Pensioen vergeten bij echtscheiding? Regel het nu!

Bent u gescheiden tussen 27 november 1981 en 30 april 1995, dan gelden de regels die vastgesteld zijn in het Boon van Loon arrest nog steeds. U kunt nog steeds uw aanspraak opeisen. Bel 0900-0600 voor meer informatie

Pensioen vergeten bij echtscheiding?  Regel het nu!

Vóór het Boon van Loon arrest werd het ouderdomspensioen vaak niet verdeeld na een echtscheiding. Toen betekende dit vaak dat de vrouw berooid achterbleef. Zij had vaak geen inkomen, de man daarentegen had een inkomen en een opgebouwd pensioen. Na 27 november 1981 moest het ouderdomspensioen echter verrekend worden, of te wel, het pensioen moest verdeeld worden tussen de man en de vrouw. Bent u gescheiden tussen 27 november 1981 en 30 april 1995, dan gelden de regels die vastgesteld zijn in het Boon van Loon arrest nog steeds.      

Gemeenschap van goederen

Allereerst geldt dan dat het ouderdomspensioen alleen tussen de twee ex-partners hoeft te worden verdeeld wanneer er tijdens het huwelijk sprake was van een gemeenschap van goederen. Waren de ex-partners gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, dan zal er geen verdeling van het ouderdomspensioen plaatsvinden. Volgens Boon van Loon valt het ouderdomspensioen namelijk in de gemeenschap van goederen. Bij huwelijkse voorwaarden is deze gemeenschap niet aanwezig en hoeft er dus niet vereffend te worden.

De ex-echtgenoot krijgt dankzij Boon van Loon nu een aanspraak op een deel van het ouderdomspensioen van de ander. Dit betekent dat degene die het ouderdomspensioen heeft opgebouwd, zelf een deel van dat pensioen aan zijn ex-partner moet afstaan. Dit is vaak een lastige zaak en het is dan ook verstandig om een juridisch adviseur te raadplegen wanneer het om de verdeling het ouderdomspensioen gaat.      

Welk deel wordt verdeeld?

Bij een echtscheiding heeft de ex-partner ook recht op het deel van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd voordat de partners met elkaar in het huwelijk traden. Dit is tegenwoordig niet meer het geval. Dit betekent het volgende. Wanneer meneer A op twintigjarige leeftijd start met het opbouwen van ouderdomspensioen en op dertigjarige leeftijd trouwt met mevrouw B, wordt het pensioen dat in die periode is opgebouwd bij een scheiding ook meegerekend. Mochten meneer A en mevrouw B na tien jaar gaan scheiden, dan heeft mevrouw B recht op twintig jaar ouderdomspensioen van meneer A. Het ouderdomspensioen dat na de scheiding wordt opgebouwd, wordt natuurlijk niet meer verrekend.      

Kan de vordering verjaren?

De vordering tot verdeling verjaard niet,(rechtbank Noord-Nederland 25-02-2015 C/18/149443) zodat  u ook 20 of 30 jaar na de echtscheiding nog de vordering tot verdeling kunt instellen.

Wacht daarmee  echter niet en zorg dat u de aanspraak ruim voor het ingaan van het pensioen geldend maakt. Wacht u met het instellen van de vordering, dan bestaat de kans dat de rechter de reeds vervallen pensioentermijnen niet meer betrekt in de toewijzing van uw vordering. De rechter kan in bepaalde gevallen oordelen dat de reeds vervallen termijn terecht geheel zijn geconsumeerd door een nietsvermoedende pensioentrekker, die in veel gevallen ook geen rekening houdt met de verplichting om de helft van  zijn pensioenaanspraak maandelijks betaalbaar te stellen aan de ex-partner. Het is immers zoveel jaar geleden dat daarop vaak niet meer wordt gerekend.

Indien u twijfelt of u nog aanspraak kunt maken op pensioenaanspraken van uw ex-partner, stel dan een vraag aan Advocaten.nl via dit formulier, of bel met 0900 advocaten of 0900-0600. Advocaten.nl helpt u graag verder.

