Vruchtgebruik en Blote Eigendom in het Erfrecht

In het erfrecht zorgt het vruchtgebruik van een woning, waarbij de langstlevende partner het recht behoudt om de woning te gebruiken, regelmatig voor conflicten met de blote eigenaars, vaak kinderen uit eerdere relaties. Geschillen ontstaan als de langstlevende partner en de kinderen verschillende belangen hebben in het beheer of verkoop van de woning. Dit artikel biedt een diepgaand overzicht van de juridische rechten, plichten en valkuilen rondom vruchtgebruik en blote eigendom, en geeft inzicht in oplossingen om deze vaak emotionele conflicten op te lossen.

In het Nederlandse erfrecht is de regeling van vruchtgebruik en blote eigendom een complexe en vaak gevoelig liggende kwestie die geregeld leidt tot geschillen. Vooral als er sprake is van een langstlevende partner en kinderen uit een eerdere relatie, kunnen er uiteenlopende belangen zijn. Dit artikel bespreekt wat vruchtgebruik en blote eigendom precies inhouden, de rechten en plichten van de betrokken partijen, en biedt inzicht in juridische stappen die erfgenamen en vruchtgebruikers kunnen ondernemen om problemen te voorkomen of op te lossen.

Wat Zijn Vruchtgebruik en Blote Eigendom?

Vruchtgebruik is een juridisch recht dat aan een persoon, de vruchtgebruiker, het recht geeft om een goed te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten, zonder dat deze persoon de volledige eigenaar is van het goed. Het goed, in dit geval vaak een woning, blijft juridisch eigendom van de blote eigenaar. De blote eigendom ligt meestal bij de erfgenamen, vaak kinderen, terwijl de langstlevende partner of een andere persoon als vruchtgebruiker wordt aangewezen.

Wettelijke Basis en Praktische Situatie

Wanneer een persoon overlijdt en een partner achterlaat, kan het vruchtgebruik bij testament worden bepaald. In veel gevallen wordt het vruchtgebruik van de woning aan de langstlevende partner toebedeeld. Dit geeft de langstlevende partner het recht om de woning te blijven bewonen of te verhuren, terwijl de kinderen blote eigenaar worden en later, na het overlijden van de langstlevende, volledige eigenaar.

Het Testament en Vruchtgebruik

Vaak legt een testament vast wie het vruchtgebruik krijgt en onder welke voorwaarden. Hierin wordt het recht van de vruchtgebruiker meestal goed omschreven, maar ondanks deze beschrijvingen kunnen er toch conflicten ontstaan. Bijvoorbeeld wanneer de langstlevende partner bepaalde investeringen wil doen in de woning die de blote eigenaren niet nodig of zelfs ongewenst vinden. Dit leidt tot spanningen, vooral wanneer de kinderen uit een eerdere relatie de blote eigenaars zijn en het idee hebben dat hun belang wordt geschaad.

Veelvoorkomende Geschillen bij Vruchtgebruik en Blote Eigendom

Conflicten ontstaan vaak door verschillende opvattingen over het beheer, onderhoud en de eventuele verkoop van de woning. Hieronder worden enkele veelvoorkomende geschillen besproken.

