‘Rechtsstaat’ opgenomen in Grondwet

Ook de Eerste Kamer is nu akkoord dat in de Grondwet wordt opgenomen dat we in een rechtsstaat leven. Tot op heden staat dat woord niet in de Grondwet

Ook de Eerste Kamer is nu akkoord dat in de Grondwet wordt opgenomen dat we in een rechtsstaat leven. Tot op heden staat dat woord niet in de Grondwet.

Aan het gelijke-behandelingsartikel (artikel 1 van de Grondwet) moet een algemene bepaling vooraf gaan: ‘De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.’ Deze algemene bepaling zou als ongenummerd artikel vooraf aan artikel 1 van de Grondwet moeten worden toegevoegd.

Lees verder “‘Rechtsstaat’ opgenomen in Grondwet”

Thuiskopieheffing compenseert niet voor schade door illegale downloads

De thuiskopieheffing is niet bedoeld om het nadeel te compenseren van kopieën uit illegale bron.

De zaak over het “illegaal downloaden”. Tja, wat kon de Hoge Raad nog toevoegen aan het arrest van het Hof van Justitie van de EU uit 2014? Het Hof had deze zaak immers al beslist, maar eisers tot cassatie besloten twee jaar later om de zaak toch nog op te brengen voor voortprocederen. De Hoge Raad rondt de zaak af zonder verrassingen.

Thuiskopieheffingen

Waar ging het ook alweer over? Een groep fabrikanten en importeurs van apparaten waarop thuiskopieën kunnen worden gemaakt, begon een principiële zaak tegen Stichting de Thuiskopie, die thuiskopievergoedingen int en verdeelt, en de SONT, de stichting waarin rechthebbenden en fabrikanten elkaar treffen om te onderhandelen over de hoogte van de thuiskopievergoeding. De fabrikanten vorderden een hele reeks verklaringen voor recht over met welk soort kopieën allemaal wel of niet rekening mocht worden gehouden bij het vaststellen van de vergoedingen. Dat is namelijk niet zo duidelijk.

De Auteursrechtrichtlijn

De Auteursrechtrichtlijn (Arl.) bepaalt alleen dat als een lidstaat de “thuiskopie-exceptie” implementeert (toestemming geeft aan consumenten om, zeg maar, voor niet-commercieel privégebruik kopieën te maken), een “billijke vergoeding” moet worden geheven ter compensatie van de rechthebbenden. Vaste jurisprudentie van het HvJEU luidt dat deze “billijke vergoeding” een autonoom, unierechtelijk begrip is dat uniform in de EU-lidstaten moet worden uitgelegd. Diezelfde rechtspraak geeft tegelijkertijd een grote vrijheid aan de lidstaten, onder meer om de hoogte van de vergoeding en de wijze van inning vast te stellen.

Dat geeft onduidelijkheid en elk jaar verschijnen meerdere arresten van het HvJEU waarin over allerlei aspecten knopen worden doorgehakt. Soms wordt de nationale wetgever inderdaad alle ruimte gelaten, maar in andere gevallen komt het HvJEU met regels op een detailniveau dat nogal contrasteert met de vage bewoordingen van de Arl. Menige lidstaat heeft zijn uitvoeringswet- en regelgeving al moeten aanpassen omdat het HvJEU oordeelde dat het recht anders in elkaar stak dan men dacht.

