De WIK brief en de Incassokosten

Dit artikel bespreekt de essentie van de Wet Incassokosten (WIK) in Nederland, gericht op de regulering van incassokosten bij vorderingen. Het benadrukt de vereisten voor een WIK-brief, inclusief de berekening van incassokosten en de wettelijke betalingstermijn.

De Wet incassokosten (WIK) is een Nederlandse wet die regels en richtlijnen bevat met betrekking tot de incassokosten die in rekening kunnen worden gebracht bij het innen van openstaande vorderingen. De WIK is van kracht sinds 1 juli 2012 en is bedoeld om de incassopraktijken te reguleren en consumenten te beschermen tegen buitensporige incassokosten. Hier zijn enkele belangrijke aspecten van de WIK en de eisen waaraan een brief moet voldoen die op basis daarvan is geformuleerd en verzonden:

  1. Toepassingsgebied:
    • De WIK is van toepassing op consumentenovereenkomsten en geldt niet voor zakelijke overeenkomsten.
  2. Aankondiging van incassokosten:
    • De schuldeiser moet de schuldenaar schriftelijk op de hoogte stellen van de incassokosten voordat deze kosten in rekening worden gebracht.
  3. Betalingstermijn:
    • De schuldenaar moet ten minste veertien dagen de tijd krijgen om de openstaande vordering te voldoen nadat hij op de hoogte is gesteld van de incassokosten.
  4. Incassokostenberekening:
    • De incassokosten moeten worden berekend op basis van een wettelijk vastgestelde staffel. Deze staffel is als volgt:
      • 15% over de eerste € 2.500 van de hoofdsom
      • 10% over de volgende € 2.500 van de hoofdsom
      • 5% over de daaropvolgende € 5.000 van de hoofdsom
      • 1% over de daaropvolgende € 190.000 van de hoofdsom
      • 0,5% over het meerdere van de hoofdsom met een maximum van € 6.775.
  5. Specificatie van incassokosten:
    • De brief moet duidelijk aangeven hoe de incassokosten zijn berekend, inclusief het exacte bedrag en de basis waarop ze zijn gebaseerd.
  6. Informatie over betaalmogelijkheden:
    • De brief moet de schuldenaar informeren over de mogelijkheden om de betaling te verrichten, inclusief de rekeninginformatie en eventuele referentienummers.
  7. Verwijzing naar wettelijke rente:
    • De brief moet ook vermelden dat de schuldenaar wettelijke rente verschuldigd is als de betaling niet tijdig wordt voldaan. De wettelijke rente wordt berekend volgens de wettelijke rentetarieven.
  8. Herroepingstermijn:
    • De schuldenaar heeft na ontvangst van de brief veertien dagen de tijd om de incassokosten te betwisten of de betaling te annuleren zonder verdere kosten.
  9. Juiste naam en contactgegevens:
    • De brief moet de juiste naam en contactgegevens van de schuldeiser bevatten, zodat de schuldenaar kan reageren of contact kan opnemen voor eventuele vragen.

Het niet naleven van de regels en vereisten van de WIK kan leiden tot het nietig verklaren van de incassokosten en mogelijk tot juridische consequenties voor de schuldeiser. Daarom is het van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de brief aan alle wettelijke eisen voldoet en dat de incassokosten correct worden berekend en gespecificeerd.

Een voorbeeld van een WIK brief vindt u hieronder:

[Uw Naam]
[Uw Adres]
[Uw Postcode en Plaats]
[Uw Telefoonnummer]
[Uw E-mailadres]
[Uw Datum]

Betreft: Aankondiging incassokosten conform de Wet incassokosten (WIK)

Geachte [Naam Schuldenaar],

Na meerdere schriftelijke herinneringen en aanmaningen betreffende de openstaande vordering, moeten wij helaas constateren dat het bedrag van € [Bedrag Schulden] nog altijd niet is voldaan.

Conform de Wet incassokosten (WIK) zijn wij verplicht om u op de hoogte te stellen van de incassokosten die zullen worden berekend indien de openstaande schuld niet binnen [Aantal dagen betalingstermijn] dagen na ontvangst van deze brief wordt voldaan. De WIK bepaalt dat de incassokosten als volgt worden berekend:

  • 15% over de eerste € 2.500 van de hoofdsom;
  • 10% over de volgende € 2.500 van de hoofdsom;
  • 5% over de daaropvolgende € 5.000 van de hoofdsom;
  • 1% over de daaropvolgende € 190.000 van de hoofdsom;
  • 0,5% over het meerdere van de hoofdsom met een maximum van € 6.775.

Bij niet-tijdige betaling zullen de incassokosten als volgt worden berekend: [Berekening incassokosten].

Wij geven u nog [Aantal dagen betalingstermijn] dagen de tijd om het openstaande bedrag te voldoen. Indien de betaling niet binnen deze termijn ontvangen is, zullen de incassokosten zoals hierboven vermeld in rekening worden gebracht.

Wij verzoeken u vriendelijk om de betaling te verrichten op rekeningnummer [Uw Bankrekeningnummer] ten name van [Uw Bedrijfsnaam], onder vermelding van [Referentienummer]. Indien u vragen heeft over deze brief of de openstaande vordering, kunt u contact met ons opnemen via [Uw Contactgegevens].

