Het risico van bestuurdersaansprakelijkheid

Een bestuurder of grootaandeelhouder van een NV of een BV kan met bestuurdersaansprakelijkheid te maken krijgen. Onbehoorlijk bestuur is de belangrijkste reden voor bestuurdersaansprakelijkheid. Er zijn twee vormen, de civielrechtelijke en die op grond van belastingen en sociale verzekeringen. De civielrechtelijke bestuurdersaansprakelijkheid komt met name voor bij faillissementen. De curator en de rechtbank onderzoeken of er sprake is van onbehoorlijk bestuur, bijvoorbeeld of voldaan is aan wettelijke bepalingen als de jaarlijkse publicatie van de jaarrekening. Ook kan onbehoorlijk bestuur worden aangenomen wanneer de handelwijze van de bestuurder rechtstreeks tot het faillissement heeft geleid. De bestuurder heeft de stelplicht, hij moet aantonen dat er geen onbehoorlijk bestuur is gepleegd. Bedrag van de aansprakelijkheid Als de curator meent dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur stelt hij de bestuurder aansprakelijk voor een concreet door het onbehoorlijk bestuur veroorzaakt bedrag of voor het gehele tekort van de boedel in het faillissement.

Belastingen en sociale verzekeringen
Ook bij belastingen en sociale verzekeringen kan sprake zijn van onbehoorlijk bestuur. Dit wordt wettelijk aangenomen indien de bestuurder geen belasting of premies meer betaalt en dit niet onverwijld aan de belastingdienst of de uitvoeringsinstantie meldt. De betalingsonmacht moet binnen veertien dagen na de betalingstermijn gemeld zijn. Het melden van betalingsonmacht ontslaat de bestuurder niet altijd van zijn aansprakelijkheid. Ook hier kan de belastingdienst of de uitvoeringsinstantie vaststellen dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur als bijvoorbeeld de bestuurder de vennootschap met veel te hoge schulden heeft opgezadeld, onverantwoord hoge investeringen heeft gepleegd of onzorgvuldig is geweest bij de kredietbewaking of het debiteurenbeheer. Financiële schade beperken Met een verzekering tegen bestuurdersaansprakelijkheid kan de financiële schade worden beperkt, maar beter is de aanspraak te voorkomen door in overleg te treden met de curator, de belastingdienst en de uitvoeringsinstantie.

december 2001