  1. Onderhoud en Verbouwingen
    Een vaak terugkerend conflict betreft de vraag wie verantwoordelijk is voor het onderhoud van de woning en of er verbouwingen nodig zijn. De langstlevende partner als vruchtgebruiker heeft baat bij een comfortabel en goed onderhouden huis, terwijl de kinderen als blote eigenaars er belang bij hebben dat de waarde van de woning niet onnodig vermindert. Volgens de wettelijke regels draagt de vruchtgebruiker gewoonlijk de onderhoudskosten, maar grotere renovaties of verbouwingen kunnen op de blote eigenaar aankomen.
  2. Verhuur van de Woning
    In bepaalde situaties kan de vruchtgebruiker besluiten om de woning te verhuren, bijvoorbeeld wanneer hij of zij zelf niet langer in de woning kan wonen. Hoewel de vruchtgebruiker dit recht heeft, kan dit tot conflicten leiden met de blote eigenaars die mogelijk geen belang hebben bij verhuur en de voorkeur geven aan verkoop. De verhuur kan bovendien invloed hebben op de uiteindelijke verkoopwaarde van de woning, wat voor de blote eigenaars een probleem kan vormen.
  3. Verkoop van de Woning
    Een ander veelvoorkomend geschil is de verkoop van de woning. De vruchtgebruiker kan hier niet zonder meer toe overgaan zonder toestemming van de blote eigenaars. Tegelijkertijd kunnen de blote eigenaars, vaak de kinderen uit een eerdere relatie, de woning evenmin verkopen zolang het vruchtgebruik nog loopt. In sommige gevallen kan dit een patstelling veroorzaken, vooral als de erfgenamen de voorkeur geven aan een snelle liquidatie van het erfdeel.
  4. De Wens om de Woning te Gebruiken door Kinderen
    De blote eigenaars hebben formeel geen recht om de woning te betreden of te gebruiken zolang het vruchtgebruik bestaat. Toch kan er emotionele druk ontstaan wanneer kinderen de wens hebben om bijvoorbeeld in het ouderlijk huis te wonen. Als de langstlevende partner vruchtgebruiker is en niet van plan is de woning te verlaten, kan dit leiden tot spanningen en onenigheid binnen de familie.

Juridische Oplossingen en Preventieve Maatregelen

Er bestaan verschillende juridische en preventieve maatregelen die kunnen helpen om geschillen over vruchtgebruik en blote eigendom op te lossen of te voorkomen.

  1. Heldere Testamentaire Bepalingen
    Het is mogelijk om in het testament duidelijke afspraken te maken over het vruchtgebruik en de verplichtingen van de vruchtgebruiker. Door een gedetailleerde beschrijving te geven van wat het vruchtgebruik inhoudt en welke beperkingen er zijn, kunnen toekomstige geschillen worden geminimaliseerd.
  2. Afkoopregeling Vruchtgebruik
    In sommige gevallen kunnen de partijen overeenkomen om het vruchtgebruik af te kopen. Dit betekent dat de blote eigenaars een vergoeding betalen aan de vruchtgebruiker, zodat het vruchtgebruik eindigt en de woning kan worden verkocht of anderszins kan worden beheerd zonder verdere conflicten.
  3. Mediation
    Bij conflicten tussen erfgenamen en de vruchtgebruiker kan een mediator helpen om tot een gezamenlijke oplossing te komen. Een mediator zorgt ervoor dat beide partijen hun standpunten kunnen delen en kan bijdragen aan een compromis, wat vaak sneller en minder kostbaar is dan een juridische procedure.
  4. Rechterlijke Bemiddeling
    Als mediation niet slaagt, kunnen erfgenamen en vruchtgebruikers hun zaak aan de rechter voorleggen. De rechter kan dan beslissen over het voortzetten of beëindigen van het vruchtgebruik. Hoewel dit vaak een laatste redmiddel is, kan een rechterlijke uitspraak helpen om geschillen definitief op te lossen.
  5. Overeenkomst tussen Vruchtgebruiker en Blote Eigenaars
    Een vruchtgebruikovereenkomst tussen de erfgenamen en de vruchtgebruiker kan vooraf worden opgesteld. Hierin kunnen afspraken worden vastgelegd over onderhoudskosten, verhuur, en andere zaken die vaak tot conflicten leiden. Deze overeenkomst kan dienen als basis voor de rechten en plichten van de betrokkenen en kan voorkomen dat er in de toekomst onenigheid ontstaat.