Met vriendelijke groet,

[Uw Handtekening (indien fysieke brief)]
[Uw Naam]
[Uw Functie]

De Wet Incassokosten (WIK) is een Nederlandse wet die in 2012 is ingevoerd om de hoogte van de incassokosten te reguleren. Deze wet is van toepassing op vorderingen waarbij de schuldenaar een natuurlijk persoon is, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het doel van de WIK is om zowel schuldeisers als schuldenaren te beschermen tegen onredelijk hoge incassokosten.

Eisen aan een WIK-brief:

  1. Duidelijke Specificatie van de Vordering: De brief moet duidelijk de hoofdsom van de vordering specificeren.
  2. Kennisgeving van de Incassokosten: De brief moet aangeven dat incassokosten in rekening zullen worden gebracht als er niet binnen de gestelde termijn wordt betaald.
  3. Wettelijke Betalingstermijn: De schuldenaar moet een betalingstermijn van minimaal 14 dagen krijgen vanaf de dag na ontvangst van de WIK-brief.
  4. Geen Overlapping met Eerdere Aanmaningen: De WIK-brief moet de eerste stap zijn in het incassoproces, voordat er incassokosten in rekening worden gebracht.
  5. Berekening van Incassokosten: De incassokosten moeten worden berekend volgens de wettelijk vastgestelde staffel. Dit is een percentage van de hoofdsom met een minimum en maximum bedrag.

Voor meer informatie over dit onderwerp of assistentie, bezoek advocaten.nl advocaten.nl of bel 0900-advocaten.

EU-Hof: Nederland Dient Pensioenregelgeving te Herzien

Nederland moet haar pensioenwetgeving wijzigen na een uitspraak van het Europese Hof van Justitie. De huidige regels belemmeren het vrije verkeer van werknemers binnen de EU door het overdragen van pensioenrechten te bemoeilijken, in strijd met Europese afspraken.

Nederland is genoodzaakt haar pensioenwetgeving te herzien. Dit volgt uit een besluit van het Europese Hof van Justitie, dat heeft vastgesteld dat de huidige Nederlandse regels het voor burgers, die binnen de Europese Unie verhuizen, te ingewikkeld maken om hun opgebouwde pensioenrechten mee te nemen.

Volgens de huidige Nederlandse wetgeving, indien een persoon zijn of haar pensioenkapitaal wil overzetten naar een pensioenfonds in een ander EU-lidstaat, mag de mogelijkheid tot vroegtijdige opname van dit kapitaal (ook bekend als afkoop) niet uitgebreider zijn dan de mogelijkheden die in Nederland gelden.

Beperkte Uitkeringsmogelijkheden In Nederland zijn de voorwaarden voor het vroegtijdig uitkeren van pensioen beperkt tot enkele specifieke situaties, zoals in het geval waarbij iemand een relatief klein pensioen heeft opgebouwd. Als de afkoopregelingen in het andere EU-land soepeler zijn, wordt de betrokkene in Nederland belast over de pensioenoverdracht. Door de relatief strikte Nederlandse regels is dit vaak het geval.

Deze belastingheffing kan een afschrikkend effect hebben op personen die overwegen om voor werk naar andere EU-lidstaten te verhuizen. Het Europees Hof heeft geconcludeerd dat Nederland hiermee de Europese overeenkomsten betreffende het vrije verkeer van werknemers en kapitaal niet naleeft.

Dit juridisch dispuut tussen Nederland en de Europese Commissie sleept zich al meer dan een decennium voort.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

De partneralimentatie als een lumpsum ineens, in plaats van een maandelijkse betaling

In alimentatieverzoeken kan de rechter een uitkering tot levensonderhoud toekennen als een lumpsum, mits goed onderbouwd. De mogelijkheid bestaat indien onderhoudsplichtige voornamelijk vermogen heeft in plaats van inkomsten. Een dergelijke uitspraak kan echter ook bij nadere beschikking weer worden gewijzigd, net als bij een periodieke alimentatie.

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 4 mei 2021 een opvallende uitspraak gedaan over deze mogelijkheid. In de betreffende zaak vroeg de vrouw het hof om de partneralimentatie in de vorm van een afkoopsom van € 700.000 vast te stellen, gebaseerd op de maandelijkse alimentatieverplichting voor 12 jaar die in één keer wordt uitbetaald. De gewone alimentatietermijn van 12 jaar is enkele jaren geleden teruggebracht tot maximaal 5 jaar, tenzij partijen kinderen uit het huwelijk hebben..

Het hof stelt vast dat de rechter die een uitkering tot levensonderhoud toekent, deze ook als lumpsum kan toekennen, en dat het afhankelijk is van de omstandigheden of dit passend en geboden is. Bijvoorbeeld wanneer de draagkracht van de onderhoudsplichtige voornamelijk gebaseerd is op vermogen in plaats van periodieke inkomsten uit arbeid of andere activiteiten. Het hof benadrukt echter dat de rechter die een lumpsum toekent, deze beslissing goed moet onderbouwen en dat de lumpsum achteraf kan worden ingetrokken of gewijzigd.

In deze zaak geeft het Hof weliswaar een negatieve beslissing , mede omdat het onredelijk zou zijn om uit te gaan van een alimentatieduur van 12 jaar gezien de leeftijd van de man (80 jaar). Het hof sluit aan bij de tabel van artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 om de contante waarde van de periodieke uitkering te berekenen en kwam tot een veel lager bedrag dan het door de vrouw gevraagde bedrag.

