Belastingplicht stimuleert gebruik Nieuwe Faillissementwet WHOA

De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) wordt steeds vaker gebruikt door Nederlandse ondernemers om faillissement te voorkomen te midden van de druk om coronagerelateerde belastingschulden af te betalen. Deze wet biedt de mogelijkheid tot schuldherstructurering, waarbij de Belastingdienst en andere schuldeisers flexibeler kunnen worden benaderd. De WHOA is met name voordelig voor grotere MKB-bedrijven met substantiële schulden.

De aandrang van de Belastingdienst op terugbetaling van coronagerelateerde schulden zorgt ervoor dat een toenemend aantal ondernemers zich wendt tot een recente wet om faillissement te vermijden. Dit is af te leiden uit data van de Raad voor de Rechtspraak en faillissementsadvocaten. Deze wet, beter bekend als de WHOA, voorkomt dat schuldeisers een afbetalingsplan dwarsbomen en een faillissement kunnen forceren.

De stijgende populariteit van WHOA-procedures toont aan dat vele bedrijven worstelen met het terugbetalen van hun coronaschulden. Uit eerdere data bleek al dat duizenden ondernemingen, getroffen door hogere rentes, loonkosten en inkoopprijzen, nog geen aanvang hebben gemaakt met het aflossen van hun belastingschulden uit de coronaperiode. Volgens het CBS was er in de eerste helft van dit jaar ook een aanzienlijke toename in faillissementen vergeleken met het voorgaande jaar.

Zo startten in 2022 111 bedrijven een WHOA-traject, terwijl in de eerste zeven maanden van dit jaar dit aantal al op 116 stond. Recentelijk werd bekend ook dat discountwinkel Big Bazar de voorbereidingen treft voor het starten van een WHOA-procedure.

Men verwacht deze maand een significante toename in WHOA-zaken. Dit komt door het aflopen van een speciale regeling van de Belastingdienst op 1 oktober. Tot die datum accepteert de fiscus bij een akkoord over schuldsanering eenzelfde percentage van de schuld als andere schuldeisers, waar normaal gesproken de Belastingdienst recht heeft op een dubbel percentage.

Onder de nieuwe wet lijkt de Belastingdienst gemakkelijker mee te werken aan het voorkomen van faillissementen. Volgens ingewijden ziet De Belastingdienst de WHOA als een keurmerk met gerechtelijke toetsing dat de procedure correct is gevolgd.

De Insolad, de vereniging voor insolventierecht-advocaten, is niet verrast door deze trend. Woordvoerder Bentfort van Valkenburg “Door de verplichting om opgebouwde belastingschulden uit de coronaperiode af te lossen, nemen de financiële problemen voor ondernemers toe.” Dit wordt ondersteund door gegevens van kredietverzekeraar Atradius: “Het aantal faillissementen neemt in Nederland sneller toe dan in de rest van de EU”, aldus een woordvoerder.

De WHOA is sinds 1 januari 2021 van kracht. In het eerste jaar werd er 181 keer gebruik van gemaakt, maar in 2022 daalde dit aantal naar 111, mede door een afname in faillissementen. Door de belastingschulden is er dit jaar echter een opleving. Bedrijven zoals sportschoolketen Sportcity, scheepsbouwer IHC en Steinhoff, een Zuid-Afrikaanse woonwinkel volgens Nederlands recht, hebben beroep gedaan op de WHOA. Dit geldt ook voor voetbalclubs ADO Den Haag en VVV Venlo.

De WHOA biedt levensvatbare bedrijven de kans om een ondraaglijke schuldenlast te herstructureren voordat een faillissement plaatsvindt. Als schuldeisers die twee derde van de schuld bezitten akkoord gaan, kan de rechter de overige crediteuren dwingen mee te doen. Partijen kunnen kiezen voor anonimiteit, waardoor de zaak buiten de publiciteit blijft.

Advocaat Vondenhoff merkt op dat de WHOA verschillende categorieën schuldeisers anders laat behandelen. Dit stelt ondernemers in staat om bijvoorbeeld financiers minder of later te betalen dan leveranciers, waardoor het bedrijf operationeel blijft.

