Een werkgever die een frauderende caissière een verklaring liet tekenen waarin haar arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden werd beëindigd, is door de rechter teruggefloten.
De werkneemster had ten behoeve van een tante en een vriend bepaalde boodschappen niet aangeslagen aan de kassa. Haar leidinggevende had haar hierop aangesproken en tijdens dat gesprek een brief laten ondertekenen waarin ze bevestigde dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van haar zelf met wederzijds goedvinden met onmiddellijke ingang werd beëindigd. De werkgever had tevens aangifte gedaan bij de politie. De caissière is gearresteerd en meegenomen uit het filiaal. De brief werd ondertekend tussen het moment van beschuldiging en de arrestatie.
Bij de rechter eiste de werkneemster vervolgens vernietiging van het ontslag, een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst heeft voortgeduurd en doorbetaling van loon. Volgens de werkneemster wist zij destijds niet wat zij ondertekende. De kantonrechter deelde de mening van de werkneemster. Met het ondertekenen van het document is er geen rechtshandeling (overeenkomst) tot stand gekomen, omdat haar wil niet op de totstandkoming daarvan gericht is geweest. De werkgever heeft dit ook niet mogen aannemen.
februari 2010