Deze uitspraak is opmerkelijk omdat een dergelijke mogelijkheid tot toekenning van een lumpsum voorheen door de rechter praktisch onmogelijk werd geacht.In 2015 werd in een eerdere versie van het wetsvoorstel Herziening Partneralimentatie voorgesteld dat de rechter op verzoek van een van de echtgenoten kon bepalen dat de alimentatie in één keer werd betaald. Dit voorstel werd echter niet opgenomen in de uiteindelijke wetswijziging die leidde tot een inkorting van de alimentatietermijn van 12 naar 5 jaar, behalve in uitzonderlijke gevallen. Recentelijk werd in februari 2021 een uitgebreid wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (“WODC”) genaamd “Alimentatie van nu, acceptatie van alimentatie in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen”, waarin werd aanbevolen om een nieuwe rechterlijke bevoegdheid toe te voegen die het opleggen van een afkoopsom mogelijk maakt.

Kortom, het is mogelijk om een afkoopsom te vragen bij de rechter, maar een gedegen onderbouwing is vereist.

Wilt u meer weten over de alimentatieberekening bij scheiding, dan kunt u vrijblijvend bellen met 0900-advocaten of een nadere email zenden aan info@advocaten.nl. U kunt ook gebruik maken van ons vraagformulier.

Uw vliegreis mislukt, vertraagd of bagage kwijt?

Lees hier wat uw rechten zijn, en welke instantie u dient te benaderen. Afhankelijk van uw klacht kunt u een procedure voeren of direct een claim indienen. Veel kunt u zelf, maar er zijn ook commerciële rechtsbijstandverleners.

Hebt u een klacht over een vliegmaatschappij? Als u vanaf een Europese luchthaven vloog, met een Europese maatschappij naar een Europese luchthaven vloog of met een overstap vanuit de EU naar een luchthaven buiten de EU en daar vertraging opliep door een gemiste aansluiting buiten de EU, dan kun u aanspraak maken op een claim volgens de Europese passagiersrechten. Deze regeling bepaalt uw rechten als uw vlucht is vertraagd, geannuleerd of overboekt. Bij niet-Europese vluchten hangt het af van de voorwaarden van de vliegmaatschappij.

Als uw klacht gaat over vertraging, annulering of overboeking van uw vlucht, kunt u in sommige gevallen aanspraak maken op een vergoeding. Met de Vlucht Claim Service van de Consumentenbond kunt u snel achterhalen of u in aanmerking komt voor compensatie en hoeveel dat is. Er zijn overigens vele commerciële organisaties die u hierin kunnen bijstaan. Als het gaat om een Europese vlucht, dient u uw klacht eerst bij de vliegmaatschappij zelf in. Als u een pakketreis hebt geboekt, kunt u ook bij de reisorganisatie terecht. Wanneer u direct een claimorganisatie inschakelt, bedingt deze een deel van de eventuele vergoeding als beloning.

Als de vliegmaatschappij niet reageert op uw klacht of als uw klacht wordt afgewezen, dan kunt u contact opnemen met de nationale controle-instantie voor de luchtvaart. In Nederland is dat de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT). Als u een conflict hebt met een vliegmaatschappij uit een ander Europees land, dan kan het Europees Consumenten Centrum Nederland (ECC) u bijstaan bij het indienen van een klacht. Als u hebt geklaagd bij de reisorganisatie en deze weigert u tegemoet te komen, kunt u een klacht indienen bij de Geschillencommissie Reizen.

Als uw bagage kwijt, vertraagd of beschadigd is, meld dit dan zo snel mogelijk op de luchthaven en vul een Property Irregularity Registration (PIR) in. Bij een georganiseerde reis kunt u ook de reisorganisatie aanspreken en een claim indienen bij u reisverzekering.

Is Een 3 Jarig Krantenabonnement Onredelijk?

Werd u op straat een abonnement op een krant of tijdschrift in de maag gesplitst, dan zit u er soms lang aan vast, tot wel 3 jaar. Maar wat zijn de regels hierover?

Regelmatig ontvangt advocaten.nl een vraag over de beëindiging van een tijdschrift- of krantenabonnementen. Vaak komt een abonnement tot stand via de telefoon, internet, of gewoon tijdens een ontmoeting op straat met een straatverkoper. Tijd en zin om de algemene voorwaarden te lezen is er dan meestal niet en zo komt het dan ook regelmatig voor dat een particuliere krantenlezer wordt geconfronteerd met een zeer lange contractsduur. Dit laatste komt echter vaak pas aan het licht als men wil opzeggen.

Een abonnementsduur van 2 of 3 jaar is geen uitzondering. Wil men er na 1 jaar weer vanaf, dan is dat wel mogelijk, mits men de resterende contractsduur betaald. Met opzeggen bespaart men dus geen abonnementsgeld!

wetgeving sinds 2010

Voor het opzeggen van uw krantenabonnement gelden regels.
In beginsel bepaalt de wet dat de eerste contractsduur niet langer dan één jaar mag zijn. Opzegging tegen het einde van die periode is dan altijd mogelijk. Het uitgangspunt van de wet is namelijk dat de eerste contractperiode niet langer mag zijn dan één jaar en er daarna een mogelijkheid moet zijn om op te zeggen.

