De rechter rekent voor auteursrechtinbreuken vaak een hogere prijs dan het oorspronkelijk overeengekomen tarief.
De Rechtbank te Zutphen kreeg de volgende kwestie voorgelegd. Een fotograaf werd ingeschakeld door een ontwerpstudio om, ten behoeve van een reclamecampagne voor deze ontwerpstudio, vier fotoseries te maken. Uit deze series werden vervolgens vier foto’s gekozen die werden gepubliceerd in een reclamevakblad. De fotograaf had steeds voor publicatie op zijn facturen vermeld dat de foto’s waren bedoeld voor het betreffende blad.
De ontwerpstudio beperkte het gebruik van de foto’s niet tot de advertenties in het reclamevakblad maar liet deze foto’s ook in andere tijdschriften afdrukken. Voor een dergelijk gebruik was geen toestemming gevraagd aan de fotograaf, die op zijn beurt dan ook aanspraak maakte op een flinke vergoeding. Inclusief kosten en rente werd circa fl. 30.000,- gevorderd. De ontwerpstudio verweerde zich met de stelling dat de fotograaf niet als (enig) auteursrechthebbende kon worden aangemerkt. Zo zou de creatieve prestatie niet door de fotograaf zijn geleverd, maar bijvoorbeeld door de aanwezige artdirector, die alle relevante aanwijzingen zou hebben gegeven.
De rol van de fotograaf werd geminimaliseerd. Hij zou niet meer hebben gedaan dan het verrichten van enkele technische handelingen. Dergelijke handelingen worden door het auteursrecht niet beschermd, zo betoogde de ontwerpstudio. Bovendien zou er sprake zijn geweest van een impliciete toestemming, zodat de fotograaf had moeten begrijpen dat de ontwerpstudio de foto’s zou gebruiken voor verscheidene andere publicaties.
De Rechtbank stelde voorop dat de ontwerpstudio niet had mogen bedenken dat het recht tot gebruik van deze foto’s ruimer was dan de eenmalige publicatie. Uit alle omstandigheden bleek nu juist het tegendeel. Tevens was de Rechtbank van mening dat de fotograaf, als hij al niet als enig auteursrechthebbende moest worden aangemerkt, in ieder geval mede-auteursrechthebbende was. Ook in die situatie had de ontwerpstudio om toestemming moeten verzoeken, hetgeen dus niet was gedaan waardoor in beginsel een schadevergoeding gerechtvaardigd was. Wel kreeg de ontwerpstudio nog de gelegenheid om te bewijzen dat de fotograaf niet als (enig) auteursrechthebbende kon worden aangemerkt. Van deze mogelijkheid werd echter geen gebruik gemaakt. Uiteindelijk heeft de ontwerpstudio de kwestie geschikt door fl. 22.500,- aan de fotograaf te betalen.
Een dure les. Opdrachtgevers zullen te allen tijde duidelijke afspraken moeten maken over de wijze en de mate van gebruik van creatieve prestaties. Het auteursrecht is wat dat betreft een machtig wapen, waarmee grote gaten kunnen worden geschoten in verkeerde veronderstellingen.
juli 1998