Misschien wel het meest contentieuze onderwerp in deze procedure vormden de “kopieën uit niet-geoorloofde bron”, of in de volksmond: illegale downloads. In Nederland werd in de parlementaire geschiedenis ervan uitgegaan dat met de thuiskopieheffing ook daar een vergoeding voor werd geïnd. Dat is een praktisch resultaat waar veel voor te zeggen valt: illegaal downloaden is in de praktijk moeilijk tegen te gaan, de schade per download is relatief gering, en door ook te heffen voor illegale downloads worden de rechthebbenden tenminste nog enigszins gecompenseerd. In cassatie legde de Hoge Raad hierover twee vragen voor aan het HvJEU, kort gezegd: (1) vallen downloads uit ongeoorloofde bron ook onder de thuiskopie-exceptie uit de Auteursrechtrichtlijn, en zo nee: (2) mag een lidstaat de schade van rechthebbenden door zulke kopieën dan toch compenseren met een thuiskopieheffing? In een nogal rechtlijnig arrest beantwoordde het HvJEU beide vragen met ‘nee’. De Hoge Raad kon vervolgens de zaak zelf afdoen en verklaart voor recht:
“dat de in art. 16c Aw bedoelde billijke vergoeding uitsluitend bedoeld is om het nadeel (te verstaan als: de voor de desbetreffende kopieerhandeling gederfde licentievergoeding) dat de rechthebbenden ondervinden van de reproductiehandelingen die binnen het toepassingsbereik van art. 16c Aw vallen, te compenseren, alsmede dat bij de bepaling van de hoogte van de thuiskopievergoeding geen rekening dient te worden gehouden met de schade die het gevolg is van illegaal kopiëren (inclusief downloaden) uit een illegale bron”.

Voor de Nederlandse wetgeving heeft dit overigens verder geen gevolgen: de Hoge Raad had in zijn tussenarrest al geoordeeld dat art. 16c Auteurswet, dat de thuiskopieheffing implementeert, hoe dan ook richtlijnconform kan worden uitgelegd. De tekst van de wet maakt namelijk geen onderscheid tussen legale en illegale bron en duidelijk blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever bedoeld heeft om de Auteursrechtrichtlijn getrouw uit te voeren. Dan moet volgens vaste rechtspraak van het HvJEU de wet richtlijnconform worden uitgelegd, ook al zou in de wetsgeschiedenis een verkeerde interpretatie van de richtlijn zijn gegeven.

Proceskosten

De Hoge Raad had naar aanleiding van het incidentele cassatieberoep van Thuiskopie nog een vraag gesteld aan het HvJEU: was op deze procedure de Handhavingsrichtlijn (2004/48/EG) van toepassing, zodat art. 1019h Rv aanspraak zou geven op een volledige proceskostenvergoeding? Het HvJEU oordeelde van niet, en Thuiskopie trok daarna haar incidentele beroep in. Maar ja, zegt de Hoge Raad, nu waren de kosten in het incidentele beroep al gemaakt, dus Thuiskopie wordt toch daarin veroordeeld. Maar dus wel tegen het forfaitaire tarief.

Bron: Cassatieblog.nl                    

doorverwijzing naar mediator stijgt

Rechters en officieren van justitie hebben vorig jaar in 2977 rechtszaken de betrokkenen naar een mediator verwezen, om eerst met elkaar in gesprek te gaan. Dat gebeurde het vaakst in familiezaken (1668) en in strafzaken (946)

Opvallend is dat in strafzaken het vaakst overeenstemming werd bereikt: in 76 procent van de zaken eindigde de mediation succesvol. In totaal (in alle rechtsgebieden) komen de partijen er in 60 procent van de mediationtrajecten samen uit.

De rechter of officier die een zaak behandelt, kijkt eerst of deze zich leent voor mediation. Als dat zo is, doet hij een mediationvoorstel aan partijen. Dat heeft tot doel partijen gezamenlijk tot een oplossing te laten komen, waar ze beiden achter staan.

Opvallende stijging straf

In 2017 was een opvallende stijging te zien in het aantal strafzaken waarin de rechter of officier van justitie koos voor doorverwijzing naar de mediator. In 2016 waren het er nog 600, het jaar daarna 946: een toename van ruim 50 procent. Die stijging is een direct gevolg van de landelijke invoering van mediation in strafrecht. Na 3 jaar succesvol experimenteren bij 6 rechtbanken is het in 2017 bij alle rechtbanken en gerechtshoven mogelijk geworden om strafzaken aan de mediator voor te leggen. Op 21 december heeft de Tweede Kamer bij de stemming over de begrotingsbehandeling ervoor gezorgd dat daar ook dit jaar financiering voor komt.