Een abonnement mag automatisch worden verlengd, maar alleen als na de eerste periode per maand kan worden opgezegd. Vaak is dit na 1 jaar. Hebt u een abonnement voor een vaste periode van een jaar, dan is eerder opzegging alleen mogelijk indien de andere partij daarin toestemt. Maar de uitgever kan dan wel een opzegvergoeding vragen.

Een abonnement mag automatisch worden verlengd, mits het is toegestaan om na de eerste verlenging het abonnement op elk moment te kunnen opzeggen met een opzegtermijn van één maand.
Proefabonnementen op (dag)bladen en tijdschriften mogen echter niet automatisch worden verlengd en die stoppen automatisch na de proefperiode.

Wijze van opzeggen

Het abonnement mag worden opgezegd op dezelfde manier als het afgesloten. Is het een telefonische overeenkomst, dan mag u dit ook weer telefonisch beëindigen. De opzegtermijn varieert, afhankelijk van de frequentie van verschijnen, tussen de 1 en 3 maanden.

Een flinke korting op de abonnementskosten.

In sommige abonnementen wordt een aanzienlijke korting geboden op de reguliere abonnementskosten, waar tegen wel een langere abonnementsperiode zit, bijvoorbeeld 3 jaar. De wet bestempelt een dergelijke overeenkomst niet direct als “onredelijk”, maar wel dat een beding, dat het abonnement langer dan 1 jaar duurt, “wordt vermoed onredelijk te zijn“. Een dergelijk vermoeden kan worden weerlegd indien daar een fors voordeel, dus korting, tegenover staat. Een dergelijk voordeel moet aantoonbaar en substantieel zijn.
Hoe langer de vaste termijn van het abonnement duurt, hoe meer voordeel of korting daarmee moet samenhangen. Betaalt u echter een abonnementsgeld dat nauwelijks afwijkt van een contract voor 1 jaar of minder, dan is er wel het vermoeden dat de contractsduur onredelijk is.

Op de website van de consuwijzer (voor consumenten) en de ACM of de ACM (voor uitgevers) leest u meer over dit onderwerp. Wilt u als ondernemer uw algemene voorwaarden laten toetsen op redelijkheid, wettigheid en toetsing aan de zogenaamde grijze en zwarte lijst, bel dan met 0900-advocaten of zend een email aan info@advocaten.nl.

Sneller Op De Hoogte Met De Berichtenbox; Behalve Bij Het Uwv

De bezwaartermijn loopt niet zolang een beschikking van het UWV nog niet is gelezen door de betrokkene, en het UWV niet bewijst dat deze al eerder in de berichtenbox “Mijn UWV”was geplaatst.

Overheidsinstanties gebruiken in toenemende mate digitaal verkeer als communicatiemiddel met rechtssubjecten. Naast het gebruiksgemak en beveiliging is dit vaak kostenbesparend, en de kans dat post ongelezen blijft of verloren raakt bij vakantie of verhuizing is kleiner.

Toch is er weinig regelgeving over het gebruik van een digitale berichtenbox. Dit is relevant in geval van een geschil over de bezwaar en beroepstermijnen, waarbinnen men kan opkomen tegen besluiten van overheidsinstanties of uitvoeringsorganen.

De bezwaartermijn van een beschikking van het UWV begint te lopen op de dag nadat de beslissing op de voorgeschreven bekend wijze is gemaakt. Dat is over het algemeen dat de verzenddatum van het besluit, als deze schriftelijk wordt verstuurd aan de belanghebbende.

Indien de beslissing niet per post bekend wordt gemaakt, maar via de digitale berichtenbox wordt verstuurd, geldt dat de termijn loopt vanaf de dag volgende op de datum waarin het in de berichtenbox is geplaatst.

Een ex-werknemer had bij het UWV digitaal een uitkering gevraagd, die door het UWV was afgewezen op 30 november 2020. De beschikking van het UWV was in de berichtenbox van de betrokkene geplaatst, die opvraagbaar is via “Mijn UWV“. De termijn liep vanaf 1 december 2020 tot 11 januari 2021, dus 6 weken later.

De man las het bericht pas in januari 2021 en zond binnen 6 weken daarna, op 29 januari 2021, het bezwaarschrift in. Volgens het UWV was dit te laat.

De man ging in beroep, en de rechter oordeelde dat de man wel tijdig in bezwaar was gekomen. Het komt daarbij volgens de bestuursrechter aan of het UWV kan bewijzen dat het bericht inderdaad al op 29 november 2020 in de berichtenbox was geplaatst.

De bestuursrechter oordeelde dat de bezwaartermijn nog niet was aangevangen voordat de man zijn berichtenbox raadpleegde en het bericht las. Het UWV stelde immers in de beroepsprocedure dat het UWV niet kon bewijzen dat het besluit van 30 november 2020 op die datum in de Berichtenbox van de man op “Mijn UWV” was geplaatst.

De uitkomst is voorlopig dus dat bij een digitale communicatie de bezwaar of beroepstermijn gaat lopen op de dag dat men kennis neemt van een bericht in de berichtenbox, tenzij het VW bewijst dat het bericht al eerder werd geplaatst. Of hierbij een rol speelde dat het UWV, kennelijk onweersproken, de man tijdens de bezwaartermijn telefonisch had gemeld dat hij nog schriftelijk bericht zou ontvangen, is niet geheel duidelijk. Van belang is in ieder geval wel dat het UWV de man niet per e-mail geïnformeerde over deze beslissing, noch over het feit dat een bericht in de berichtenbox was geplaatst.

