Een bank is niet altijd vrij om een kredietovereenkomst te beëindigen. Niet iedere ondernemer lukt het om zijn hoofd voortdurend boven het financiële water te houden. Zo kan het voorkomen, dat een economisch slechtere periode incidenteel van aard is en er voor de toekomst nog licht aan de horizon gloort. Het voortbestaan van de onderneming is dan grotendeels afhankelijk van de bereidheid van derden om krediet te (blijven) verschaffen. Niet zelden gebeurt het dan juist dat de bank, gealarmeerd door de bedrijfsresultaten, de krediet-overeenkomst plotseling opzegt, ook als deze al jaren heeft bestaan.
Toch kan de bank onder omstandigheden gedwongen worden om de financiering te continueren. Een krediet-overeenkomst beoogt een onderneming gedurende een langere periode financiële armslag te verschaffen. Dreigt een onderneming kopje onder te gaan, dan komen de belangen van de bank en de onderneming met elkaar in conflict. De bank heeft geen zin om geld in een mogelijk bodemloze put te storten. De onderneming daarentegen zal de financiering nodig hebben om voort te bestaan. De Nederlandse rechter is in veel gevallen wel bereid om de onderneming een helpende hand te reiken, ook al blijft voorop staan, dat de bank onder omstandigheden gerechtigd is een rekening-courant krediet op te zeggen.
Doorslaggevend bij de beslissing tot doorfinancieren is dat er sprake moet zijn van voldoende dekking door zekerheid. Daarnaast kan de doorfinanciering aan een bepaalde termijn gekoppeld worden. Op deze wijze wordt tijd gecreëerd, die de ondernemer bijvoorbeeld kan benutten om een andere financier te zoeken. Bijkomende omstandigheden die kunnen leiden tot een plicht tot doorfinanciering moeten gezocht worden in hetgeen de redelijkheid en billijkheid voorschrijven. Is een ondernemer bijvoorbeeld al enkele malen tevergeefs door zijn bank gewaarschuwd, dan verzwakt de ondernemer zijn latere aan spraken. Aan de andere kant is de uitvoering van de relatie tussen de ondernemer en de bank van belang. Relevante vragen daarbij zijn onder andere hoe men in het verleden gehandeld heeft en op welke wijze de bank wellicht zekere verwachtingen bij de ondernemer heeft gewekt.
Er is een wetsvoorstel in behandeling tot wijziging van de Faillissementswet, waarin bepalingen over een doorfinancieringsplicht zijn opgenomen. Daarin is het uitgangspunt dat de zekerheidspositie van de financier niet mag verslechteren. Dit is minder vergaand dan de huidige rechtspraak, waar voldoende zekerheid voor de financier wordt vereist. Overigens kan de onderneming die een faillissement wil voorkomen ook een crediteurenakkoord sluiten. Als een (grote) meerderheid van de crediteuren hieraan meewerkt, kan de rest zo nodig door middel van een gerechtelijke procedure tot medewerking worden gedwongen. Onlangs is bijvoorbeeld een bedrijfsvereniging op deze wijze gedwongen om haar medewerking aan een schuldsanering te verlenen. terug
juli 1995