Succescijfers straf

Verdachten en slachtoffers bereiken ook vaker overeenstemming tijdens mediation dan mensen en organisaties die partij zijn in een civiele of bestuursrechtelijke zaak. Rechter Judith Uitermark (landelijk ZM-coördinator Mediation in Strafrecht en lid van de Expertgroep Maatwerk en Mediation) denkt dat dit komt door de strenge selectie die voorafgaat aan het mediationtraject. ‘Van alle verwijzingen door het Openbaar Ministerie of de rechter gaat, na nader onderzoek door de mediationbureaus van de rechtbanken en hoven, uiteindelijk tweederde van de zaken door naar de mediator. Daar komen slachtoffer en verdachte met elkaar in gesprek. De hoge slaagcijfers laten zien dat verdachten en slachtoffers die besluiten deel te nemen aan mediation, een goed beeld hebben van wat ze kunnen verwachten.’

Minder familie en jeugd

Hoewel civiele familie- en jeugdzaken nog steeds meer dan de helft van de verwijzingen beslaan, is daar wel een daling te zien (1668 zaken in 2017 ten opzichte van 1909 in 2016). ‘Ik denk dat daarbij een rol speelt dat er sprake is van een algehele daling van het aantal familie- en jeugdzaken; bij minder zaken zijn er minder verwijzingen. Ook zien we vaker dat mensen voorafgaand aan een rechtszaak al een vorm van bemiddeling geprobeerd hebben. Als die is mislukt, zien ze mediation tijdens de rechtszaak vaak niet meer zitten,’ aldus Uitermark.

Bron: Rechtspraak                            

Driekwart zaken mediation in strafrecht succesvol

Driekwart van de strafzaken waarbij slachtoffer en dader een mediationtraject ingaan wordt succesvol afgerond. Bij 5,5 procent van de zaken wordt gedeeltelijke overeenstemming bereikt. Dit is te lezen in de nieuwe editie van het Infoblad Mediation in strafzaken (pdf, 825,8 KB) dat vandaag is verschenen. Bij een mediationtraject gaan slachtoffers en verdachten onder begeleiding van een mediator met elkaar in gesprek.

Van januari tot en met september dit jaar zijn 326 strafzaken doorverwezen naar een mediator. 479 zaken kwamen hiervoor in aanmerking, maar bij 32 procent van deze zaken startte het mediationtraject niet omdat de betrokken partijen niet bereid waren hieraan mee te werken.

Verschillende politieke partijen hebben de minister van Justitie en Veiligheid gevraagd op welke manier mediation in strafzaken ook in de toekomst gefinancierd kan worden. Hier is op dit moment namelijk nog onduidelijkheid over.

Bron: de Rechtspraak                                                   

Het regeerakkoord en de mogelijke arbeidsrechtelijke gevolgen

In het regeerakkoord worden op arbeidsrechtelijk gebied een aantal maatregelen voorgesteld. Een aantal hiervan treft u hieronder aan. De maximale ketenlengte van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur wordt weer 3 in plaats van 2 jaar. De ketenregeling zal niet meer van toepassing zijn op invalkrachten in het (primair) onderwijs indien deze een docent wegens ziekte vervangen. Daarnaast kan de periode van 6 maanden, die tussen arbeidsovereenkomsten moet zijn gelegen om geen onderdeel van de keten te zijn, verkort worden in het geval dat het terugkerende tijdelijke werkzaamheden betreft, mits deze maximaal voor de duur van 9 maanden worden uitgevoerd

De proeftijd voor tijdelijke contracten langer dan 2 jaar, wordt 3 maanden. In geval van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bedraagt deze maximaal 5 maanden.

Nu is het zo dat een werknemer pas na een arbeidsovereenkomst van 2 jaar of langer aanspraak kan maken op een transitievergoeding. Het is de bedoeling dat deze aanspraak direct vanaf het moment van aanvang van de arbeidsovereenkomst ontstaat. De wijze van berekening wijzigt eveneens en dat is dat wordt berekend uitgaande van 1/3 maandsalaris per dienstjaar. Daarbij geldt dat kosten van scholing, die gericht zijn op (interne) herplaatsing daarop in mindering mogen worden gebracht. De overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers, zijnde werkgevers met minder dan 25 werknemers die voldoen aan de door het UWV gestelde vereisten om daarvoor in aanmerking te komen, blijft gelden en het is de bedoeling dat de vereisten om daarvoor in aanmerking te komen worden versoepeld. Voorts wil men dat werkgevers worden gecompenseerd voor transitievergoedingen, die men in het kader van een bedrijfsbeëindiging of na 2 jaar ziekte van een werknemer zijn verschuldigd.