Conclusie

Vruchtgebruik en blote eigendom zijn essentiële onderdelen van het Nederlandse erfrecht, maar leiden vaak tot complexe en emotionele conflicten, vooral in samengestelde gezinnen. Door een duidelijk testament, het maken van vruchtgebruikovereenkomsten, en het inzetten van mediation of rechterlijke bemiddeling kunnen deze geschillen beter worden beheerd. Het is van belang dat erfgenamen en vruchtgebruikers zich bewust zijn van hun rechten en plichten, en tijdig juridische hulp inschakelen om escalatie te voorkomen.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel dan vrijblijvend een vraag via advocaten.nl of bel met 0900-advocaten

Onterving van kinderen en de legitieme portie: De juridische uitdagingen bij onterving

Onterving van kinderen is een gevoelig onderwerp dat vaak tot juridische conflicten binnen families leidt. Hoewel ouders de vrijheid hebben om een kind te onterven, beschermt de wet onterfde kinderen door hen recht te geven op de legitieme portie. Dit artikel bespreekt de juridische aspecten van onterving en de mogelijkheden die kinderen hebben om hun legitieme deel op te eisen.

Het onterven van kinderen is een van de meest controversiële en emotionele onderwerpen binnen het erfrecht. Hoewel ouders in Nederland de vrijheid hebben om hun bezittingen naar wens na te laten, hebben kinderen die onterfd worden nog steeds recht op een deel van de nalatenschap. Dit deel staat bekend als de legitieme portie en is bedoeld om kinderen te beschermen tegen volledige onterving.

In dit artikel behandelen we de juridische aspecten van onterving, de legitieme portie, en de conflicten die vaak ontstaan rondom deze kwesties. We bespreken ook de stappen die onterfde kinderen kunnen nemen om hun rechtmatige deel van de erfenis op te eisen en welke juridische procedures daarbij een rol spelen.

1. Wat betekent onterving?

Onterving is het proces waarbij een ouder expliciet in een testament vastlegt dat een kind geen aanspraak kan maken op een deel van de erfenis. Dit gebeurt meestal als gevolg van persoonlijke conflicten of omdat de ouder ervoor kiest om het vermogen aan anderen na te laten, zoals de partner, vrienden of een goed doel. Hoewel ouders het recht hebben om een kind in een testament te onterven, zijn er wettelijke beperkingen.

In Nederland kunnen ouders hun kinderen namelijk niet volledig onterven. De wet beschermt kinderen door hen altijd recht te geven op een minimumaandeel van de erfenis, ook wel de legitieme portie genoemd​.

2. De legitieme portie: bescherming tegen volledige onterving

De legitieme portie is het wettelijke recht van een kind op een deel van de nalatenschap van een ouder, zelfs wanneer het kind in het testament is onterfd. Dit recht kan door het kind worden opgeëist, maar het kind ontvangt geen goederen of specifieke bezittingen, zoals in het geval van erfgenamen die niet zijn onterfd. De legitieme portie is namelijk altijd een vordering in geld​.

De hoogte van de legitieme portie is vastgesteld op de helft van wat het kind zou hebben gekregen indien er geen testament was opgesteld. Dit betekent dat als de ouder zonder testament zou zijn overleden, het kind normaal gesproken recht zou hebben op een gelijk deel met andere erfgenamen. Bij onterving wordt dat recht verminderd tot de helft van dat oorspronkelijke erfdeel.

Voorbeeld:

Als een ouder twee kinderen heeft en één daarvan onterft, dan zou elk kind zonder testament recht hebben gehad op 50% van de nalatenschap. De legitieme portie van het onterfde kind bedraagt dan 25% van de nalatenschap, oftewel de helft van zijn oorspronkelijke erfdeel​.

3. Hoe kan de legitieme portie worden opgeëist?

Wanneer een kind onterfd is, kan het binnen vijf jaar na het overlijden van de ouder aanspraak maken op de legitieme portie. Dit gebeurt door een formeel verzoek in te dienen bij de executeur van de nalatenschap of bij de overige erfgenamen. Als de erfgenamen niet bereid zijn om de legitieme portie uit te betalen, kan het onterfde kind naar de rechter stappen om zijn of haar recht te claimen​.