Voor schuldeisers betekent dit geen faillissement en dus wordt de betaalregeling niet gebaseerd op de executiewaarde, maar op een hogere reorganisatiewaarde, wat resulteert in een hogere uitkering.

Toch is de WHOA-procedure niet voor alle ondernemers geschikt. Bij eenvoudige zaken met weinig crediteuren lopen de kosten al snel op tot €30.000. Volgens ingewijden is de WHOA vooral interessant voor grotere MKB-bedrijven met een schuld van meer dan €1 miljoen.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten.

Flitskrediet aan ondernemers

De vraag is of zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (mkb’ers) op dit specifieke gebied niet extra wettelijke bescherming moeten krijgen, gelijk aan die van consumenten. Consumenten worden beschermd, omdat zij doorgaans een informatieachterstand hebben en zich in een zwakkere positie bevinden ten opzichte van ondernemers.

Op de kredietmarkt bestaan partijen die reclame maken voor het snel kunnen aanbieden van zogenaamde “flitskredieten” aan ondernemers. Soms brengen deze kredietverstrekkers woekerrentes van 3% per maand plus 20 euro per maand in rekening. Rentepercentages zijn opgebouwd uit de kosten van het krediet, een vergoeding voor het risico dat de kredietverlener draagt en een marge.

Dergelijke kredieten vallen niet onder de wetgeving over consumentenkrediet, met een verplichte waarschuwing («geld lenen kost geld») en met een maximale rente van 12% boven de wettelijke rente per jaar. Indien een financiële onderneming een financiële dienst verleent aan een niet-consument, wordt deze niet beschermd door de regels ter bescherming van consumenten. Personen die handelen in de uitoefening van hun bedrijf of beroep kunnen wel een beroep doen op de algemene bescherming van het vermogensrecht. Schuldeiser en schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 2 Boek 6 Burgerlijk Wetboek).

Beoordeling vaak summier
Men kan zich afvragen of het verantwoord is dat binnen vijf minuten een krediet kan worden afgesloten van 50.000 euro, zonder dat er gevraagd wordt om onderpand, uittreksels, businessplannen of jaarrekeningen. Vaak worden juist bij dergelijke advertenties woekerrentes in rekening gebracht. In de praktijk duurt de beoordeling van een aanvraag vaak langer, omdat gegevens ontbreken of aanbieders aanvullende gegevens vragen om de kredietwaardigheid te beoordelen. Voor zover het gaat om zakelijke kredieten, is het aan de aanbieder om te bepalen welke informatie nodig is en of een aanbieder onderpand vraagt. Wie op een aanbod in gaat, doet er goed aan om zelf goed te bedenken met wie men in zee gaat en welke rente men verschuldigd wordt en welke andere voorwaarden zullen gaan gelden.

MKB Actieplan
Er zijn naar aanleiding van het MKB-actieplan van juni 2018 gedragsregels opgesteld (de Gedragscode Kleinzakelijke Financiering van de Nederlandse Vereniging van Banken) en ook de nieuwe stichting MKB-financiering is bezig met het opstellen van gedragsregels die uiterlijk 1 januari 2019 gereed moeten zijn.

Extra wettelijke bescherming?
De vraag is of zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (mkb’ers) op dit specifieke gebied niet extra wettelijke bescherming moeten krijgen, gelijk aan die van consumenten. Consumenten worden beschermd, omdat zij doorgaans een informatieachterstand hebben en zich in een zwakkere positie bevinden ten opzichte van ondernemers. Van ondernemers wordt meer voorbereiding en kennis verwacht. Er is geen evaluatie voorzien van de Wet Consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening (Stb. 2016, 360). Omdat signalen over ernstige misstanden of grote problemen ontbreken zien de Ministers van Financiën en van Economische Zaken geen aanleiding voor onderzoek, in aanvulling op het MKB-actieplan.

Zelfstandigen en schuldhulp

Wat te doen als je als zelfstandige met je onderneming in zwaar weer terechtkomt en de schulden je zelfs boven het hoofd groeien ? Kan je dan aanspraak maken op een vorm van hulpverlening ? Op grond van de individuele omstandigheden kan wel de toegang tot de schuldhulp worden geweigerd, maar het enkele feit dat sprake is van een onderneming is onvoldoende om geen schuldhulpverlening aan te bieden. Gemeenten vinden soms dat zij ondernemers niet hoeven toe te laten tot schuldhulpverlening omdat het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004) passend en toereikend is. Het Bbz 2004 is een bijzondere bijstandsregeling voor startende en gevestigde zelfstandigen bedoeld als tijdelijk sociaal vangnet.

