Juridische ondersteuning bij omgevingsrecht en handhaving

Het omgevingsrecht heeft grote invloed op bouwprojecten, ruimtelijke ordening en milieuvoorschriften. Overheidsbesluiten, zoals het weigeren van vergunningen of het opleggen van sancties, kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor burgers en bedrijven. Juridische ondersteuning is essentieel bij bezwaar- en beroepsprocedures tegen handhavingsmaatregelen en bestuursrechtelijke beslissingen. In dit artikel bespreken we de belangrijkste aspecten van omgevingsrecht en handhaving, en hoe gespecialiseerde juridische bijstand kan helpen bij het beschermen van uw belangen.

Omgevingsrecht en bestuursrechtelijke procedures
Het omgevingsrecht regelt onder andere de ruimtelijke ordening, milieuvoorschriften en vergunningverlening. Vergunningen en ontheffingen spelen een cruciale rol bij de realisatie van bouwprojecten en het gebruik van gronden en gebouwen. Overheidsbesluiten op dit gebied kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor burgers en bedrijven. Denk aan het weigeren of intrekken van een omgevingsvergunning, het opleggen van nadere voorwaarden of een handhavingsbesluit wegens vermeende overtredingen.

De juridische procedure binnen het omgevingsrecht kent verschillende fasen. Een besluit van een bestuursorgaan, zoals een gemeente of provincie, kan worden aangevochten via een bezwaarprocedure. Hierbij moet binnen zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift worden ingediend. In deze fase kan het bestuursorgaan het besluit heroverwegen en eventueel aanpassen.

Indien het bezwaar wordt afgewezen, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Dit is een meer formele procedure waarin de rechter beoordeelt of het besluit in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving. Mocht de rechtbank het beroep ongegrond verklaren, dan is hoger beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze laatste instantie heeft de bevoegdheid om definitief te oordelen over het geschil.

Handhaving en veelvoorkomende situaties
Overheidsinstanties zoals gemeenten en omgevingsdiensten handhaven actief op overtredingen van het omgevingsrecht. Dit kan leiden tot sancties zoals een bouwstop, een boete of zelfs het verplicht verwijderen van bouwwerken of aanpassingen aan een pand. Veelvoorkomende handhavingskwesties zijn:

  • Illegale bouwactiviteiten zonder vergunning – Bijvoorbeeld bij aanbouwen, dakkapellen of het verbouwen van een pand zonder de benodigde omgevingsvergunning.
  • Afwijkend gebruik van een pand of perceel – Bijvoorbeeld wanneer een woning wordt gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten zonder de juiste toestemming.
  • Milieuovertredingen – Denk aan overtredingen op het gebied van geluidsoverlast, lozingen, bodemverontreiniging of emissievoorschriften.
  • Niet-naleving van voorschriften bij horecagelegenheden of bedrijven – Bijvoorbeeld bij het exploiteren van een horecagelegenheid zonder de vereiste vergunningen of het overtreden van geluidsnormen.

Bezwaar en beroep bij handhavingsprocedures
Wanneer u een handhavingsbesluit ontvangt, is het van belang om snel juridische stappen te ondernemen. Handhavingsmaatregelen kunnen verstrekkende gevolgen hebben en in sommige gevallen zelfs tot gedwongen sluiting of hoge kosten leiden.

Wij toetsen allereerst of het besluit juridisch standhoudt. Hierbij kijken wij naar de motivering van het besluit, de evenredigheid van de maatregel en of er sprake is van een juiste belangenafweging. Op basis hiervan stellen wij een gedegen bezwaarschrift op. Indien nodig verzoeken wij om voorlopige schorsing van het besluit bij de voorzieningenrechter, zodat handhavingsmaatregelen tijdelijk worden opgeschort.

Mocht het bezwaar worden afgewezen, dan staan wij u bij in de beroepsprocedure bij de bestuursrechter. In deze fase wordt niet alleen de rechtmatigheid van het besluit beoordeeld, maar ook of het bestuursorgaan in redelijkheid heeft gehandeld. In hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kunnen fundamentele rechtsvragen aan de orde worden gesteld die een heroverweging van het besluit noodzakelijk maken.

Onze expertise in omgevingsrecht en handhaving
Wij hebben ruime ervaring met handhavingsprocedures in uiteenlopende situaties, variërend van bouw- en milieuovertredingen tot geschillen over het gebruik van percelen en vergunningverlening. Door onze specialistische kennis en strategische aanpak zorgen wij voor een effectieve juridische verdediging.