Het is belangrijk dat het onterfde kind tijdig actie onderneemt, omdat het recht op de legitieme portie kan verjaren na de termijn van vijf jaar. De verjaringstermijn begint te lopen op de dag van het overlijden van de ouder.

4. Conflicten rondom de legitieme portie

De toewijzing van de legitieme portie leidt vaak tot conflicten tussen de onterfde kinderen en de overige erfgenamen. Dit kan verschillende oorzaken hebben:

  • Emotionele spanningen: Onterving wordt vaak gezien als een afwijzing, wat emotionele wonden kan veroorzaken en tot ruzies kan leiden tussen de erfgenamen.
  • Verschillen in interpretatie van het testament: Onterfde kinderen en overige erfgenamen kunnen het oneens zijn over de interpretatie van de bepalingen in het testament, vooral wanneer het onduidelijk is hoe de nalatenschap verdeeld moet worden.
  • Geschillen over de waarde van de nalatenschap: De legitieme portie is een geldvordering die gebaseerd is op de waarde van de nalatenschap. Het vaststellen van deze waarde kan ingewikkeld zijn, vooral wanneer de nalatenschap bestaat uit onroerend goed of andere bezittingen waarvan de waarde moeilijk te bepalen is.

5. Uitsluiting van de legitieme portie in een testament

Hoewel ouders hun kinderen niet volledig kunnen onterven, kunnen zij in sommige gevallen de legitieme portie beperken of zelfs uitsluiten via een testament. Dit kan echter alleen in zeer specifieke situaties, zoals wanneer het kind zich ernstig heeft misdragen ten opzichte van de ouder of familieleden.

De mogelijkheden om de legitieme portie te beperken zijn echter zeer beperkt, en de rechter zal bij een geschil zorgvuldig beoordelen of er voldoende grond is om het kind het recht op de legitieme portie te ontzeggen.

6. Het belang van mediation bij erfrechtelijke conflicten

Conflicten rondom onterving en de legitieme portie kunnen langdurige juridische procedures tot gevolg hebben. Het inschakelen van een mediator kan helpen om de communicatie tussen de erfgenamen te verbeteren en tot een oplossing te komen zonder dat een rechterlijke procedure nodig is. Mediation kan bijdragen aan een oplossing die voor alle partijen acceptabel is, zonder de emotionele belasting die een juridische strijd vaak met zich meebrengt.

7. Juridische stappen bij onenigheid

Als mediation niet slaagt of als de erfgenamen niet bereid zijn om de legitieme portie te betalen, kan het onterfde kind naar de rechter stappen om zijn recht te claimen. Dit gebeurt door middel van een civiele procedure waarin de rechter bepaalt hoe de nalatenschap moet worden verdeeld en of het kind recht heeft op de legitieme portie.

De rechter zal de waarde van de nalatenschap beoordelen en bepalen hoeveel het onterfde kind toekomt. Daarnaast kan de rechter de overige erfgenamen verplichten om het kind uit te betalen. In sommige gevallen kan de rechter ook beslissen over andere aspecten van de nalatenschap, zoals de verdeling van onroerende goederen​.

8. Wat zijn de gevolgen van het niet uitkeren van de legitieme portie?

Als de erfgenamen weigeren om de legitieme portie uit te keren, kan dit leiden tot juridische sancties. De rechter kan een dwangsom opleggen om de erfgenamen te dwingen tot betaling. In ernstige gevallen kan de nalatenschap zelfs in vereffening worden gesteld, wat betekent dat een externe vereffenaar wordt aangesteld om de bezittingen van de overledene te verdelen​.