 

Partneralimentatie afkopen

In het geval van een echtscheiding, zal er gekeken worden of er sprake is van een onderhoudsverplichting van de ene echtgenoot ten opzichte van de andere. Afhankelijk van de omstandigheden kan er sprake zijn van behoefte aan een bijdrage in zijn/haar levensonderhoud bij een van de partners en, indien de andere partner over voldoende draagkracht beschikt, zal een bedrag aan partneralimentatie vastgesteld worden. De wettelijke termijn waarover partneralimentatie dient te worden betaald, is tot op heden nog gelijk aan de duur van het huwelijk – voor zover dit niet langer dan 5 jaar heeft geduurd en kinderloos is gebleven – en in alle andere situaties bedraagt deze 12 jaar. Uiteraard is het wel mogelijk in onderling overleg daar andere afspraken over te maken

De vastgestelde/overeengekomen partneralimentatie wordt vervolgens veelal maandelijks bij vooruitbetaling betaald. Er zijn ook situaties denkbaar dat het niet wenselijk is om een langere periode iedere maand een bepaald bedrag aan de ander te betalen. Het is dan ook mogelijk om in onderling overleg overeen te komen dat de partneralimentatie wordt afgekocht. Een rechter kan dit overigens niet opleggen. Er wordt dan een afkoopsom in één keer betaald, waarmee partijen elkaar finale kwijting ten aanzien van de partneralimentatie verlenen. Voor kinderalimentatie is dit niet mogelijk.

Het voordeel van het afkopen van partneralimentatie zit met name in het feit dat partijen financieel onafhankelijk van elkaar zijn na de scheiding en er geen maandelijkse confrontatie meer is of kosten voor nieuwe procedures in verband met wijzigingen van de alimentatie in de toekomst, als gevolg van wijziging van omstandigheden in bijvoorbeeld inkomen.
De ontvangende partij ontvangt een groot bedrag in één keer dat zij/hij normaliter over meerdere jaren zou ontvangen.

Aan de andere kant kleven er ook nadelen aan afkoop van partneralimentatie. Ten eerste zal een groot bedrag in één keer opgehoest moeten worden en de mogelijkheid bestaat dat er onterecht geld betaald is, bijvoorbeeld in het geval de ontvanger na korte tijd al gaat samenleven met een nieuwe partner, zodat normaliter het recht op partneralimentatie zou zijn komen te vervallen. Ook andere situaties zijn denkbaar, zoals het verlies/verminderen van inkomen aan de zijde van de betalende partij, waardoor er door de afkoop achteraf gezien teveel is betaald.

Deze voor- en nadelen zullen op een rij gezet moeten worden en allemaal verdisconteerd moeten worden in de berekening van de afkoopsom. Tot slot kleven er nog de nodige fiscale aspecten aan het afkopen van partneralimentatie. Immers is de afkoopsom voor de betalende partij aftrekbaar en voor de ontvanger belast. Kortom: denkt u over het afkopen van de partneralimentatie dan is het verstandig u hierover goed te laten informeren: zowel juridisch als fiscaal!

Bron: Actuele Artikelen                         

Huwelijkse voorwaarden en de aanspraak op verdeling van opgebouwd pensioen

Een vrouw ondertekent echtscheidingsconvenant terwijl zij met rechterlijke machtiging gedwongen is opgenomen op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Convenant niet aangemerkt als verdeling vanwege wilsgebrek.

Een vrouw ondertekent echtscheidingsconvenant terwijl zij met rechterlijke machtiging gedwongen is opgenomen op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Convenant niet aangemerkt als verdeling vanwege wilsgebrek. Vernietiging van notariële verdeling op grond van artikel 3:196 lid 2 BW. Bewijsopdracht man met betrekking tot schenking.

De feiten
M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de echtelijke woning, die is bezwaard met hypotheek. Op 10 juli 2012 wordt V, zoals eerder ook al is gebeurd, krachtens een rechterlijke machtiging gedwongen opgenomen op een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Vijf dagen later brengt M een bezoek aan V en laat haar een echtscheidingsconvenant ondertekenen, waarin staat: ‘Partijen komen overeen dat de overwaarde van de woning (…) gesteld dient te worden op € 50.000. Ten aanzien van deze waardebepaling verklaren partijen dat zij zich volledig bewust zijn van het feit dat de man met deze waardebepaling wordt overbedeeld, maar deze overbedeling volledig gerechtvaardigd wordt door het feit dat de vrouw niet in staat zal zijn om de kinderen van partijen op te voeden. Indien de werkelijke overwaarde zal worden bepaald, zal dat op de man een onevenredige financiële last leggen die ten koste zal gaan van de opvoeding en verzorging van de kinderen. De man zal de woning en alle daarmee verbonden verplichtingen overnemen (…) Partijen zijn met elkaar overeengekomen dat de man aan de vrouw zal vergoeden een bedrag groot € 25.000. (…)’
In 2013 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. In maart 2014 treedt M in het huwelijk met zijn nieuwe partner X. Op 12 mei 2014 wordt bij notariële verdelingsakte de voormalig echtelijke woning aan M toebedeeld en geleverd. De dag erna wordt op de bankrekening van V het door M verschuldigde bedrag van € 25.000 bijgeschreven. Die zelfde dag wordt dit bedrag door X overgemaakt naar een bankrekening van M, met als omschrijving: ‘schenking aan [M].’

