veel mogelijk bij een voornaamswijziging. Maar het belangrijkste is dat iemand echt een goed verhaal heeft om zijn of haar naam te veranderen. Het is niet zo dat ik verzoeken krijg van mensen die vreemde of extreme namen willen. Wel zie ik mensen die een bijnaam hebben, of met een andere naam dan hun voornaam bekend zijn bij familie of vrienden en het dan ook maar willen laten aanpassen. Wat zeker niet de bedoeling is dat iemand bijvoorbeeld de voornaam laat veranderen in iets dat ook een achternaam kan zijn. Janssen of zoiets. Een naam als Thomas kan weer wel, omdat het ook een gebruikelijke voornaam is. Verder mag het niet om een ongepaste naam gaan. Ook dat schrijft de wet voor.’

Wat voor redenen geven mensen om hun voornaam te veranderen?

‘Dat is erg verschillend. Er is ook niet één bepaalde groep die er uit springt. Verzoeken komen uit alle lagen van de bevolking. Soms herinnert een naam iemand aan een vervelende familiegeschiedenis of iets dergelijks, dat zie ik voorkomen. Dat mensen dan in therapie zijn, er een vervelende gebeurtenis of relatie naar boven komt en zij naar aanleiding daarvan graag hun voornaam willen veranderen. Een voornaam en een verzoek tot wijziging daarvan is vooral iets heel persoonlijks, dat zie ik veel terug in de motivaties. Je draagt het dan ook de rest van je leven met je mee.’

Wanneer kan een wijziging echt niet doorgaan?

‘Dat heb ik in alle zaken die ik heb gedaan maar één keer bijna meegemaakt. Toen heb ik een verzoeker op zitting langs laten komen (meestal handelen we een dergelijke zaak schriftelijk af), omdat in het verzoekschrift als motivatie maar één hele abstracte regel stond voor het aanpassen van de voornaam. Dat was te weinig. Ik begreep gewoon niet wat nu de reden was dat de voornaam moest worden gewijzigd. Uiteindelijk bleek het te gaan om een persoon die wel een goed persoonlijk verhaal bleek te hebben, maar dat stond dus niet goed in het verzoekschrift. Ook die voornaam is toen aangepast.’                            

bron: rechtspraak.nl

Lees hier meer over de naamswijziging