Voor dergelijke kleine werkgevers wordt de loon(door)betalingsverplichting bij ziekte verkorte van 2 naar 1 jaar. Het UWV zal de loonkosten, evenals bepaalde re-integratieverplichtingen, het 2e jaar overnemen. Hiermee wordt voor de werkgever het risico van een loonsanctie ter zake het zogeheten 2e spoor traject voorkomen. Verder wil men de mogelijkheid scheppen om aangaande de re-integratie vooraf een oordeel te vragen over de route die men ter zake wil inzetten.

Het moet (weer) mogelijk worden om meerdere ontslaggronden dan 1 aan te voeren, waarbij de rechter, naast de transitievergoeding, een extra vergoeding kan toekennen ter hoogte van maximaal 50% van de transitievergoeding.

Voornoemde maatregelen zijn voor werkgevers niet ongunstig. Wel is het natuurlijk de vraag wat er uiteindelijk daadwerkelijk door zal gaan. Het arbeidsrecht blijft in ieder geval in beweging.

Bron: Actuele Artikelen                                                  

Dit verandert per 1 januari 2018

Huwelijkse voorwaarden, kinderopvangtoeslag en de hypotheek: dit is er allemaal veranderd per 1 januari 2018

Een nieuw jaar brengt nieuwe wetten en regels met zich mee. We hebben de belangrijkste veranderingen die vandaag ingaan, op een rij gezet. Bron: De Volkskrant

– De AOW-leeftijd gaat met 3 maanden omhoog, naar 66 jaar.

– De zorgtoeslag stijgt, maar het eigen risico blijft gelijk.

– Golddiggers en ondernemers opgelet: de huwelijkse voorwaarden veranderen. Na bijna twee eeuwen komt er een einde aan het automatisme van trouwen ‘in algemene gemeenschap van goederen’: iedere partner behoudt zijn privévermogen. Hier lees je hoe dat precies zit.

– Het minimumloon gaat gelden bij betaling op basis van stukloon. Het minimumloon gaat van 72,25 euro naar 72,83 euro per dag.

– De maximale hypotheek gaat omlaag: van 101 naar 100 procent van de woningwaarde. Er mag niet meer geleend worden dan het huis waard is.

– De financiële vergoeding bij ontslag gaat omhoog: van 77.000 naar 79.000 euro.

– De Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) zijn vanaf nu verplicht om een apart potje te maken voor het onderhoud aan het gebouw.

– Als hun kind naar de peuterspeelzaal gaat, krijgen ouders vanaf nu ook
kinderopvangtoeslag.

– De eisen voor de kwaliteit van de kinderopvang worden strenger.

– Vanaf nu kunnen zedendelinquenten en daders van zware geweldsmisdrijven langer onder intensief toezicht blijven.

– De kinderrechter mag beslissen over het contact of omgang van kinderen met de ouder die zijn partner heeft gedood.

– Organisaties in vitale sectoren moeten digitale inbraken en storingen melden bij het Nationaal Cyber Security Centrum.

– Nederland is voor een jaar lid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

– Vier Nederlandse F-16’s gaan vanaf een basis in Jordanië in Irak en Oost-Syrië weer doelen van terreurgroep IS bombarderen.

– De landbouwregeling geldt niet meer. Dit was een fiscale regel die landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers de mogelijkheid gaf geen btw in rekening te hoeven brengen en geen btw-administratie bij te hoeven houden, om zo de administratieve lasten te verlagen.

– Glastuinbouwbedrijven moeten vanaf nu hun gewasbeschermingsmiddelen uit het afvalwater zuiveren.

– Ondernemers kunnen eenvoudiger premiekorting krijgen als ze werklozen, ouderen en/of arbeidsgehandicapten in dienst nemen.