Conclusie

Onterving van kinderen is een complex juridisch proces dat vaak tot conflicten leidt binnen families. Hoewel ouders het recht hebben om hun kinderen te onterven, kunnen deze kinderen nog steeds aanspraak maken op de legitieme portie, een geldvordering die hen beschermt tegen volledige onterving. Door tijdig juridische stappen te ondernemen en, waar mogelijk, mediation in te schakelen, kunnen erfgenamen en onterfde kinderen de verdeling van de nalatenschap op een rechtvaardige en efficiënte manier afhandelen.

Heeft u te maken met een onterving of een geschil over de legitieme portie? Neem dan contact op met een info@advocaten.nl om uw rechten te beschermen en de nalatenschap op de juiste manier af te handelen. U kunt ook bellen met 0900-advocaten voor meer informatie, of een formulier invullen op advocaten.nl.

Hoe wordt een legitieme portie berekend?

Het Nederlandse erfrecht verleent kinderen het recht op een legitieme portie, zelfs als ze zijn onterfd. Deze portie wordt berekend op basis van de legitimaire massa en het erfdeel volgens het versterferfrecht. De legitieme portie is een financiële vordering en kan pas na 6 maanden na het overlijden worden opgeëist. Het recht hierop moet binnen 5 jaar na het overlijden worden geclaimd, en er bestaat recht op inzage in de berekeningen en documenten

In de Nederlandse erfrechtelijke context is het niet mogelijk om uw kinderen volledig te onterven, terwijl u via een testament wel kunt bepalen dat uw partner of echtgenoot geen aanspraak maakt op de nalatenschap. Maar wat houdt precies een legitieme portie in en hoe wordt deze berekend?

De legitieme portie, ook bekend als het kindsdeel, vertegenwoordigt het deel van de erfenis dat kinderen volgens de wet altijd toekomt. Anders dan een onterfde partner of echtgenoot, heeft een kind dus altijd recht op een deel van de erfenis.

Voor een goed begrip volgen hierna enkele begrippen die van belang zijn. Een afstammeling is een kind van de overledene. Een legitimaris is een afstammeling die aanspraak kan maken op een legitieme portie. De legitimaire massa is het saldo waaruit de legitieme portie wordt berekend. Het versterferfrecht is van toepassing wanneer er geen testament is opgesteld.

Berekening legitieme portie

Wanneer een ouder een kind heeft onterfd, dient de legitieme portie te worden berekend. Het resulterende bedrag uit deze berekening is het enige dat het kind zal ontvangen. De wet voorziet in een eenvoudige formule voor de berekening van de legitieme portie: Legitieme portie = [legitimaire massa] x [erfdeel volgens versterferfrecht x 1/2].

Berekening van de legitimaire massa

Om de legitieme portie te kunnen bepalen, moet eerst de legitimaire massa worden vastgesteld. Hierbij wordt de waarde van de bezittingen van de nalatenschap op het moment van overlijden verminderd met de schulden van de nalatenschap. Niet alle schulden van de nalatenschap worden echter meegeteld, zoals de kosten van de executeur en schulden uit legaten.

Na deze berekening moeten eventuele giften die tijdens het leven zijn gedaan, worden beoordeeld. Niet alle giften komen in aanmerking voor berekening; giften aan de echtgenoot tellen bijvoorbeeld niet mee, maar giften aan een kind wel. De relevante giften worden opgeteld bij het saldo van de waarde van de bezittingen minus de waarde van de schulden.

Eenmaal vastgesteld wat de legitimaire massa is, kan de legitieme portie worden berekend.

Legitieme portie is een geldvordering

De legitieme portie is een financiële vordering, wat betekent dat de legitimaris geen recht heeft op fysieke eigendommen zoals kostbare schilderijen, een antieke stoel of de auto van de overledene. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de erfgenamen om deze geldvordering uit te keren, of van de executeur als die is aangesteld.

Wanneer is de legitieme portie opeisbaar?