Toets van levensvatbaarheid

Als een zelfstandige met schulden bij de gemeente voor hulp aanklopt, stelt de gemeente in het kader van het Bbz eerst vast of die schulden de continuïteit van het bedrijf bedreigen en of het bedrijf nog levensvatbaar is. Als het bedrijf levensvatbaar is, maar door schulden in de problemen is gekomen, kan de gemeente de Bbz-regeling inzetten, bijvoorbeeld door een lening voor herfinanciering te verstrekken. Kern van de regeling is dat het bedrijf van de gevestigde zelfstandige of het op te starten bedrijf levensvatbaar moet zijn. Als het inzetten van het Bbz niet tot de mogelijkheden behoort, komt de schuldhulpverlening door de gemeente in beeld. Dan bestaan verschillende vormen van dienstverlening, opdat de zelfstandige op termijn zijn financiën weer verantwoord zelf ter hand kan nemen, bijvoorbeeld stabilisatie, budgetadvies/-beheer of het treffen van een schuldregeling met schuldeisers. Als het gaat om het treffen van een schuldregeling mag van de schuldenaar worden verwacht dat hij geen nieuwe schulden maakt en dat hij een (in zekere mate) stabiel inkomen heeft waarmee hij een deel van zijn schulden kan aflossen. Voor mensen met een onderneming kan het lastig zijn aan deze voorwaarden te voldoen.

Cijfers stoppende zelfstandigen en schuldhulp aan ondernemers

De Staatssecretaris heeft geen cijfers beschikbaar omtrent het aantal (voormalige) zelfstandigen dat – om aanspraak te maken op gemeentelijke schuldhulpverlening – is gedwongen te stoppen met zijn of haar bedrijf, en welk deel van hen vervolgens aan de slag kon gaan als werknemer in loondienst. Deze gegevens worden voor de gemeentelijke schuldhulp niet op landelijk niveau geregistreerd. Binnen de wettelijke schuldsaneringsprocedure (het mogelijke vervolgtraject bij de rechtbank) vindt wel registratie plaats van het aantal (ex-) ondernemers. In gemiddeld 20% van de schuldsaneringsprocedures gaat het om een (ex-) ondernemer (circa 1600 gevallen). Het overgrote merendeel hiervan moest de onderneming beëindigen en is als werknemer in loondienst aan de slag gegaan. De mediane schuldenlast bij (ex)ondernemers in 2016 bedroeg: € 97.783.

Gedwongen stopzetting onderneming en arbeidsparticipatie

De gemeentelijke schuldhulpverlening is erop gericht om samen met de schuldenaar een oplossing te vinden, via gezamenlijke inspanningen om de (arbeids)participatie van de schuldenaar te behouden of te verhogen. Iemand verplichten om een onderneming, indien deze rendeert, stop te zetten, staat hier haaks op. Sommige ondernemingen vragen echter om voortdurende investeringen. Het tegelijk maken van schulden, in de vorm van investeringen in het bedrijf, staat op gespannen voet met de belangen van de schuldeisers, die later in een schuldsanering mogelijk een (aanzienlijk) deel van hun vordering zien kwijtgescholden. Als het de aard van de onderneming / de conjunctuur in de branche is (of de schuldenaar als leidinggevende !) die de oorzaak is van de problematische schuldensituatie, dan is een voortzetting ook een continuering van het ontstaan van (meer) schulden. In die situatie kan het redelijk zijn dat de schuldhulp stopzetting van de bedrijfsactiviteiten verlangt, indien de onderneming niet rendeert. Ook budgetcoaching is een vorm van schuldhulp. Het Bbz biedt voor een deel van de zelfstandigen – bij levensvatbaarheid van de onderneming – dus een passende oplossing. Een ander deel zal meer geholpen zijn met de reguliere dienstverlening in de schuldhulpverlening. Het is in de ogen van de Staatssecretaris aan de gemeenten om hierin een beslissing te nemen.

