Schuld in verkeer

U rijdt in uw auto binnen de bebouwde kom en passeert de langs de kant van de weg geparkeerde auto’s. U rijdt niet sneller dan 50 kilometer per uur. Plotsklaps schiet een kind tussen twee auto’s de weg op. Een botsing is niet meer te vermijden en het kind raakt invalide. De doorsnee automobilist zal zich in zo’n situatie niet daadwerkelijk schuldig voelen. Zijn stelling is immers dat hij er werkelijk niets aan kon doen. In feite doet hij een beroep op overmacht. In de praktijk van het recht ligt dit anders. De rechter neemt pas overmacht aan indien de automobilist op geen enkele wijze rekening had hoeven houden met de mogelijkheid dat tussen die geparkeerde auto’s zomaar ineens een kind de weg op zou kunnen schieten.

Het schrikbeeld van iedere automobilist is dat hem dat overkomt en het zal duidelijk zijn dat hij niet kan zeggen dat hij nooit bedacht zou kunnen zijn op deze mogelijkheid. Het gevolg is dat het beroep op overmacht niet slaagt. Vergoeding volledige schade Normaal wordt de schade toegerekend al naar gelang over en weer is bijgedragen aan de veroorzaking van het ongeval. Zo zou de automobilist in dit voorbeeld 5% aan de veroorzaking hebben bijgedragen en het kind 95%. De wetgever heeft echter bepaald dat kinderen beneden 14 jaar dan toch de volledige schade vergoed krijgen. Automobilisten trekken zich dat vaak aan door het te vertalen in de stelling dat zij 100% schuld hebben gekregen. Zo ligt het echter niet. Er wordt 100% schuld toegerekend en dat is niet hetzelfde als 100% schuld hebben. Dit is een politieke keuze. Men wil dat het kind niet onverzekerd blijft zitten met een enorme schade. Het is een keuze in het voordeel van de zwakke verkeersdeelnemer.

mei 1999