De surséance als schuldsaneringsmiddel

Voorziet een schuldenaar dat hij in (tijdelijke) financiële moeilijkheden zal geraken, dan doet hij er verstandig aan een informele ‘stille’ surséance dan wel een openbaar surséance traject in te gaan.

De stille surséance gebeurt vaak met behulp van al dan niet door de bank aangedragen adviseurs. Kenmerkend voor de openbare surséance regeling is dat uitsluitend de schuldenaar zelf het initiatief kan nemen tot toepassing van de regeling en dat de rechtbank een externe bewindvoerder benoemt. Deze voert samen met het bestuur het bewind over de onderneming en houdt daarbij vooral het belang van de schuldeisers in het oog.

De doelstelling van zowel de stille als openbare surséance is het behoud en de voortzetting van de onderneming. Alleen bij (voorlopige) verlening van een openbare surséance mag de onderneming de betaling van de schulden (ontstaan voor de verlening) opschorten. De adempauze is bedoeld om in alle rust te onderzoeken of de onderneming levensvatbaar is en dus via een crediteurenakkoord gesaneerd kan worden (gericht dus op continuïteit) of dat de onderneming met dermate structurele financiële problemen kampt dat geen sprake meer is van een levensvatbare onderneming, in welk geval intrekking van de surséance en omzetting naar faillissement (gericht op liquidatie) volgt.

Zowel bij de formele als de informele surséance is een aantal stadia te beschrijven dat de bewindvoerder c.q. adviseur zal doorlopen. Grosso modo komt dit neer op een viertal stappen.

Als eerste inventariseren. Direct na het aanvaarden van de opdracht moet worden beoordeeld of een schuldsanering überhaupt enige kans van slagen heeft. Een schuldsanering heeft eigenlijk alleen zin als er gedurende het voortzetten van de onderneming voldoende liquiditeit beschikbaar is voor ten minste de lopende kosten.

De tweede fase is het stabiliseren. Bij een potentieel succesvolle schuldsanering wordt de onderneming primair geconfronteerd met een tijdelijk liquiditeitsprobleem. Direct na de inventarisatie dienen maatregelen te worden getroffen die de onderneming stabiliseren, en (bij voorkeur) in liquiditeit verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door te snijden in kosten, bezuinigen, uitstellen van investeringen, de verkoop van overtollige activa (voorraad, inventaris, onroerend goed), extra aandacht aan het innen van debiteuren en het oprekken van betalings- en aflossingtermijnen.

De derde fase ziet op het analyseren van de oorzaak van de ontstane problemen. Als duidelijk gemaakt kan worden aan de crediteuren dat er na de sanering weer een gezonde onderneming staat, zullen zij gemakkelijker zijn te overtuigen nu een verlies te nemen (afboeken deel van hun vordering). Immers, de kans is dan groter dat ze dat verlies in de toekomst weer goed kunnen maken.

Op basis van deze stappen zullen de bestuurder en de externe adviseur of bewindvoerder een beslissing moeten nemen of zij van mening zijn dat een schuldsanering succesvol zou kunnen verlopen.

Indien en voor zover de conclusie luidt dat er succeskansen zijn, zal dit meestal eindigen in de aanbieding aan de schuldeisers van een deel van hun vordering. Indien ten minste 50% van de schuldeisers die tezamen ten minste 50% van de totale schuldenlast vormen, voor een dergelijke regeling zijn, kunnen de weigerachtigen worden gedwongen hier ook mee in te stemmen. Het grote voordeel is dat de onderneming na acceptatie van de regeling zonder die oude schulden uit het verleden verder kan.

oktober 2009