Vordering
V vordert dat de rechtbank (1) het echtscheidingsconvenant, voor zover dat betrekking heeft op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, alsmede de notariële verdelingsakte vernietigt en (2) M te veroordelen om aan haar € 25.000 terug te betalen.

Standpunten van partijen
V betoogt dat zij zowel in 2012 (tijdens het tekenen van het convenant) als in 2014 (bij het passeren van de verdelingsakte) niet in staat wast haar wil te bepalen en dat M daarvan op de hoogte was en daarmee rekening had behoren te houden. Voor de schenking van € 25.000 heeft zij nooit toestemming gegeven, aldus V.
M betwist de stellingen van V. Alles was het gevolg van weloverwogen beslissingen van beide partijen. Van wilsonbekwaamheid van V en/of misbruik van omstandigheden was geen sprake, aldus M, die zich voorts beroept op verjaring.

Beoordeling: Verjaring
De rechtbank overweegt als volgt. Voor de vraag of de rechtsvordering tot vernietiging van de verdeling is vervallen of verjaard, is in de eerste plaats van belang of het echtscheidingsconvenant een verdeling is als bedoeld in artikel 3:200 BW. Volgens de rechtbank is zulks het geval, nu het convenant voldoet aan de in artikel 3:182 BW gegeven definitie.
De door V gestelde wankelmoedigheid en versufte toestand ten tijde van het tekenen van het convenant worden bevestigd door de overwegingen uit de beschikking tot de rechterlijke machtiging en door het verslag van de opname van V. Kort na haar opname heeft M V in de psychiatrische kliniek bezocht en haar daar het convenant ter ondertekening voorgelegd, in een setting waarvan hij zich had kunnen en moeten afvragen of V in staat was de strekking en reikwijdte van de haar voorgelegde tekst in alle opzichten, ook qua consequenties voor de toekomst, te kunnen doorgronden. Gesteld noch gebleken is dat V zich over de tekst van het convenant – en de consequenties daarvan voor haar – op deskundige wijze heeft (kunnen) laten voorlichten of adviseren.

Voormelde gang van zaken leidt tot het oordeel dat de ondertekening van het convenant door V niet berust op een op de rechtsgevolgen zoals neergelegd in het convenant gerichte wil (artikel 3:33 BW). Derhalve kan de regeling van het convenant niet gezien worden als een rechtshandeling waaraan V als deelgenoot haar medewerking heeft verleend, zoals bedoeld in artikel 3:182 BW. Er is dan ook op 15 juli 2012 nog geen sprake van een verdeling, zodat ook niet op die datum de verval- of verjaringstermijn van artikel 3:200 BW is aangevangen. Deze termijn zal pas op zijn vroegst zijn aangevangen met de ondertekening van de verdelingsakte van 12 mei 2014. Op 11 mei 2017 is M door V in verband met deze zaak gedagvaard. Daarmee staat vast dat ten tijde van de dagvaarding de termijn van 3 jaar van artikel 3:200 BW nog niet was verstreken.

Benadeling voor meer dan een kwart

De rechtbank oordeelt dat het bewijsvermoeden van artikel 3:196 lid 2 BW van toepassing is. Vast staat dat op de woning een hypotheekschuld rustte van € 90.000 en dat de woning in 2012 ongeveer € 245.000 waard was. Dat leidt tot een in de gemeenschap vallende overwaarde van € 155.000. Aangezien partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd, had V recht op € 77.500, terwijl aan haar slechts € 25.000 is toegekend. Er is dan ook sprake van benadeling van V van ruimschoots meer dan een kwart. Ingevolge artikel 3:196 lid 2 BW geldt dan ook dat V vermoed wordt te hebben gedwaald over de waarde van de woning. Nu M geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat moet worden uitgegaan van benadeling van een vierde of minder, staat vast dat de verdeling, zoals door partijen in de notariële akte is vastgelegd, vernietigbaar is. Aan de vordering tot vernietiging van het echtscheidingsconvenant is echter het belang ontvallen, nu is geoordeeld dat over de daarin opgenomen verdeling geen wilsovereenstemming heeft bestaan en er op dat moment dus geen verdeling heeft plaatsgevonden.

Schenking

V stelt dat zij in mei 2014 niet een bedrag van € 25.000 aan M heeft willen schenken en dat zij X daarvoor nooit opdracht heeft gegeven. Daarmee stelt zij het bestaan van de schenkingsovereenkomst ter discussie. De rechtbank draagt aan M het bewijs op van de stelling dat V in mei 2014 de bedoeling had om hem voor een bedrag van € 25.000 te bevoordelen. Iedere verdere beslissing houdt de rechtbank aan.