De rechter stelt dus dat on zo`n geval de bezwaartermijn pas gaat lopen vanaf de datum dat de man het bericht in januari 2021 heeft ingezien, en dat een bezwaar nog tot 6 weken daarna kan worden ingediend daarna de bezwaartermijn gaat lopen.

Voor het UWV likt de oplossing eenvoudig: een email met ontvangstbevestiging aan de betrokkenen, met een mededeling dat een beslissing is genomen. Aanvullende regels ter zake zullen niet uit kunnen blijven.

Thuiswerken Arbeidsvoorwaarde Of Een Recht?

Thuiswerken wordt de regel, maar regels zijn er nog niet
De coronacrisis heeft één ding helder gemaakt: thuiswerken is in veel gevallen goed mogelijk is, zonder schade aan de bedrijfsvoering. Veel Europeanen gaan sinds maart vorig jaar niet meer regelmatig naar kantoor om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan.

Op veel plaatsen in de wereld heeft de corona crisis de al ingezette trend naar digitalisering en het hybride werken (PDF) van de werkplek en flexibelere werkregelingen versneld. Helaas hebben overheden nog problemen met de invoering van wetgeving om een en ander te reguleren in hun arbeidswetten. Die inspanningen staan ​​grotendeels nog in de kinderschoenen.

In Europa, in tegenstelling tot in de Verenigde Staten, staat de bescherming van werknemers in het algemeen voorop. De ontslagbescherming is sterker, in het ontslaan van een personeelslid kan een forse ontslagvergoeding met zich meebrengen.

In Nederland is de situatie niet anders Een nieuwe wetsvoorstel moet werknemers het recht geven om hun werk thuis uit te voeren. Werkgevers zien een dergelijke wet nog wet niet zo zitten, maar voelen wel de roep om thuiswerk.

Uit onderzoek van vakbond FNV (PDF) bij diverse sectoren blijkt de behoefte aan thuiswerken groot, en die is de afgelopen jaren sterk gegroeid. De wens om thuis te werken varieert voornamelijk in de mate waarin vanuit huis wordt gewerkt, geheel of slechts gedeeltelijk, en waarbij de meerderheid van de werknemers kantoorwerk wil combineren met thuiswerken.

Omdat veruit de meeste werknemers een afwisseling willen in thuis werken en op kantoor werken, er minder controle is en thuiswerk extra kosten meebrengt is het begrijpelijk dat werkgevers streven naar vaste afspraken in cao’s om thuiswerken te regelen.

Volgens de werkgeversorganisatie AWVN is de wet ‘feitelijk overbodig’ en hebben werkgevers geen behoefte aan wettelijke regulering van het recht op thuiswerken, omdat werkgever en werknemers er in de praktijk altijd wel uitkomen.

De Raad van State meent eveneens dat de initiatiefwet onnodig is omdat het probleem thans nog geen maatschappelijk of sociaal probleem is, waarop de wetgever moet ingrijpen. Een belangrijk SER-advies over hybride werken (PDF), is nog in de maak.

Het thans voorliggende initiatiefwetsvoorstel ‘Wet werken waar je wil’ geldt werkgevers waarin 10 of meer werknemers werken.
Het initiatiefwetsvoorstel is bedoeld om ervoor te zorgen dat werknemers meer vrijheid krijgen in hoe zij de balans tussen het werken op werklocatie en het werken thuis willen organiseren. De Wet flexibel werken (Wfw) wordt gewijzigd om mogelijk te maken dat een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats op eenzelfde manier wordt behandeld als een verzoek om aanpassing van de werktijd of arbeidsduur.

Volgens deze wet kan de werknemer een verzoeken kan doen voor aanpassing van de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht door (deels) te werken vanaf het woonadres of de werklocatie van de werkgever. Alleen bij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang en na overleg met de werknemer kan de werkgever het verzoek afwijzen.

Het verzoek moet door de werknemer minstens twee maanden vóór voorafgaande aan de beoogde ingangsdatum worden gedaan, en een motivatie is niet nodig. De werkgever heeft de plicht om hierover met de werknemer in overleg te treden. De werkgever zal binnen een maand voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk moeten reageren.

De sociale partners kunnen zelf ook afspraken over flexibel werken opnemen in een cao. Cao-afspraken hierover gaan boven het recht op thuiswerken.

Volgens de opstellers van de wet zullen werkgevers minder reiskostenvergoedingen betalen maar komen daarvoor wel in de plaats de kosten voor de inrichting van een thuiswerkplek. Op langere termijn zullen de vaste lasten voor werkgevers dalen door minder behoefte aan kantoorruimte.

Afspraken die de werknemer en werkgever moeten maken zal ook gaan over de thuiswerkvergoeding in verband met de kosten voor bijvoorbeeld voor stroom, verwarming, koffie en thee op de thuiswerkplek. Volgens de staatssecretaris van Financiën is in in de opzet voor het Belastingplan 2022 (PDF) al rekening gehouden met een belastingfaciliteit voor de thuiswerkvergoeding.

Een voorbeeld van een land waar thuiswerken reeds tot verregaande wetgeving heeft geleid is Portugal. Deze wetgeving is echter niet onverdeeld positief ontvangen door de werknemers.