Bron: Actuele Artikelen                    

Mkb’er moet juridische zaken beter regelen

Zeker 82% van de bedrijven, en dan met name in het mkb, heeft juridisch gezien z’n zaken niet op orde. Domeinnamen, handelsnamen en merknamen zijn vaak niet juist geregistreerd of gestructureerd en veel bedrijven hebben hun intellectueel eigendom niet goed afgeschermd.

Dit blijkt uit onderzoek van LegalMatters.com.
Zo blijken veel bedrijven bijvoorbeeld hun domeinnaam niet te hebben geregistreerd op de juiste persoon. Soms staat deze nog op naam van de oprichter of op de naam van degene die de website heeft gemaakt.

Risico

Met name jonge bedrijven vergeten vaak hun intellectueel eigendom over te dragen, wanneer ze van eenmanszaak in een bv veranderen. ,,Dit is een groot risico als er claims plaatsvinden, omdat je dan privé aansprakelijk wordt gesteld’’, aldus Piet-Hein Boekel, van LegalMatters.com. Domeinnamen kunnen beter worden overgedragen naar een aparte holding of bv waar geen risico in zit. Mocht er sprake zijn van een faillissement, dan blijven de domeinnamen en intellectuele eigendomsrechten buiten schot.

Ervandoor

Bij bijna de helft van de bedrijven is de merknaam niet geregistreerd. Ook bij handelsnamen is dit vaak het geval en zonder merkregistratie is een merk niet beschermd. Boelen: ,,We zien dat er steeds vaker ‘trademark grabbers’ actief zijn in Europa, zoals dat vroeger ging met domeinnamen. De kans bestaat dan dat iemand anders er met je merk vandoor gaat.” Dit is niet alleen zonde van alle tijd en geld voor de marketing die erin is gaan zitten, ook is een merk geld waard.

bron: de telegraaf

Wetgeving frustreert ZZP’er

Zolang de overheid de administratieve lastendruk en complexe wetgeving voor werkgevers niet aanpakt, blijven bedrijven terughoudend met nieuw personeel. De complexiteit van werkgeverschap is ook voor ZZP’ers een doorn in het oog. Ruim 42 procent van de zelfstandigen overweegt namelijk alsnog mensen in dienst te nemen, als de overheid het werkgeverschap vereenvoudigt. Omdat er bijna 1 miljoen éénpitters in Nederland actief zijn, blijft nu een goede kans voor aanzienlijke banengroei onbenut.

Dat blijkt uit een onderzoek van Please Payrolling onder 532 ondernemers, uitgevoerd door MKB-platform BC.nl. Doel van het onderzoek was in kaart te brengen wat volgens bedrijven de grootste uitdagingen zijn van het werkgeverschap.

Bij te benen
De steeds veranderende wetgeving blijkt voor veel (kleine) ondernemers zonder specialist in dienst, moeilijk om bij te benen. De voor werkgevers belangrijke wijzigingen rond de Wet werk en zekerheid (WWZ) blijken bij veel respondenten niet bekend. Maar liefst 57 procent geeft aan de wet wel bij naam te kennen, maar dat de precieze inhoud onbekend is. Bijna 8 procent heeft zelfs nog nooit van de WWZ gehoord. In deze wet is onder meer het nieuwe ontslagrecht geregeld. Het eerste deel van de wet werd 1 januari 2015 van kracht. Deel twee volgt al 1 juli aanstaande.

Eénpitters
Door het enorme aantal éénpitters zonder personeel, heeft deze groep ondernemers veel invloed op de arbeidsmarkt. Ze vormen door hun flexibiliteit vaak een interessant alternatief voor mensen met een vast dienstverband. Bijvoorbeeld als flexibele schil die bedrijven kunnen afstemmen op de economische conjunctuur.

Erg opvallend is vooral dat ruim 42 procent van de zelfstandigen overweegt alsnog werkgever te worden, als de overheid de wetgeving en personeelsadministratie voor kleine ondernemers makkelijker maakt. Indien een deel van deze zelfstandigen daadwerkelijk personeel in dienst neemt, zou dat de werkgelegenheid een aanzienlijke impuls geven. Met tienduizenden en uiteindelijk misschien wel honderdduizenden nieuwe banen als resultaat.

