Een verkoper wordt aangesproken door de consument aan wie hij een product, bijvoorbeeld tegels, heeft verkocht. De tegels blijken een paar weken nadat ze zijn gelegd te zijn verkleurd. Onderzoek heeft uitgewezen dat de verkleuring is te wijten aan een productiefout. De verkoper is tekortgeschoten in de nakoming en zal de tegels moeten vervangen en/of herstellen om alsnog te leveren wat was overeengekomen.
Omdat niet de verkoper maar de producent verantwoordelijk is voor het mankement aan de tegels, spreekt de verkoper vervolgens de producent aan om de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongedaan maken van zijn wanprestatie tegenover de koper, te vergoeden. De producent beroept zich echter op zijn algemene voorwaarden waarin een beding is opgenomen waarmee nagenoeg elke aansprakelijkheid wordt uitgesloten. De verkoper staat met zijn rug tegen de muur: hij moet wel de schade van de koper/consument vergoeden, maar krijgt nul op het rekest bij de producent die zich op zijn algemene voorwaarden beroept. Is de verkoper nu kansloos tegenover de producent?
Nee, dat is hij niet. Op grond van de wet kan de verkoper het beding dat door de producent tegen hem wordt ingeroepen vernietigen, als gevolg waarvan de producent (behoudens enkele uitzonderingen) de schade aan de verkoper dient te vergoeden. De wettelijke regeling die hierop ziet, dient er toe te voorkomen dat de verkoper bekneld raakt tussen de beschermde consument en de producent die zijn aansprakelijkheid beperkt. De achterliggende gedachte is dat de aansprakelijkheid daadwerkelijk ten laste komt van diegene die deze uiteindelijk dient te dragen. Voorwaarde is wel dat de koper een ‘consument’ (natuurlijk persoon, die niet beroeps- of bedrijfsmatig handelt) is en de producent handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
In enkele gevallen kan geen beroep worden gedaan op terzijdestelling van het uitsluitingsbeding van de producent. Als de verkoper bijvoorbeeld het gebrek kende (er is al eerder geklaagd over verkleuring van de tegels, maar de verkoper is toch doorgegaan met de verkoop) of het gebrek is ontstaan bij de verkoper zelf (de verkleuring is een gevolg van een bewerking van de tegels door de verkoper), gaat deze bescherming van de beknelde schakel niet op. Ook speciale ‘garanties’ verstrekt door de verkoper komen voor rekening van de verkoper, zodat aansprakelijkheid die geënt is op dergelijke garanties niet kan worden ‘doorgeschoven’ naar de producent (tenzij deze natuurlijk dezelfde garanties heeft gegeven aan de verkoper).
Het beding van de producent kan niet aan de beknelde tussenschakel worden tegengeworpen als op de relatie tussen de producent en verkoper Nederlands recht van toepassing is, maar niet zonder meer als op deze relatie buitenlands recht van toepassing. Dit is doorgaans het geval wanneer de verkoper de goederen uit het buitenland betrekt. In dat geval zal naar buitenlands recht moeten worden beoordeeld of de verkoper het uitsluitingsbeding tegen zich moet laten gelden. Zo ja, dan raakt de verkoper dus alsnog ‘bekneld’, tenzij het toepasselijke recht een zelfde regel kent. Dat kan het geval zijn want een regeling vergelijkbaar met die in onze wet is voorgeschreven in een richtlijn van het Europees Parlement.
Van belang is nog het verschil tussen vergoeding van schade aan het product zelf (voor vervanging en herstel) en vergoeding van schade aan personen of zaken als gevolg van een gebrek aan het product. Een beroep op vernietiging van het uitsluitingsbeding is in het laatste geval niet mogelijk. Trouwens ook niet nodig, want de wet bepaalt namelijk dat de consument zich bij persoons- of zaakschade (ontstaan door een gebrekkig product) rechtstreeks moet wenden tot de verantwoordelijke voor het gebrek aan het product, doorgaans de producent. De verkoper blijft in dat geval buiten schot en ‘bekneld’ raakt hij dan dus niet.
juli 2009