– Voor kleine vissersboten (kleiner dan 12 meter) wordt de elektronische vangstregistratie ook verplicht.

– Voor usb-sticks en wearables moet een thuiskopievergoeding worden betaald. Dat geldt niet meer voor blanco cd’s en dvd’s.

– Vuile tweetaktbrommers en scooters gaan uit de verkoop. Alle nieuwe brommers en scooters moeten voldoen aan de Euro4-emissienorm.

– De bouwvoorschriften voor woonboten veranderen. Er gaan onder meer andere eisen gelden voor constructie, brandveiligheid en energieverbruik.

– Openbare en bijzondere scholen kunnen vanaf nu gemakkelijker samengaan. Vooral in krimpgebieden is dit steeds vaker noodzakelijk. In deze reportage van Jurre van den Berg lees je hoe dat ging in het Drentse Veenhuizen.

Bron: De Volkskrant

Executie van een vonnis in het buitenland

Toepasselijkheid van de EEX-verordening

De vernieuwde EEX-verordening 1215/2012) is in 2015 in werking getreden. De verordening regelt binnen de Europese Unie de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in grensoverschrijdende rechtszaken. In veel gevallen is er geen verlof (exequatur) meer nodig voor tenuitvoerlegging van een vonnis dat door een rechter in een andere lidstaat is gegeven.

Voorwaarden voor toepassing

De nieuwe Europese EEX-verordening is van toepassing indien het volgende van toepassing is:

  • Het vonnis is gewezen na 10 januari 2015
  • Het betreft een burgerlijke of handelszaak zoals incasso gelden (belastingvorderingen, alimentatie, arbitrale vonnissen en faillissementsprocedures zijn uitgezonderd
  • De gedaagde woont binnen de Europese Unie. Gaat het om een onroerende zaak in de Europese Unie dat is de verordening altijd van toepassing, ongeacht de woonplaats van de gedaagde. Door een forumkeuze, waarin een Europese rechter wordt aangewezen, wordt de verordening eveneens van toepassing

Is aan deze voorwaarden voldaan dan gelden de Europese regels voor executie van een vonnis of een ander voor tenuitvoerlegging vatbaar document.

Door de verordening is bepaald dat een vonnis afkomstig uit een lidstaat automatisch wordt erkend door alle lidstaten. De erkende beslissing kan vervolgens in alle lidstaten ten uitvoer worden gelegd zonder dat er een aanvullend verlof nodig is. Een exequatur is dus niet meer nodig en het Europese vonnis kan direct ten uitvoer worden gelegd. Alleen indien een vonnis kennelijke strijdig is met de openbare orde wordt de erkenning van een beslissing op verzoek van een belanghebbende partij geweigerd en kan de beslissing niet ten uitvoer worden gelegd.

Certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken

Een vonnis dat in het buitenland, binnen de Unie, ten uitvoer moet worden gelegd, moet een ‘certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken’ worden verkregen bij de rechtbank. Het certificaat maakt het mogelijkheid om via de bevoegde uitvoeringsautoriteit in de andere lidstaat het vonnis te executeren. Het certificaat kan direct worden verzocht bij dagvaarding of gedurende de procedure om de executie van het vonnis te versnellen.

Voor meer informatie belt u met 0900-advocaten                   

nieuwe regels voor flexwerker, zzp’er en mkb

Dit doet het nieuwe kabinet voor flexwerker, zzp’er en het kleine bedrijf

Het nieuwe kabinet wil de arbeidsmarkt moderniseren. Veel flexwerkers, zzp’ers en mensen met een klein bedrijf hadden het de afgelopen jaren zwaar vanwege ingewikkelde of belastende wetgeving.

Lees hieronder over de belangrijkste knelpunten en wat het nieuwe kabinet daar aan wil doen.

Vast minder vast en flex minder flex

Het vorige kabinet wilde meer vaste banen en minder flexwerk. Het aantal vaste banen was tijdens de crisis afgenomen. Daarvoor in de plaats kwamen er steeds meer flex-contracten: tijdelijke dienstverbanden, payrolling en nul-uren contracten.

