Minister Opstelten en staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) gaan maatwerk leveren in de bestrijding van het aantal openstaande vrijheidsstraffen. Verdachten van ernstige strafbare feiten waarvan de kans aantoonbaar groter is dat zij zich aan hun straf onttrekken worden als het aan de bewindslieden ligt in afwachting van hun straf eerder vastgezet en krijgen vaker te maken met (super)snelrecht. Op die manier moet worden voorkomen dat zij zich aan hun straf zullen onttrekken.
Op de groep van de in totaal ongeveer 12.000 personen die momenteel hun vrijheidsstraf nog moeten ondergaan wordt daarnaast de beschikbare opsporingscapaciteit gerichter ingezet. De hoogte van de straf en aanwezige aanknopingspunten voor succesvol opsporingsonderzoek – zoals een indicatie van de verblijfsplaats – zijn daarbij bepalend. Het gaat dan om zo’n 2.400 personen die gericht en actief worden opgespoord. Op deze manier willen de bewindslieden de pakkans van (zwaardere) criminelen verder vergroten. Deze groep is overigens niet statisch: de afgelopen 15 maanden ondergingen van deze 2.400 personen met een openstaande vrijheidsstraf er 500 alsnog hun straf.
Tevens gaan Opstelten en Teeven onderzoeken of het mogelijk is om overheidsvoorzieningen automatisch op te schorten van personen die onjuist in de Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven. Bij de opsporing van veroordeelden constateert de politie namelijk regelmatig dat personen niet verblijven op het adres waarop zij in de BRP staan ingeschreven.
De gerichte aanpak is mogelijk door een uitgebreide analyse van het aantal openstaande vrijheidsstraffen. Daaruit zijn kenmerken af te leiden die maken dat de kans groot is dat veroordeelden zich aan hun straf onttrekken en is het daarnaast mogelijk opsporingscapaciteit gerichter in te zetten. De nieuwe aanpak sluit aan op eerdere maatregelen om het aantal openstaande vrijheidsstraffen terug te dringen. Gedacht moet daarbij worden aan het sneller vervallen verklaren van paspoorten en de oprichting van het Administratie- en Informatie Centrum (AICE) voor de executieketen. De afgelopen 5 jaar is het aantal openstaande vrijheidsstraffen gedaald van ongeveer 20.000 naar circa 12.000.
Voorkomen nieuwe openstaande vrijheidsstraffen
Uit de analyse die de afgelopen tijd is uitgevoerd komen de volgende kenmerken naar voren die de belangrijkste voorspellers zijn van onttrekking aan de opgelegde straf:
- Wel of geen preventieve hechtenis in afwachting van het vonnis
- Wel of geen inschrijving in de BRP
- Nationaliteit van de veroordeelde (Nederlander, EU-onderdaan, of anders)
- Wel of geen actueel woonadres in Nederland
Zo blijken personen die niet preventief gehecht zijn geweest en nooit een inschrijving in de BRP hebben gehad in slechts 1/3 van de gevallen hun vrijheidsstraf te ondergaan. Bij personen die niet preventief gehecht zijn geweest, zonder Nederlandse nationaliteit en zonder inschrijving in de BRP ten tijde van de veroordeling bedraagt dit de helft. Deze groepen samen zijn de oorzaak van maar liefst 1/3 van álle onttrekkingen van in Nederland opgelegde vrijheidsstraffen.
Opstelten en Teeven hebben daarom de Raad voor de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie verzocht deze uitkomsten te betrekken bij hun beleid en gerichter voorlopige hechtenis in combinatie met (super)snelrecht toe te passen bij categorieën die vaker hun straf ontduiken. Uiteraard blijft de toepassing van voorlopige hechtenis en (super)snelrecht ter individuele beoordeling van de Officier van Justitie en de rechter. Door de gerichte inzet van voorlopige hechtenis in combinatie met snelrecht verwachten de bewindslieden het aantal openstaande vrijheidsstraffen binnen deze categorie verder te kunnen terugdringen.
Aanpak openstaande vrijheidsstraffen: gerichter inzetten opsporingscapaciteit
Uitgangspunt is dat in Nederland opgelegde vrijheidsstraffen gewoon worden uitgezeten. Uit de analyse van de ongeveer 12.000 openstaande vrijheidsstraffen blijkt echter dat in circa 10.000 gevallen actieve opsporing door de politie niet gewenst of mogelijk is. Zo gaat het binnen deze groep van 10.000 gevallen alleen al om zo’n 6.200 personen die helemaal niet structureel in Nederland mogen zijn, omdat zij niet beschikken over de Nederlandse nationaliteit of verblijfrecht in Nederland. Daarnaast zijn er nog zo’n 4.600 personen met verblijfrecht in Nederland die een straf hebben van minder dan 4 maanden waarvan de landindicatie onbekend of buitenland is. De kans op succesvolle actieve opsporing is in deze zaken daardoor beperkt. Zo is bijvoorbeeld intrekking of vervallenverklaring van een paspoort pas mogelijk vanaf 4 maanden (voor 20 januari jongstleden was dit nog een half jaar). Ook een Europees Arrestatie Bevel kan pas worden uitgevaardigd bij openstaande straffen van 4 maanden of meer. Deze personen staan echter wel allemaal gesignaleerd in het Opsporingsregister. Dat betekent als deze veroordeelden om wat voor reden dan ook in aanraking komen met Nederlandse justitiële autoriteiten, ze alsnog worden opgepakt en hun straf moeten ondergaan. In de afgelopen 15 maanden zaten van deze groep van 10.000 personen er 600 alsnog hun straf uit.
Door dit inzicht is het mogelijk de beschikbare opsporingscapaciteit gerichter in te zetten. Bij legaal in Nederland verblijvende personen met een openstaande straf (ongeacht de hoogte) vindt altijd actieve opsporing plaats door de eenheden van de Nationale Politie. Het AICE zal hier een faciliterende rol in gaan vervullen. Het gaat dan om zo’n 1.200 gevallen. Bij personen met een straf van meer dan 4 maanden wordt ook in het buitenland actief opgespoord: dit gebeurt door het Team Executie Strafvonnissen van het Openbaar Ministerie (eveneens 1.200 personen).
Documenten en publicaties
Bron: Ministerie van Justitie