Rechtbank Gelderland 25 oktober 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5407

In goede harmonie uit elkaar

De berichtgeving over echtscheidingen is in de media vaak negatief, het woord vechtscheiding valt zo vaak dat je haast zou denken dat iedere echtscheiding op een vechtscheiding uitloopt. Zeker als daar kinderen bij betrokken zijn, is dat voor alle betrokkenen een zeer traumatische ervaring. Ik kom deze zaken ook zeker in mijn praktijk  tegen, doch gelukkig gaan veel mensen in relatief goede harmonie uit elkaar. Zij hebben nadat ze de beslissing tot echtscheiding, of verbreking geregistreerd partnerschap of samenleving hebben genomen, ook goed nagedacht over de gevolgen daarvan. Niet alleen financieel, maar ook voor de kinderen.

Ouders die beseffen dat zij, ondanks het feit dat ze uit elkaar gaan, er samen moeten blijven zijn voor de kinderen. Een goed uitgewerkt ouderschapsplan maakt onderdeel uit van een dergelijke manier van uit elkaar gaan. Ouders en – voor zover de leeftijd van de kinderen dat toelaat – ook de  kinderen hebben serieus nagedacht over hoe de zorg voor de kinderen verdeeld zal worden na de scheiding. En daarbij wordt met zorg niet enkel de fysieke aanwezigheid van het kind bij de ene of de andere ouder bedoeld, maar juist ook de manier van opvoeding, welke niet persé gelijk hoeft te zijn overigens. Ook financieel verandert er veel. Er zijn verschillende manieren om de kosten van de kinderen te verdelen na de scheiding. In een situatie waar de kinderen het grootste deel van de tijd bij één van de ouders verblijft, zal veelal gekozen worden voor het betalen van kinderalimentatie door de ouder waar het kind niet zijn hoofdverblijf heeft aan de ouder waar het kind wel zijn hoofdverblijf heeft.

In de situatie waar de zorg qua tijd ongeveer gelijk verdeeld is, kiezen veel ouders voor een kinderrekening. Wel krijg ik vaak de vraag hoe daar dan precies mee om te gaan. Bij het hanteren van een kinderrekening wordt er vanuit gegaan dat beide ouders de dagelijkse kosten van levensonderhoud zoals eten, drinken en verzorging voor de kinderen à € 5,00 per dag (derhalve € 75,00 per ouder per maand) ieder zelf voldoen. Ook de kosten van vakantie met de betreffende ouder wordt door die ouder zelf voldaan; hiervoor wordt een bedrag ter grootte van 6% van de behoefte van de kinderen per ouder per maand gereserveerd; tevens worden de kosten van huisvesting door de betreffende ouder zelf voldaan, hiervoor wordt een bedrag ter grootte van 8% van de behoefte van de kinderen per maand per ouder gereserveerd. De kosten voor de middellange termijn zoals kleding, schoolgeld, schoolbenodigdheden, contributies, sportbenodigdheden, cadeaus enz. alsmede de kosten voor de lange termijn zoals fiets, computer, schoolreizen enz. worden van de kinderrekening voldaan. Bedragen tot € 100,00 kunnen zonder nader overleg met de andere ouder worden opgenomen, bedragen daarboven dienen altijd in overleg te worden opgenomen. Eén van de ouders houdt de administratie van de kinderrekening bij, welke op eerste vraag van de andere ouder aan hem/haar ter beschikking wordt gesteld.

Kortom het is belangrijk alle zaken rondom de kinderen goed van te voren te bespreken, zodat een goede regeling overeengekomen kan worden. Immers is een goed lopende kinderrekening beter dan dat de kinderen ‘het kind van de rekening te laten worden.’

Bron: Actuele Artikelen                      

8 redenen om niet te kiezen voor een scheidingsmediator

Acht signalen om niet te kiezen voor een scheidingsmediator ( en direct naar een advocaat te stappen)

 Zodra een huwelijk voorbij is, is de enige vraag: “hoe gaan de we de juridische en financiële verwikkeling ontwarren, en (indien van toepassing) een goede regeling voor de kinderen opstellen?”

Voor sommigen is scheiden via een mediator aantrekkelijk: men vermijdt liever vijandelijkheden, bemiddeling is goedkopere en  een juridisch gevecht kost energie en maandenlang gepieker.

Echtscheiding is nooit makkelijk, maar het is een van die gebeurtenissen in het leven die men grondig moet overdenken.  Maar niet elk echtpaar is een goede kandidaat voor mediation en het is moeilijk om vooraf te bepalen wie het proces nuttig of juist nutteloos vindt.