Wanneer u wordt geconfronteerd met een besluit in het kader van het omgevingsrecht of een handhavingsmaatregel, is tijdig handelen van groot belang. Wij bieden deskundige bijstand in bezwaar- en beroepsprocedures en zetten ons in voor de best mogelijke uitkomst. Neem contact met ons op voor een grondige juridische beoordeling en advies op maat. Gebruik het formulier op de website of bel Mr. G. J. de Kaste op 033 – 741 00 20 tijdens kantooruren of stuur een email aan info@dklegal.nl

Sneller Op De Hoogte Met De Berichtenbox; Behalve Bij Het Uwv

De bezwaartermijn loopt niet zolang een beschikking van het UWV nog niet is gelezen door de betrokkene, en het UWV niet bewijst dat deze al eerder in de berichtenbox “Mijn UWV”was geplaatst.

Overheidsinstanties gebruiken in toenemende mate digitaal verkeer als communicatiemiddel met rechtssubjecten. Naast het gebruiksgemak en beveiliging is dit vaak kostenbesparend, en de kans dat post ongelezen blijft of verloren raakt bij vakantie of verhuizing is kleiner.

Toch is er weinig regelgeving over het gebruik van een digitale berichtenbox. Dit is relevant in geval van een geschil over de bezwaar en beroepstermijnen, waarbinnen men kan opkomen tegen besluiten van overheidsinstanties of uitvoeringsorganen.

De bezwaartermijn van een beschikking van het UWV begint te lopen op de dag nadat de beslissing op de voorgeschreven bekend wijze is gemaakt. Dat is over het algemeen dat de verzenddatum van het besluit, als deze schriftelijk wordt verstuurd aan de belanghebbende.

Indien de beslissing niet per post bekend wordt gemaakt, maar via de digitale berichtenbox wordt verstuurd, geldt dat de termijn loopt vanaf de dag volgende op de datum waarin het in de berichtenbox is geplaatst.

Een ex-werknemer had bij het UWV digitaal een uitkering gevraagd, die door het UWV was afgewezen op 30 november 2020. De beschikking van het UWV was in de berichtenbox van de betrokkene geplaatst, die opvraagbaar is via “Mijn UWV“. De termijn liep vanaf 1 december 2020 tot 11 januari 2021, dus 6 weken later.

De man las het bericht pas in januari 2021 en zond binnen 6 weken daarna, op 29 januari 2021, het bezwaarschrift in. Volgens het UWV was dit te laat.

De man ging in beroep, en de rechter oordeelde dat de man wel tijdig in bezwaar was gekomen. Het komt daarbij volgens de bestuursrechter aan of het UWV kan bewijzen dat het bericht inderdaad al op 29 november 2020 in de berichtenbox was geplaatst.

De bestuursrechter oordeelde dat de bezwaartermijn nog niet was aangevangen voordat de man zijn berichtenbox raadpleegde en het bericht las. Het UWV stelde immers in de beroepsprocedure dat het UWV niet kon bewijzen dat het besluit van 30 november 2020 op die datum in de Berichtenbox van de man op “Mijn UWV” was geplaatst.

De uitkomst is voorlopig dus dat bij een digitale communicatie de bezwaar of beroepstermijn gaat lopen op de dag dat men kennis neemt van een bericht in de berichtenbox, tenzij het VW bewijst dat het bericht al eerder werd geplaatst. Of hierbij een rol speelde dat het UWV, kennelijk onweersproken, de man tijdens de bezwaartermijn telefonisch had gemeld dat hij nog schriftelijk bericht zou ontvangen, is niet geheel duidelijk. Van belang is in ieder geval wel dat het UWV de man niet per e-mail geïnformeerde over deze beslissing, noch over het feit dat een bericht in de berichtenbox was geplaatst.

De rechter stelt dus dat on zo`n geval de bezwaartermijn pas gaat lopen vanaf de datum dat de man het bericht in januari 2021 heeft ingezien, en dat een bezwaar nog tot 6 weken daarna kan worden ingediend daarna de bezwaartermijn gaat lopen.

Voor het UWV likt de oplossing eenvoudig: een email met ontvangstbevestiging aan de betrokkenen, met een mededeling dat een beslissing is genomen. Aanvullende regels ter zake zullen niet uit kunnen blijven.

arbeidsongeschikte zzp-er krijgt alsnog volledige schadevergoeding

Zo is het wel genoeg

Een 62-jarige man, huisschilder van beroep, verdient tot in de eerste helft van 2013 als ZZP’er probleemloos de kost. Hij heeft met gemak werk tot medio 2017 en hij is van plan om ook daarna nog vier jaar door te werken. Dan slaat het noodlot toe. Rijdend op zijn motor op zijn eigen weghelft wordt hij frontaal aangereden door een auto. Hij breekt zijn pols en een groot deel van het spierweefsel van een been wordt door contact met het wegdek weggeschuurd.