Bron: De Ondernemer

MKB-Nederland wil af van doorbetalen loon bij ziekte

MKB-Nederland wil af van doorbetalen loon bij ziekte

Het verplicht doorbetalen van loon bij ziekteverzuim gedurende twee jaar moet worden afgeschaft voor bedrijven met minder dan 250 werknemers. Dit punt staat met afstand bovenaan een actieprogramma voor doorgroei van het midden- en kleinbedrijf, dat MKB-Nederland vandaag presenteert.

MKB-voorzitter Michaël van Straalen noemt de randvoorwaarden voor ondernemerschap in Nederland `beslist niet optimaal`. Hij pleit voor een meer evenwichtigere verdeling tussen werkgevers en werknemers voor risico`s en verantwoordelijkheden binnen de bedrijven. Andere hoofdpunten in het programma zijn een betere toegang tot financiering voor het mkb en minder regeldruk vanuit de overheden. `De crisis ligt achter ons, maar de groei zet niet door. Het mkb moet die groei realiseren en daarvoor moet nu worden doorgepakt, zo vindt Van Straalen.

Nederland telt zo`n 1,3 miljoen ondernemers en ruim 360.0000 bedrijven met personeel in dienst. Het zwakke punt van de Nederlandse economie is dat kleinere bedrijven onvoldoende doorgroeien. De banengroei moet echter wel van die kleine bedrijven komen, aldus Van Straalen.

lees verder . . .

wet bestuur en toezicht – nieuwe regeling tegenstrijdig belang

Onrustige tijden voor BV’s; nieuwe regeling tegenstrijdig belang

De onrustige tijden uit het eerste deel van de titel wijst niet op de economische realiteit. Die is vandaag de dag veelal uitdagend, om het voorzichtig uit te drukken. De onrustigheid zit momenteel ook in de regelgeving. Op 1 oktober 2012 is nieuwe wetgeving met betrekking tot de Flex BV in werking getreden en nu is er alweer nieuwe wetgeving met betrekking tot de BV. Op 1 januari 2013 is namelijk de Wet bestuur en toezicht in werking getreden.

Gelukkig brengt de wet voor de gemiddelde MKB ondernemer niet veel belangrijke veranderingen met zich mee. De meeste wijzigingen zien op grote BV’s en (beursgenoteerde) NV’s met regelgeving over bestuursmodellen, het stimuleren van diversiteit onder bestuurders en toezichthouders en een maximering van het aantal toezichthoudende functies dat een persoon mag hebben.

Op één punt is de wetswijziging wel van belang en dat is de nieuwe regeling tegenstrijdig belang. Onder de oude regels gold dat de bestuurder van een BV met een persoonlijk tegenstrijdig belang in beginsel onbevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen (tenzij het tegenstrijdig belang in de statuten is ‘weggeschreven’). In de Wet bestuur en toezicht wordt deze aanpak verlaten en heeft een dergelijk tegenstrijdig belang in beginsel slechts gevolgen voor de interne besluitvorming van de vennootschap. De nieuwe regeling verbiedt een bestuurder en een commissaris deel te nemen aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen en als die er niet is door de aandeelhoudersvergadering.

Rechtshandelingen van vóór de inwerkingtreding van de Wet, worden ook daarna nog beoordeeld aan de hand van de oude regeling. Indien dergelijke rechtshandelingen zijn verricht door een bestuurder met een tegenstrijdig belang, kunnen zij ook na inwerkingtreding van de Wet worden bekrachtigd door een aanwijzingsbesluit van de aandeelhoudersvergadering. Op statutaire bepalingen die inhouden dat de vennootschap in gevallen van tegenstrijdig belang wordt vertegenwoordigd door anderen dan bestuurders, kan na inwerkingtreding van de Wet geen beroep meer worden gedaan. Toch kan er enige onduidelijkheid ontstaan met betrekking tot de regeling van de bevoegdheden, bijvoorbeeld ook indien er in een aandeelhoudersovereenkomst van de oude en nieuwe wetgeving afwijkende afspraken zijn gemaakt. Het is dus zaak bij een periodieke update van de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst hier naar te kijken en voor zover nodig aan te passen aan de nieuwe regels. Op dus naar de APK-keuring voor BV’s!