Bedrijven in zwaar weer kunnen vanaf 1 april 2009 hun werknemers tot maximaal de helft minder laten werken. Voor de niet-gewerkte uren ontvangt de werknemer een WW-uitkering. Deze ‘deeltijd-WW’ vervangt de bijzondere regeling voor werktijdverkorting, die op 21 maart 2009 is afgelopen. Werkgevers kunnen door deeltijd-WW werknemers behouden, die ze door de crisis anders zouden moeten ontslaan.
Over de deeltijd-WW zijn in de afgelopen weken verschillende berichten in het nieuws geweest.
Wanneer kleine bedrijven na het aanvragen van deeltijd-WW alsnog mensen moeten ontslaan, moeten zij een deel van de uitkering terugbetalen. Het kan gebeuren dat de ondernemer dit uit zijn eigen zak moet betalen. Daardoor kan het aanvragen van deeltijd-WW voor kleine bedrijven een riskante zaak zijn. Het probleem zit vooral in de bepaling dat een bedrijf werknemers na afloop van de deeltijd-WW zeker drie maanden niet mag ontslaan. Gebeurt dat toch, dan moet het de helft van de uitkering die de werknemers hebben ontvangen, terugbetalen aan uitkeringsinstantie UWV.
Een bedrijf kan met individuele werknemers afspraken maken over korter werken via de deeltijd-WW als de werkgever blijft stuiten op ‘oneigenlijk’ verzet bij de vakbonden om daarmee in te stemmen. Dat blijkt uit de werkwijze rond een meldpunt dat minister Donner instelt voor meningsverschillen tussen sociale partners bij de aanvraag van deeltijd-WW. Vorige maand ontstond ophef bij werkgevers, omdat de vakbonden alleen wilden meewerken aan deeltijd-WW als werknemers die minder gaan werken volledig worden doorbetaald. De bedoeling is juist om met behulp van WW-uitkeringen personeel tijdelijk minder te laten werken en zo de loonkosten voor bedrijven tijdens de economische crisis te verlagen. Personeelsvertegenwoordigers, zoals vakbonden, moeten daarmee wel instemmen. Werkgeversorganisaties en vakcentrales bereikten in de Stichting van de Arbeid een compromis. Daarin staat dat vakbonden deeltijd-WW niet mogen afwijzen enkel en alleen omdat het inkomen bij de verkorte werkweek niet wordt aangevuld tot 100 procent van het salaris. Werkgevers mogen op hun beurt een verzoek om loonaanvulling ‘niet op voorhand’ afwijzen.
mei 2009