De Portugese wet bevat ook bijzondere bepaling betreffende regels over het contact dat werkgevers en werknemers buiten werktijd hebben.
Een werkgever mag niet (proberen) contact op te nemen met de werknemer, buiten werktijd, een werkgever moet de werknemer compenseren voor extra kosten van gas, licht, water en internet en het is de werkgever verboden om met digitale software te controleren wat hun werknemer doet.

Volgens werkgevers en werknemers is er veel kritiek op de nieuwe regels die weinig concreet zijn, weinig gedetailleerd en mogelijk onhaalbaar zijn, en zelfs averechts zouden kunnen werken, omdat werkgevers terughoudend worden om thuiswerken toe te staan.

De technologie die thuiswerken mogelijk maakt, heeft ook de deur geopend voor misbruik, zoals lange werkdagen, als gevolg van het feit dat werknemers ook buiten de normale werktijden bereikbaar blijven via email, en andere elektronische berichtendiensten. De gevolgen kunnen onder meer uitputting tussen werk en privé en een gevoel van isolement zijn.

Maar de nieuwe wet stuit op scepsis van degenen die ze moet beschermen. In veel landen in Europa wordt daarom gepleit voor een richtlijn van de Europese Commissie die de verschuiving naar meer uitgebreid thuiswerken wettelijk kan vormgegeven, omdat de regelgeving en veel landen divers, fragmentarisch onduidelijk is. De meeste EU-landen hebben specifieke wetgeving over telewerken, zij het met verschillende benaderingen, en andere overwegen dit door middel van wijzigingen, uitbreidingen of conventies.

In landen als Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en België is het ‘recht om te ontkoppelen’ of het “recht op onbereikbaarheid” voor werknemers nu de standaard. Hierdoor wordt het de werknemer mogelijk buiten werktijd alle berichtgeving met informatie of instructie van de werkgever te negeren.

In Portugal wordt de verantwoordelijkheid afgeschoven op werkgever. “De werkgever heeft de plicht om buiten de werkuren geen contact op te nemen met de werknemer, behalve in situaties van overmacht”. Bij overtreding van de wet kan een boete worden opgelegd.

Ook hebben ouders of verzorgers met kinderen tot acht jaar het recht om desgewenst thuis te werken, zolang het soort werk dat ze doen verenigbaar is met telewerken.

Wetgeving dienst echter rekening te houden met de specifieke aard van het dienstverband en de functie van de werknemer. Een oplossing voor elke sector is nu eenmaal niet eenvoudig te maken.

€ 750.000 Boete Voor Tiktok Wegens Privacy-Schending Kinderen

Kinderen worden als extra kwetsbare groep gezien in de wetgeving. Zij zijn zich minder bewust van de gevolgen van hun handelen. Juist ook bij de verwerking van hun persoonsgegevens door sociale media. Daarom krijgen kinderen extra bescherming van de privacywet

Enkele miljoenen Nederlanders, de meesten kinderen, gebruiken TikTok. Ze maken korte filmpjes over zichzelf en delen die op het platform van TikTok

De privacywetgeving legt internetplatforms beperkingen op bij het verzamelen en gebruiken van gegevens van de gebruikers. Ze moeten de gebruikers duidelijk en volledig informeren over het gebruik van hun gegevens.

Gebruikers van platforms als TikTok zijn vaak zeer jong (50 procent van de TikTok-gebruikers zijn jonger dan 17), en de wijze van informeren dient te zijn afgestemd op de aard van de gebruikers. Sinds enige informeert het platform gebruikers in de Nederlandse taal, maar voorheen gebeurde dat alleen in de Engelse taal. Omdat er twijfel kan bestaan of kinderen Engels begrijpen was de vraag aan de orde of TikTok daarmee de privacy regels heeft overtreden.

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) startte daarom in 2020 een onderzoek naar de Chinese app, omdat er twijfel was of jonge kinderen begrepen hoe de app hun persoonsgegevens verzamelde, verwerkte en verder gebruikte. Het ging in dit geval dus niet om het verzamelen en gebruiken zelf, maar om de uitleg die daarbij dient te worden verstrekt.

De AP heeft vastgesteld dat in dit specifieke geval voor deze doelgroep een uitleg in de Engels taal onvoldoende is om e voldoen aan de informatieplicht.
“Kinderen worden als extra kwetsbare groep gezien in de wetgeving. Zij zijn zich minder bewust van de gevolgen van hun handelen. Juist ook bij de verwerking van hun persoonsgegevens door sociale media. Daarom krijgen kinderen extra bescherming van de privacywet”: aldus de AP in een bericht van 22 juli 2021.

De AP heeft op grond daarvan een boete van € 750.000,- opgelegd aan TikTok, waartegen beroep is aangetekend. Overigens wordt het onderzoek door de AP van Nederland overgedragen aan Ierland, omdat na de start van het onderzoek het hoofdkantoor in Ierland is gevestigd. Volgens de regels is dan de Ierse privacy autoriteit bevoegd geworden een oordeel te geven.

Ook de Nederlandse Consumentenbond is bezig met een zaak tegen TikTok. Dit betreft dan schending van de privacywetgeving door  onrechtmatig gebruik van gegevens van kinderen, door die te gebruiken om gerichte te adverteren. Dit is in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) die bepaalt dat kinderen daartegen beschermd dienen te worden. Volgens de Consumentenbond heeft TikTok die wet overtreden, en daarmee veel geld verdiend.