Hieronder leest u acht signalen om te voorspellen dat mediation niet gaat werken.

Het welzijn van uw partner laat u koud

Mediation vereist dat echtgenoten met elkaar het beste voor hebben. Het doel van mediation is immers is dat iedereen aan het eindpunt tevreden is. Partners moeten bereid en in staat zijn om zich in het standpunt van de ander te verplaatsen, zelfs als men het met dat standpunt niet eens is. Beide partners moeten dus bereidt zijn om te luisteren naar de nader.

U  kunt uw partners kijk op de realiteit niet accepteren

Zelfs de voor de meest flexibele en open-minded partner is het moeilijk te accepteren dat zijn of haar  versie van de werkelijkheid niet de enige juiste is.  U zult in staat moeten accepteren dat er meerdere versies van de werkelijkheid zijn; die van u en die van uw partner.  En u moet accepteren dat die naast elkaar kunnen bestaan.

Als u of uw partner echt blijft vasthouden aan de eigen versie, dan is de mediation niet aan te raden. Partners die in een slachtofferrol zitten, en daar niet uitkomen, moeten dus niet beginnen aan mediation.

U bent niet in staat om voor uzelf op te komen.

Over het algemeen is er geen reden om genoegen te nemen met minder dan waarop u volgens de wet recht hebt. Toch gebeurt het heel vaak dat een partner in de mediation genoegen neemt met veel minder of bijna niets, om dat hij of zij niet voor zichzelf weet op te komen.De mediator is daarbij wel een modererende factor, maar die vanwege zijn rol kan als mediator niet direct voor uw belangen opkomen. De mediator zit er immers niet voor u, maar voor beide partners.

U kunt dan beter een advocaat zoeken om vanaf de zijlijn te adviseren, maar dit is uiteindelijk slechts een manier om tijdig afscheid te kunnen nemen van de mediation, voordat er een convenant is getekend. Dus als u moeite hebt voor uw eigen belangen op te komen, zoek een advocaat voor u zelf, om u te adviseren, al is het maar op de achtergrond.

Er was geweld binnen de relatie

Als er sprake is van misbruik of geweld, dan is bemiddeling nagenoeg uitgesloten. Wetenschappelijk onderzoek leert dat een gewelddadige partner per definitie niet van plan is om het perspectief van de andere partij te overwegen. Empatie, een vereiste voor mediation,  is in zo`n geval niet aanwezig.

U  hebt haast

Bemiddeling is niet de snelste manier om te scheiden. Kennismaken met de mediator, de regels vastleggen, het afstemmen van agenda`s, een plan van aanpak maken, onderhandelingen over diverse onderwerpen, ruggespraak met kennissen, juridisch adviseurs of een advocaat, vereist regelmatig overleg met uw partner en de mediator, zonder hindernissen, ruzies en conflicten. Een en ander kan vele maanden, zo niet een jaar of meer in beslag nemen.

Voor echtparen die de tijd hebben en de tijd willen nemen is mediation een uitkomst; ze kunnen zelf het tempo bepalen, de volgorde van onderwerpen waar men een regeling over wil etc. Bovendien kan door tijdsverloop de woede of verdriet over de echtscheiding naar de achtergrond zakken.

U wil eigenlijk geen mediation

Een van de belangrijkste uitgangspunten bij mediation is dat beide partijen zich op zijn minst willen inzetten voor de mediation. Zelfs partijen die het gewoon maar proberen zijn in beginsel geschikt voor mediation, ondanks dat er een veelheid van conflicten voor hen ligt.

Omgekeerd kan dit ook tegen u werken; Mediation kan worden misbruikt door de andere partner om gedurende lange tijd  kostbare alimentatieplichten te ontlopen. Door tijdsverloop kunnen ook andere ontwikkelingen (uw ex partner krijgt een nieuwe relatie, zodat zijn of haar prioriteiten ineens wijzigen) roet in het eten gooien.

U wilt dat de andere partij verlies, zelfs als er niets is te winnen

Voor een partner die het gaat om winnen of verliezen is mediation geen optie. Bij echtscheiding zijn er sowieso geen winnaars of verliezers, maar bij mediation is het zeer belangrijk om bereid te zijn concessies te doen en bereid te zijn om afstand te doen van bepaalde rechten, zaken en allerlei dingen die u vanzelfsprekend vond.

Als een partner er op uit is om het leven van de ander goed te verzieken is mediation geen goede optie. Vaak gebeurt het dat de ene partner bij vakanties geen rekening houdt met die van de andere ouder, zodat het contact tussen de kinderen en die ander wordt gefrustreerd. Als de ene partner uit is op wraak, zal mediation nooit gaan werken.