Met de wet Werk en Zekerheid van minister Asscher wilde het kabinet dit tegengaan: werknemers moesten na twee jaar al in vaste dienst worden genomen. Tegelijk moest het eenvoudiger worden om vaste werknemers te ontslaan.

Maar de wet bereikte zijn doel niet: de opmars van de flex-contracten ging door. Tijdens de campagne lieten vrijwel alle partijen weten van de wet af te willen.

Het nieuwe kabinet gaat opnieuw proberen om vast minder vast te maken en flex minder flex. De periode van tijdelijke contracten wordt verlengd van twee naar drie jaar; dan moet een werknemer een vast contract krijgen. Ook wordt het voor werkgevers mogelijk om een langere proeftijd voor werknemers in te stellen.

Het ontslagrecht zal worden versoepeld. Werkgevers kunnen straks makkelijker verschillende redenen gecombineerd opgeven voor ontslag.

Daar staat wel tegenover dat rechters een hogere ontslagvergoeding kunnen toekennen: de helft hoger dan nu het geval is. Ook krijgen werknemers vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht op een ontslagvergoeding, in plaats van pas na twee jaar.

De rechtspositie van de zzp’er

De wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (DBA) was zzp’ers een doorn in het oog. Die werd door het vorige kabinet ingevoerd en moest de arbeidsrelatie tussen zzp’ers en hun opdrachtgevers regelen en schijnzelfstandigheid tegen gaan.

Maar de wet zorgde voor zoveel onzekerheid bij opdrachtgevers en zzp’ers dat staatssecretaris Wiebes stopte de wet te handhaven.

Nu komt er een opdrachtgeversverklaring, die online ingevuld moet te worden. Organisaties voor zzp’ers noemen dit in het Financieele Dagblad een halfbakken maatregel: het kabinet zou zelfstandigen een aparte rechtspositie moeten geven. Het nieuwe kabinet gaat dit in samenspraak met de sociale partners wel verkennen.

Maar er verandert meer: er komt een minimumtarief van tussen de 15 en 18 euro per uur. Wie daar niet aan komt, wordt als gewone werknemer behandeld. Dit om schijnzelfstandigheid tegen te gaan.

Geen verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid

Opvallend: er komt juist geen verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid. Het CDA was daar een groot voorstander van. Nu zijn veel zzp’ers niet verzekerd, vanwege de hoge kosten.
Klein bedrijf: minder lang doorbetalen bij zieke

Werkgevers zijn verantwoordelijk voor zieke werknemers: ze moeten proberen de werknemer te re-integreren en moeten tot twee jaar loon doorbetalen. En als een bedrijf na twee jaar inspanning volgens het UWV niet voldoende heeft gedaan om de werknemer te re-integreren, kan het bedrijf een boete krijgen van maximaal een derde jaar loon doorbetalen.

Voor kleine bedrijven als dat van Harald van Engelen is dat een enorme kostenpost en een reden om terughoudend te zijn om personeel in vaste dienst te nemen.

Het nieuwe kabinet halveert nu de termijn van twee jaar naar een jaar, alleen voor kleine bedrijven tot 25 werknemers. VNO-NCW en MKB Nederland wilden dat dit voor alle bedrijven zou gaan gelden.

Voor het tweede jaar komt er een soort verzekeringspot waar alle kleine werkgevers aan mee betalen.

Bron: nos            

Grondeigenaren beter beschermd bij onteigening

Door aanpassingen aan een wetsvoorstel dat gaat over de onteigening van grond, is geregeld dat een rechter altijd kijkt of een onteigening volgens de regels verloopt.

De Raad voor de rechtspraak is blij met de aanpassingen die zijn gedaan en ziet hierdoor geen zwaarwegende bezwaren meer tegen het voorstel, schrijft de Raad in een wetgevingsadvies (pdf, 381,1 KB).

Eind vorig jaar uitte de Raad stevige kritiek omdat door het voorstel de rechtsbescherming van grondbezitters gevaar liep. Mede naar aanleiding van die kritiek heeft de minister van Infrastructuur en Milieu het wetsvoorstel aangepast.