De verzekeringsmaatschappij erkent aansprakelijkheid en ziet ook in dat de man blijvend volledig arbeidsongeschikt is. In de daaropvolgende periode keert de verzekeringsmaatschappij in totaal netto € 23.500,- uit waarna op grond van de jaarcijfers wordt beweerd dat hiermee alle schade wegens inkomensverlies wel vergoed is.

Onze schilder spant een kort geding aan tegen de verzekeringsmaatschappij en vordert aanvullende bevoorschotting op zijn schade waartegen de verzekeringsmaatschappij zich verweert, in feite door alles te ontkennen en op grond daarvan te zeggen dat het zo wel genoeg is.

De rechter leest de jaarcijfers bepaald anders, concludeert dat er behalve inkomensderving ook sprake is van verlies aan zelfwerkzaamheid (niet meer zelf klussen, verven, tuin bijhouden doch voortaan moeten inhuren van betaalde krachten) en huishoudelijke hulp behoefte (wat vandaag de dag ook niet meer gesubsidieerd wordt). De rechter wijst als aanvullende schade een bedrag toe van netto € 30.000,- enkel over de periode tot en met 2014.

Te hopen valt dat de man niet ook over de volgende jaren tot en met 2021 elk jaar moet procederen om zijn schade vergoed te krijgen. Misschien valt het mee. Want voordat een rechter in kort geding geldvorderingen toewijst, moet er wel wat aan de hand zijn, in de zin dat de rechter er echt van overtuigd is dat de uiteindelijke schade veel hoger zal liggen. Het standpunt van de verzekeringsmaatschappij moet dus echt onverdedigbaar zijn geweest. Het is niet aannemelijk dat dit bij de verzekeringsmaatschappij op een vergissing berustte. In zo’n geval wekt de verzekeringsmaatschappij de schijn op gewoon geprobeerd te hebben de schilder de bietenbrug op te sturen, want rechters delen echt geen cadeautjes uit.

Het is een zegen dat ook de rechter wel eens kan zeggen: “Zo is het wel genoeg.”

Ontslagrecht wordt niet soepeler

In het nieuwe ontslagrecht zal de positie van de vaste werknemer worden verstevigd. Dit is althans de eerste conclusie op basis van het wetsvoorstel hierover.

Het voorstel dat in principe een versoepeling van het ontslagrecht moet invoeren, handhaaft een hoge ontslagbescherming.

Volgens advocaat Rogier Duk wordt het niet makkelijker om ontslagen te worden. “Werkgevers moeten nog steeds aan dossieropbouw doen en hun werknemer een verbetertraject hebben aangeboden voor ze tot ontslag mogen overgaan.’

Vanaf 2015, als de wet ingaat, hebben werknemers bovendien een extra mogelijkheid, die zij voordien niet hadden: hoger beroep en cassatie tegen hun ontslag. Omdat werknemers bij ontslag meestal weinig te verkiezen hebben indien zij dwarsliggen zullen zij natuurlijk eerder gebruik maken van de processuele mogelijkheden. Lees verder …

Eerste Kamer stemt in met vereenvoudiging bestuursprocesrecht

Vereenvoudiging bestuursprocesrecht

De Eerste Kamer heeft een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie aanvaard dat bestuursrechters meer mogelijkheden biedt om zaken sneller en definitief af te doen. Het zal bijvoorbeeld minder vaak nodig zijn om een heel nieuw besluitvormingstraject te volgen als de rechter gebreken in een besluit van bijvoorbeeld een gemeente of provincie heeft geconstateerd die er voor de inhoud van het besluit niet toe doen. Dit voorkomt onnodige vertraging in de procedure.

Belanghebbenden kunnen zich alleen nog met succes beroepen op voorschriften die hun eigen belangen beogen te beschermen. Verder komt er een algemene verplichting voor de bestuursrechter om het hem voorgelegde geschil zo veel mogelijk definitief te beslechten. Ook krijgt de rechter ruimere bevoegdheden om een passende uitspraak te doen als hij het beroep gegrond acht.   

. . . lees verder op Internet 

[/wpcol_3quarter_end]