U denkt dat het resultaat afhankelijk is van het geld dat u besteedt

De kosten van een mediator zijn aanzienlijk lager dan die van twee echtscheidingsadvocaten.  Een echtscheiding kan enkele duizenden kosten maar ook 50.000,- of meer. Meer geld betekent echter niet ook een beter resultaat. Een rechter zal immers kijken naar wederzijdse belangen, en die van de kinderen, en niet naar het bedrag dat u over hebt voor de kosten van rechtsbijstand. Het geld dat u met mediation bespaart is een belangrijk motief voor sommigen om het maar eens te proberen.
Weet u niet of mediation gaat werken of niet. Praat eens met een advocaat. Neem contact op met advocaten.nl en stel een vraag of maak een afspraak. Neem contact op met advocaten.nl en stel een vraag.

Einde partneralimentatie indien ex gaat samenwonen

Welke bewijs is nodig voor samenwoning?

Indien bij de echtscheiding een bedrag aan partneralimentatie is vastgesteld, dient dit bedrag (uitzonderingen daargelaten) gedurende een termijn van 12 jaar te worden betaald. In die tijd kan er uiteraard veel veranderen in de situatie van zowel de betalende als de ontvangende partij. Om die reden is het mogelijk, indien de omstandigheden zijn gewijzigd ten opzichte van de situatie op het moment van vaststellen van de alimentatie, een wijzigingsverzoek bij de rechtbank in te dienen. Lees verder “Einde partneralimentatie indien ex gaat samenwonen”

Schade uit onrechtmatige: Gemeenschaps- of privéschuld?

De rechtbank beoordeelt of een schuld die tijdens het huwelijk is ontstaan vanwege onrechtmatig handelen door de man, is aan te merken als gemeenschapsschuld of privéschuld.

De feiten

M en V zijn in 1996 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2010 door echtscheiding is ontbonden. Tijdens het huwelijk hebben eisers obligatieleningen van € 100.000 verstrekt aan de BV van M. Dit bedrag is niet terugbetaald. De BV is tot terugbetaling veroordeeld, maar bood geen verhaal. Om die reden hebben de eisers M tot betaling aangesproken. M is veroordeeld tot terugbetaling en is als bestuurder persoonlijk aansprakelijk geacht voor de door eisers geleden schade. Vervolgens hebben eisers V aansprakelijk gesteld voor 50% van de schuld van M.

Ontstaan schuld

Vast staat dat de vordering van eisers op M is ontstaan in de periode dat M en V nog met elkaar gehuwd waren. Het huwelijk is vóór 1 januari 2012 ontbonden. Om die reden zijn de bepalingen zoals die luidden voor de inwerkingtreding van de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen, van toepassing.

Uitgangspunt

Gedurende het bestaan van de gemeenschap van goederen kan iedere echtgenoot ten laste van de gemeenschap schulden aangaan, maar is alleen de echtgenoot die de schuld is aangegaan voor die schuld aansprakelijk. De schuldeiser kan verhaal zoeken op het gemeenschapsvermogen en op het privévermogen van de echtgenoot die de schuld aanging. Na de ontbinding van de gemeenschap komt daar, op grond van artikel 1:102 BW (oud), voor wat betreft de aansprakelijkheid bij dat iedere echtgenoot voor 50% ook hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de gemeenschapsschulden die door de andere echtgenoot zijn aangegaan. De ontbinding van de huwelijksgemeenschap leidt aldus tot uitbreiding van de aansprakelijkheid van de echtgenoten voor gemeenschapsschulden.

Privéschuld?

V betwist dat zij voor de helft van de schuld van M aansprakelijk is. Volgens haar is geen sprake van een gemeenschapsschuld, maar van een privéschuld. De schuld van M is ontstaan uit hoofde van onrechtmatige daad en is dus een verknochte schuld die niet in de gemeenschap valt. Daarom is zij hiervoor (ook na ontbinding van de huwelijksgemeenschap) niet aansprakelijk.

Verknochte schuld?