Maatschappelijk versus persoonlijk belang

Onteigening kan worden ingezet om projecten met een groot maatschappelijk belang – zoals de aanleg van een snelweg – te realiseren. Wanneer een grondbezitter zijn grond niet (tegen een bepaaldevergoeding) wil afsta , kan het maatschappelijk belang van het project groter zijn dan het belang van de grondeigenaar. In zo’n geval kan worden geprobeerd de grond te onteigenen: de eigenaar wordt dan gedwongen tot het afstaan van de grond. Het is een van de zwaarste ingrepen die de overheid kan doen in het leven van burgers, en daarom is het erg belangrijk dat de rechten van grondeigenaren worden bewaakt.

Rechter toetst altijd

In de eerste versie van het wetsvoorstel stelde de minister voor dat de echter pas ingeschakeld zou worden als de eigenaar van de grond zelf beroep zou instellen tegen de onteigening. Dit zou betekenen dat iemand die niet zo goed thuis is in ingewikkelde juridische procedures onterecht zijn eigendom zou kunnen verliezen. Daarom pleitte de Raad voor een gegarandeerde rechterlijke toets, ook als de eigenaar geen beroep instelt. Deze garantie dat een rechter altijd kijkt of een onteigening volgens de regels verloopt, is nu toegevoegd aan het wetsvoorstel. Daarmee worden grondeigenaren beter beschermd.

Bekrachtingsprocedure

De gegarandeerde rechterlijke toets is vormgegeven door middel van een nieuwe procedure: de bekrachtigingsprocedure. Kort samengevat komt die erop neer dat als bijvoorbeeld een gemeente heeft besloten te gaan onteigenen, de gemeente daarna zijn plannen aan de bestuursrechter moet voorleggen. Belanghebbenden (zoals de grondeigenaar) kunnen tijdens dit proces aan de rechter vertellen waarom zij het niet met de onteigening eens zijn. De rechter beoordeelt op basis van een wettelijk vastgestelde basistoets en de bezwaren van de belanghebbenden of de onteigening mag of niet. Tegen deze uitspraak van de bestuursrechter kan in hoger beroep worden gegaan bij de Raad van State.

Rechtspraak dichtbij

Om het wetsvoorstel in de praktijk te kunnen brengen zijn volgens de Raad nog wel wat aanpassingen nodig, maar deze gaan vooral over (technische) details zoals een betere omschrijving van het begrip ‘belanghebbende’. Ook voorziet de Raad dat met het huidige wetsvoorstel veel bekrachtingsprocedures bij de rechtbank Den Haag zullen worden gevoerd. Het is volgens de Raad beter om deze procedures bij de rechtbank te voeren in de buurt van de grond die onteigend wordt, zo dicht mogelijk bij de mensen die het aangaat.

Bron: de Rechtspraak                         

Eerste Kamer verwerpt wet langere naturalisatietermijn

De termijn die buitenlanders moeten afwachten om Nederlander te kunnen worden, blijft vijf jaar. De Eerste Kamer heeft een wetsvoorstel om de termijn te verlengen met een zeer kleine meerderheid verworpen. In de senaat stemden alleen VVD, CDA, PVV en SGP voor.

Mensen moeten vijf jaar in Nederland wonen voordat ze kunnen worden genaturaliseerd. Het kabinet wilde daar zeven jaar van maken. Het idee daarachter was dat mensen dan beter geïntegreerd zouden zijn op het moment dat ze Nederlander worden.

50Plus

De Tweede Kamer ging vorig jaar met een grote meerderheid met het voorstel akkoord, maar de Eerste Kamer was veel minder enthousiast.

Vorige week werd al duidelijk dat regeringspartij PvdA in de senaat de aanpassing niet zou steunen.

Uiteindelijk gaf de tegenstem van 50Plus de doorslag. 50Plus-senator Nagel hekelde vooral een ander onderdeel van de wet. Daardoor zouden buitenlandse partners van Nederlanders in het buitenland eerst drie jaar in Nederland moeten wonen voordat ze kunnen worden genaturaliseerd. Nagel zei dat hij honderden protesten uit het buitenland heeft gekregen en dat die niet kunnen worden genegeerd.

Bron: nos