Meer informatie over datalekken en privacyschendingen, mail aan info@advocaten.nl of stel een vraag

De Nieuwe Wet Op De Kansspelen Online Gokken Eindelijk Legaal

De wet was al jaren aangekondigd, en het bestrijden van illegale goksites was geen optie meer. Spelers hoeven niet meer uit te wijken naar buitenlandse goksites. Voor een relatief klein bedrag kan een licentie worden verkregen aan organisaties die aan de richtlijnen van de kansspelautoriteit voldoen. Bedrijfsstructuur, financiële integriteit en bescherming van de consument zijn de belangrijkste voorwaarden.

De wet Kansspelen op Afstand geldt vanaf 1 september 2021. Vanaf die datum  is het niet meer illegaal voor online casino’s om diensten aan te bieden, en hoeven  spelers niet meer te surfen naar legale web sites uit andere landen. Voorzien is dat alleen mogelijk bij Holland casino en enkele aanbieders met een vergunning. De wet geeft  aanvullende eisen voor kansspelreclame naast de regels die al gelden op grond van de Wet op de kansspelen.

Om controle op het goklandschap te houden zijn er strenge eisen verbonden aan de aanbieders van online gokspelen. Deze zijn beschreven in de nieuwe wet op de kansspelen, maar zullen vermoedelijk in de toekomst nog nader worden gedetailleerd en uitgewerkt. Uit de regelgeving blijkt duidelijk dat de wetgever worstelt met het probleem van de gokverslaving. De regels worden gehandhaafd door de Kansspelautoriteit.

De wijziging dient ook andere doelen. Consumenten, de spelers, worden beter beschermd in geval van een conflict; was een spelen in het verleden nagenoeg rechteloos indien een wedkantoor op Gibraltar weigerde de gewonnen som uit te keren, nu kunnen spelers de organisatie melden bij de Kansspelautoriteit of voor de Nederlandse rechter aanspreken.

Aanvullende eisen reclame

De belangrijkste verandering is dat een casino moet voldoen aan enkele eisen om gokverslaving tegen te gaan. Omdat online gokken geheel van uit de thuissituatie plaatsvindt is controle daarop slechts marginaal mogelijk. De belangrijkste maatregelen zitten dan ook in de reclame en de webinterface. Dit zijn immers de belangrijkste instrumenten die casino`s hebben om spelers uit te nodigen om deel te nemen aan een kansspel.

Om die reden zijn de belangrijkste maatregelen en regels te vinden in die van reclame en de spelomgeving.

Aanbieders dienen, naast de reeds bestaande eisen enkele strenge voorwaarden te voldoen die gokverslaving actieve aanpakken. Dit laatste is natuurlijk slechts een uiting van de wens, maar een actieve aanpak heeft slechts één aspect, te weten dat gokken hier en daar niet wordt aangemoedigd, maar juist wordt ontmoedigd.

De belangrijkste wijzigingen

Gokverslaving wordt actiever bestreden en het online casino draagt daarvoor een eigen verantwoordelijkheid. Kennis is vereist om  probleemgokkers te identificeren en problemen te voorkomen. Spelers dienen constant bewust te worden gemaakt van de risico’s van het spelen. Het aanmoedigen van (door-)spelen wordt verboden en online casino dienen daarvoor allerlei maatregelen te treffen op de webinterface.

Verificatie van identificatie en leeftijd

Casino’s dienen vast te stellen dat de speler over de 18 jaar door gebruik te maken van bankgegevens. Aanbieders dienen dus 100% zekerheid te krijgen over de leeftijd. Het vragen naar de leeftijd is dus niet meer voldoende.

Voor het maken van reclame voor online gokken gelden vanaf 1 april 2021 de volgende voorwaarden:

  • Tv reclame tussen 6.00 en 19.00 uur is verboden radio reclame is verboden tussen 6:00 en 21:00
  • Het gebruik van persoonsgegevens die al zijn verwerkt in het kader van deelname van een persoon aan een ander kansspel van dezelfde aanbieder is verboden
  • reclame door beroepssporters of sportteams is verboden. Sponsoring van een sporter of team is dan weer wel mogelijk.
  • Het gebruik van rolmodellen van jonger dan 25 jaar die een substantieel bereik hebben onder minderjarigen of jongvolwassenen is verboden bij reclame-uitingen
  • Reclame in games of op websites of applicaties waar games worden aangeboden is verboden.
  • Reclame dient te worden afgestemd op:
    • de uitkomsten van een verplichte risicoanalyse en
    • het door de vergunninghouder verplicht in te voeren verslavingspreventiebeleid
  • uitingen over verslavingspreventie mag niet worden gecombineerd met reclame voor het kansspel
  • reclame mag niet worden gericht op personen die gebruik maken van bepaalde voorzieningen in het kader van verslavingspreventie.
  • Bonussen worden geacht deel uit te maken van reclamebeleid. Het aanbieden van de  bonus mag niet worden afgestemd op het speelgedrag van de speler
  • Op de webinterface’ mag uitsluitend reclame worden getoond voor het kansspel waarvoor een vergunning van de Kansspelautoriteit is verkregen.
  • De informatie die de speler ontvangt over de grenzen van zijn speelgedrag mag geen reclame bevatten. Ook de ruimte van de spelersinterface waar de speler de grenzen van zijn speelgedrag kan aangeven of wijzigen mag geen reclame bevatten.