Hoofdregel is dat alle schulden in de gemeenschap vallen, ongeacht de vraag of de schuld ten behoeve van de gewone gang van de huishouding is aangegaan. Een uitzondering geldt ten aanzien van schulden die aan een van de echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, slechts in de gemeenschap vallen voor zover de verknochtheid zich hiertegen niet verzet (artikel 1:94 lid 3 BW (oud)). Of een schuld aan een van de echtgenoten verknocht is (en zo ja: in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat de schuld in de gemeenschap valt), is afhankelijk van de aard van de schuld conform de maatschappelijke opvattingen. Maatstaven van redelijkheid en billijkheid kunnen tot gevolg hebben dat wordt afgeweken van gelijke draagplicht van een schuld tussen de echtgenoten onderling. Eisers hebben volgens de rechtbank terecht betoogd dat dit voor de positie van de schuldeiser niet relevant is. Ook in het geval waarin de ene echtgenoot gehouden is om op grond van redelijkheid en billijkheid een schuld geheel te dragen, kan de schuldeiser beide echtgenoten aanspreken op grond van artikel 1:102 BW (oud).

Schuld uit hoofde van onrechtmatige daad verknocht?

Een criterium om de aard van de schuld als zijnde een verknochte schuld aan te merken, kan nergens uit worden afgeleid en is ook (nog) niet door de Hoge Raad gegeven. Volgens de wetsgeschiedenis zijn alleen schulden die gerelateerd zijn aan privégoederen van de echtgenoten te beschouwen als verknochte schulden. De regeling van de verknochtheid van een schuld dient derhalve zeer beperkt te worden uitgelegd. Algemeen wordt aangenomen dat een tijdens het huwelijk ontstane schuld die zijn oorzaak vindt in het onrechtmatig handelen van een der echtgenoten, zonder bijzondere bijkomende omstandigheden, niet als een verknochte schuld kan worden aangemerkt.

In dit licht oordeelt de rechtbank dat de schuld van eisers, ontstaan vanwege onrechtmatig handelen van M als bestuurder van de BV, onvoldoende is om als aan M verknochte schuld te beschouwen. De rechtbank acht hierbij relevant dat de door M als bestuurder verworven inkomsten ten goede zijn gekomen aan de huwelijksgemeenschap. Dat V niet betrokken of werkzaam is geweest bij de BV en niet op de hoogte was van het financiële reilen en zeilen, maakt dit niet anders. Het feit dat de schuld buiten haar medeweten zou zijn ontstaan, leidt niet tot het oordeel dat geen sprake van een gemeenschapsschuld kan zijn.
De stelling van V dat zij vermoedde dat M zich bezighield met zakelijke handelingen waarmee zij zich niet kon verenigen, biedt geen soelaas. Volgens de rechtbank lag het op haar weg om in dat geval gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid zich van aansprakelijkheid voor de door M veroorzaakte schulden te bevrijden door afstand te doen van de gemeenschap. V heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De rechtbank concludeert dat de schuld van M aan eisers ingevolge de hoofdregel van artikel 1:94 lid 1 BW (oud) als een gemeenschapsschuld moet worden aangemerkt, waarvoor V na ontbinding van de gemeenschap voor de helft aansprakelijk is.

Rechtbank Noord-Holland, 10 januari 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:342

bron: SDU

Recht op alimentatie kun je verspelen

Mensen die scheiden van hun partner kunnen beter niet te veel met modder gooien naar hun ex. Dat kan ze namelijk hun partneralimentatie kosten.

Dat blijkt uit een uitspraak van het gerechtshof Den Haag, waarin duidelijke grenzen worden gesteld aan wat ex-partners elkaar mogen aandoen. Het hof bepaalde dat een man zijn ex-vrouw niet langer een onderhoudsbijdrage hoeft te betalen, omdat zij het recht daarop met haar „malicieus gedrag” verspeelde.

In uitzonderlijke gevallen kan worden geconcludeerd dat aan de lotsverbondenheid tussen de gewezen echtgenoten, welke lotsverbondenheid de grondslag vormt van een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 1:157 Burgerlijk Wetboek (BW), een einde is gekomen op de grond dat de één zich zodanig grievend jegens de ander heeft gedragen dat in redelijkheid betaling van partneralimentatie door die ander niet langer gevergd kan worden.  De vrouw maakte onder meer haar kinderen wijs dat ze door hun vader werden mishandeld en liet ze daarvan aangifte doen, en ze bedreigde haar ex twee keer met een mes.

De uitspraak is uitzonderlijk, omdat er volgens de wet een verplichting is om alimentatie te betalen vanwege de ,,lotsverbondenheid” die uit het huwelijk voortvloeit. Die lotsverbondenheid kan worden verbroken

Source: Telegraaf.nl

Steeds meer echtparen scheiden online

De digitale echtscheiding rukt op. Naast commerciële aanbieders heeft nu ook de overheid een website ontwikkeld die echtparen helpt hun huwelijk te beëindigen tegen lage kosten en met zo min mogelijk conflicten. Echtparen regelen al chattend hun scheiding.

