faillissementsprocedure in 2019 efficiënter en transparanter

De Wet modernisering faillissementsprocedure (34.740)maakt onderdeel uit van het programma Herijking Faillissementsrecht >. De huidige faillissementsprocedure dateert namelijk uit 1896.

De wet om de procedure rondom faillissementen efficiënter en transparanter te laten verlopen, treedt, op één bepaling na, op 1 januari 2019 in werking. Dat blijkt uit de bekendmaking van het besluit tot inwerkingtreding in het Staatsblad.
Herijking

De Wet modernisering faillissementsprocedure (34.740)maakt onderdeel uit van het programma Herijking Faillissementsrecht >. De huidige faillissementsprocedure dateert namelijk uit 1896.

Gegevens in insolventieregister

De uitzondering bij de inwerkingtreding van de wet betreft de verplichting om ‘terstond na een uitspraak tot faillietverklaring’ een aantal gegevens in het centrale insolventieregister te plaatsen. Volgens de toelichting bij het besluit zal dit ‘op een later te bepalen tijdstip’ gebeuren. Reden hiervoor is dat de rechtspraak meer tijd nodig heeft om de systemen en de werkprocessen op deze wijziging voor te bereiden. ‘In overleg met de rechtspraak zal voor dit onderdeel een datum van inwerkingtreding worden bepaald,’ aldus de toelichting.
Bron: SC Online en Staatsblad 2018, 348

Dreigend faillissement? Denk aan melding betalingsonmacht

Kan een BV (of stichting, NV of ander rechtspersoon) niet tijdig betalen, dan is het onder strikte voorwaarden mogelijk om uitstel van betaling te krijgen. Het is daarnaast echter ook belangrijk dat een bestuurder tijdig een aparte melding betalingsonmacht moet doen. De bestuurder kan in privé hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor belasting- en premieschulden van zijn BV. Het gaat daarbij vooral om loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekeringwet, omzetbelasting en premies voor het bedrijfspensioenfonds. Aan de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de genoemde schulden kan de bestuurder in de meeste gevallen ontkomen door een tijdige melding betalingsonmacht bij de Belastingdienst en/of het Bedrijfspensioenfonds.

Heeft de bestuurder een rechtsgeldige melding gedaan, dan is hij alleen aansprakelijk als de Belastingdienst aannemelijk weet te maken dat het niet betalen van de belastingen en premies het gevolg is van kennelijk onbehoorlijk bestuur dat aan de bestuurder te wijten is en wel in de periode van drie jaren voorafgaande aan het tijdstip van de rechtsgeldige mededeling van betalingsonmacht.

. . . lees verder op Internet