De periodieke rapportageverplichting aan de kansspelautoriteit wordt uitgebreid

  • Het totaalbedrag aan bonussen dat is uitgekeerd aan spelers
  • De wijze waarop werving en reclame is afgestemd op uitkomsten van de risicoanalyses per type kansspel.

Er gelden meer aanvullende regels, en uit deze wetswijziging blijkt dat een groot deel van de regels, in het bijzonder die met betrekking tot reclame-uitingen, zeer waarschijnlijk gelegenheid geven tot geschillen over de uitleg ervan. Kansspelaanbieders doen er verstandig aan zich vooraf zeer goed te informeren over de uitleg die de autoriteit kansspelen zelf geeft. Voor meer informatie neem contact op met 0900-advocaten, of stuur een email aan info@advocaten.nl.

De Professionalisering Van Vereniging En Stichting De Wet Bestuur En Toezicht Rechtspersonen

Ook de volkstuinvereniging en de stichting voor het buurthuis zullen na 1 juli 2021 professioneel dienen te worden bestuurd

Op 1 juli 2021 treedt De Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr) in werking.

Volgens het wetsvoorstel Wbtr is het doel van de wet de professionalisering bij verenigingen en stichtingen. De noodzaak daarvoor komt voort uit talrijke financiële problemen, zelfverrijking van bestuurders, fraude en diefstal die bij vereniging en stichtingen in het verleden voor kwamen. Voor alle rechtspersonen gelden straks dezelfde regels voor bestuur en toezicht de ook al lang voor nv’s en bv’s bestaan.

De wet gaat voornamelijk over de interne werking van de vereniging of stichting, maar ook de externe aansprakelijkheid van bestuursleden komt aan bod. De regels die al deze organisaties treffen gaan over:

  • de taakvervulling door bestuurders en toezichthouders: de voor de vennootschappen bestaande norm gaat ook gelden voor de verenigingen en stichtingen.
  • Een bestuurder of commissaris dient primair te richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden organisatie.
  • voor de stichting, vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij zal statutair worden bepaald dat een functionaris meer dan 1 stem kan uitoefenen, maar nooit meer dan andere functionarissen gezamenlijk.
  • Net als bij vennootschappen zal de interne en externe aansprakelijkheid bij onbehoorlijke taakvervulling gaan gelden.
  • Voor de relatie tussen de rechtspersoon en slecht functionerende bestuurders gaan ruimere ontslaggronden gelden .

Meer concreet zullen er regels dienen te worden vastgesteld, die gaan over:

  • de positie en plichten bestuursleden en toezichthouders.
  • Het financiele beleid en de goedkeuring van uitgaven
  • Hoe om te gaan met belangenverstrengeling
  • De aansprakelijkheid van bestuursleden en toezichthouders voor wanbestuur
  • Regels over grote uitgaven of investeringen.

Vrijwel alle verenigingen en stichtingen in Nederland moeten vanaf 1 juli 2021 voldoen aan de nieuwe wet WBTR. Dus ook zeer kleine stichtingen en verenigingen, zoals die bijvoorbeeld het buurthuis of de volkstuinen organiseren.

Het aanpassen van statuten is in de meeste gevallen onvoldoende, maar voor veel kleine organisatie is het mogelijk al voldoende dat strakkere regelgeving wordt vastgelegd en gehandhaafd. Bovendien zal het toezicht op het besturen een grotere rol gaan spelen. De meeste besturen zullen gaan voelen dat zij niet meer de “vrije hand” hebben, maar dat toezicht op bestuurshandelingen een rol gaan spelen.

De wet biedt een kader voor de kwaliteit van het bestuurlijk proces, met andere woorden door regels af te dwingen zal een organisatie gedwongen zijn de besluitvorming in het bestuur en aanverwante organen vast te leggen in regels die binnen de organisatie wordt afgesproken en vastgelegd. Bovendien zal een bestuur zich bewust moeten worden aan welke minimale eisen het besturen dient te voldoen, zoals bijvoorbeeld in geval van ontstentenis van bestuursleden en beheer van financiën.

De bedoeling van de wet is ook dat de organisatie eerst haar bestuursprocessen indien deze nog niet voldoet aan de wet, op orde krijgt, en daarna een en ander vastlegt in statuten en andere beheersregels.

In het WBTR-stappenplan is weergegeven hoe de stichting/vereniging aan de nieuwe wetgeving kan voldoen. Voor kleinere organisatie zijn lijdraden ontwikkeld door De Nederlandse Associatie (DNA) en het Instituut voor Verenigingen, Branches en Beroepen (IVBB) om hen te helpen bij het stappenplan. Door het stappenplan kunnen stichtingen en verenigingen zonder juridisch advies de transitie maken. Het vergt desniettemin toch een aanzienlijke tijdsinvestering, omdat bestuurders zich de regels dienen eigen te maken, hun eigen organisatie en bestuurshandelen tegen het licht dienen te houden, daar waar nodig aanpassingen in te voeren en deze vast te leggen. De inschatting is dat het WBTR-stappenplan een tijdsinvestering van enkele uren vergt om de regels te implementeren in de vereniging of stichting.