Ontslag bij weigering passende werkzaamheden

De kantonrechter in Zaandam heeft eind vorig jaar een werkgever in het ongelijk gesteld toen deze een werknemer die hardnekkig weigerde passende werkzaamheden te verrichten, op staande voet had ontslagen. Wat was het geval?

De werknemer was uitgevallen wegens ziekte en werd door de bedrijfsarts geschikt geacht lichte vervangende werkzaamheden te verrichten. De werknemer heeft getracht deze werkzaamheden uit te voeren, maar hij klaagde over verergerde pijnen onder meer in zijn ledematen waardoor hij de passende werkzaamheden niet kon verrichten. De bedrijfsarts alsook de arts van het UWV bleven echter van oordeel dat de werknemer gezien zijn medische beperkingen weliswaar zijn eigen werkzaamheden niet kon verrichten, maar wel in staat was om lichte vervangende werkzaamheden uit te voeren.

De werkgever had aanvankelijk het loon van de werknemer opgeschort, hetgeen een passende maatregel is als de werknemer ten onrechte niet meewerkt aan zijn re-integratie. Nadat de werkgever had gedreigd met ontslag is de werknemer toch weer op het werk verschenen, maar hij voelde zich door zijn klachten niet in staat om enige arbeid te verrichten. De werknemer had inmiddels verschillende artsen bezocht, maar deze hebben geen duidelijke oorzaak kunnen vinden voor de klachten van de werknemer. De huisarts had de werknemer voor crisisinterventie doorgestuurd naar het GGZ. De werknemer was ook nog eens behoorlijk in gewicht afgenomen.

Uiteindelijk heeft de werkgever de werknemer ontslag op staande voet gegeven wegens werkweigering. De werknemer was het niet eens met het ontslag op staande voet en hij heeft de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet ingeroepen. De werkgever was niet bereid het ontslag op staande voet in te trekken. Vervolgens heeft de werknemer de kantonrechter te Zaandam onder meer verzocht het loon door te betalen, omdat hij nog altijd ziek was.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen gesteld dat hij bij de terechtzitting een persoon heeft aangetroffen die nauwelijks kon lopen, een trillende motoriek vertoonde en een overspannen indruk maakte. Het was de kantonrechter niet gebleken dat de werknemer simuleerde. De kantonrechter meende dat van iemand in zo’n toestand normaal gesproken geen arbeidsinzet kan worden verwacht, zeker niet in een omgeving waarin met gevaarlijke machines wordt gewerkt. Bij de werkgever werd namelijk met gevaarlijke machines gewerkt. Gezien dit alles meende de kantonrechter dat niet mocht worden uitgesloten dat de werkgever, door al te voortvarend aan te dringen op werkhervatting, onvoldoende oog heeft gehad voor de psychische gevolgen daarvan voor de werknemer. De kantonrechter meende dan ook dat de werkgever de verdere voortgang van het ziekteproces vooralsnog had moeten afwachten en begeleiden in plaats van aan te sturen op gedwongen werkhervatting.

Het bovenstaande woog voor de kantonrechter zwaarder dan het recht tot ontslag op staande voet dat een werkgever in beginsel toekomt als een werknemer hardnekkig weigert passende of lichte vervangende werkzaamheden te verrichten waartoe artsen hem geschikt achten. Gezien de uitspraak van de kantonrechter in Zaandam is het van groot belang dat een werkgever heel goed onderzoekt waarom een werknemer weigert voor hem passende werkzaamheden uit te voeren en of hij van de werknemer wel echt kan verlangen die werkzaamheden uit te voeren. Mocht de werkgever te voortvarend te werk gaan en dus aandringen op het verrichten van door de bedrijfsarts en de arts van het UWV als geschikt aangemerkte lichte werkzaamheden, en niet alle relevante feiten en omstandigheden bij zijn beslissing heeft laten meewegen, dan kan dat hem duur komen te staan.

augustus 2010