Sinds de officiële lancering van de overheidswebsite rechtwijzer.nl/uitelkaar, in november vorig jaar, melden zich wekelijks vijftien à twintig nieuwe stellen die online willen scheiden.  Meer……

Voor online scheiden; Advocaten.nl werkt snel, professioneel en doorzichtig.

vernietiging van een overeengekomen verdeling wegens dwaling

Veel echtscheidingen komen partijen een verdeling overeen die in een document, vaak convenant genoemd, wordt vastgelegd.

Achteraf kan een partij, die inmiddels wordt geconfronteerd met een heel ander leven, menen dat hij of zij welbeschouwd er bekaaid van af is gekomen, en door bijvoorbeeld afstand te hebben gedaan van alles.

Vernietiging van de verdeling

Voor de onvrede die dat meebrengt heeft de wet een correctiemiddel. Artikel 3:196 van het Burgerlijk wetboek bepaalt onder andere:

… een verdeling ook vernietigbaar, wanneer een deelgenoot omtrent de waarde van een of meer der te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld. Wanneer een benadeling voor meer dan een vierde is bewezen, wordt de benadeelde vermoed omtrent de waarde van een of meer der te verdelen goederen en schulden te hebben gedwaald.

Met andere woorden, indien de ex-partners hun handtekening hebben gezet onder een convenant waarin de verdeling is vastgelegd, kan een partij die overeenkomst vernietigen wegens dwaling. Benadeling voor meer dan kwart levert dus een vermoeden van dwaling op. De andere partij moet dan het bewijs te leveren van het tegendeel.

Wat is dwaling

Dwaling betekent in dit geval dat een partij stelt dat, indien hij de werkelijk feiten had gekend of begrepen, hij niet akkoord was gegaan met die verdeling. Hij heeft dan een onjuiste voorstelling van zaken gehad omtrent de waarde van die goederen in die verdeling.
Er zijn verschillende mogelijkheden.

Een partij is voor tenminste 25% benadeeld.

Mits die bewijst dat daadwerkelijk werd benadeeld voor tenminste 25%, kan hij gewoon de vernietiging inroepen. Dat kan door middel van een brief, dagvaarding of deurwaardersexploot.

De andere partij, die is bevoordeeld, dient dan te bewijzen dat er geen sprake is van dwaling. Die moet dan dus bewijzen dat die andere partij willens en wetens met die verdeling akkoord is gegaan, bijvoorbeeld omdat daarvoor een bijzondere reden is genoemd, zoals een dringende reden van moraal en fatsoen.

Een partij kan niet bewijzen dat hij voor tenminste 25% is benadeeld.

In dat geval kan hij ook vernietigen, maar zal hij zelf het bewijs dienen aan te dragen dat hij heeft gedwaald omtrent de verdeling. Dat is in de meeste gevallen geen eenvoudige opgave.

Het is immers niet altijd met terugwerkende kracht vast te stellen dat een partij bij vaststelling van de waarde van goederen een onjuiste voorstelling heeft gehad. Vaak is de waarde van goederen immers niet eenvoudig te bepalen. Dat heeft dus niet in alle gevallen geleid tot succes.

Een beroep doen op dwaling

Bij een beroep op dwaling komt het dus aan op de vraag op partijen bewijs kunnen leveren van hun voorstelling van zaken ten tijde van het sluiten van die overeenkomst. Van belang daarbij zijn onder andere de volgende vragen.

  • Was er voldoende en heldere informatie beschikbaar die partijen konden bergrijpen?
  • Werden zij voorzien van deskundige bijstand?

Daar schort het in veel gevallen aan. Veel convenanten komen tot stand tussen partijen zelf, zonder bijstand van accountants, juristen. Ook mediators hebben niet altijd voldoende kennis om dergelijke problemen te voorkomen. In veel gevallen is daar aan ook geen behoefte, bijvoorbeeld indien de verdeling een zaak van geringe waarde betreft is of slechts één zaak moet worden verdeeld.

Maar ook in geval slechts een zaak moet worden verdeeld, zoals de gemeenschappelijke woning, kan het al fout gaan Soms wordt uitgegaan van een grove schatting van de waarde van de woning, zoals de OZB waarde of worden “spaartegoeden “in de vorm van hypotheekverzekeringen vergeten. Bij complexe verdelingen is een vergissing dus al snel gemaakt.

De regel in artikel art. 3:196 BW maakt het in zo`n geval makkelijk om de verdeling nog eens goed te bezien en, indien partijen niet alsnog komen tot een eerlijke verdeling, de rechter om een beslissing te vragen.

Voor meer informatie over de mogelijkheden doe u in zo1n geval hebt kunt u altijd contact opnemen met Advocaten.nl.