De legitieme portie kan pas 6 maanden na het overlijden worden opgeëist. In een testament kan worden bepaald dat deze vordering pas opeisbaar is na het overlijden van de langstlevende ouder. Om aanspraak te maken op de legitieme portie, moet de legitimaris binnen 5 jaar na het overlijden verklaren dat hij of zij deze wenst te ontvangen. Deze termijn kan niet worden verlengd. Als de verklaring te laat komt, vervalt het recht op de legitieme portie. De 5-jaarstermijn kan worden ingekort door de legitimaris te verzoeken binnen een redelijke termijn aan te geven of hij of zij aanspraak wil maken op de legitieme portie. Indien er binnen deze termijn geen bevestiging komt, vervalt het recht op uitbetaling.

Recht op inzage

Het is niet altijd eenvoudig om de hoogte van de legitieme portie nauwkeurig te berekenen, en soms kan het lastig zijn om de berekening te verifiëren. Daarom bepaalt de wet dat er recht bestaat op inzage en een afschrift van alle documenten die nodig zijn om de berekening te kunnen maken, zoals bankafschriften, belastingaangiftes en taxatierapporten.

Hulp nodig bij de berekening van een legitieme portie of vragen over het recht op uitbetaling ervan? Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel dan uw vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Schenking En Inbrengplicht Bij Erfenis

Ouders die tijdens hun leven een schenking doen aan één van hun kinderen, bevoordelen hiermee dat kind boven andere kinderen. Die bevoordeling werd vóór 2003 automatisch ongedaan gemaakt door de inbrengplicht, na 2003 dient dit bij de schenking schriftelijk te worden bedongen. De inbrengplicht betekent dat de schenking wordt verrekend met het later te bepalen erfdeel. Hiermee voorkomt men dat een erfgenaam ten opzichte van de ander wordt bevoordeeld. Enkele haken en ogen leest u hieronder.

Vóór 1 januari 2003: Automatisch inbrengplicht tenzij

Het erfrecht gold tot 1 januari 2003 bepaalt dat wat een kind bij leven werd geschonken door een ouder in mindering komt van zijn erfdeel na het overlijden van die ouder. Door de verrekening van de waarde van de schenking met het erfdeel wordt dan bereikt dat elke erfgenaam een gelijk deel ontving; Door de schenking bij leven te beschouwen als een voorschot op de erfenis, konden erfgenamen niet bevoordeeld worden voor andere erfgenamen.
Er was een uitzondering die de ouder zelf bepaalde. Bij de akte van schenking of nadien in het testament kon het kind worden vrijgesteld van inbrengplicht.

Na 1 januari 2003: geen inbrengplicht tenzij

Na 1 januari 2003 geldt de omgekeerde regel; De hier bedoelde schenking aan die erfgenaam hoeft niet te worden ingebracht in de nalatenschap van de ouder, behalve als de ouder dat in de schenkingsakte uitdrukkelijke bepaalde. Overigens kan bij testament alsnog worden bepaald dat een schenking niet hoeft worden ingebracht. Het omgekeerde kan echter weer niet. Is bij de schenking bepaald dat deze niet hoeft te worden ingebracht, dan kan niet bij testament alsnog die inbrengplicht in het leven worden geroepen.

Voorbeeld

Stel als voorbeeld een ouder met 2 kinderen, die één kind 250.000,- schenkt voor de aankoop van een woning. Het andere kind ontvangt niets. Indien bij deze schenking niet wordt bepaald dat deze schenking dient te worden ingebracht in de nalatenschap bij het overlijden van de ouder, dan wordt dit kind volgens de huidige regels bevoordeeld met € 250.000,-
Wordt evenwel bij de schriftelijke vastlegging van de schenking bepaald dat het kind een inbrengplicht heeft, dan wordt deze schenking bij de vaststelling van het kindsdeel verrekend met het erfdeel. Aldus dient voor de vaststelling van de nalatenschap eerst het bedrag van de schenking “fictief” te worden ingebracht, zodat de omvang van de nalatenschap wordt vermeerderd met € 250.000,-. Stel dat de ouder € 250.000,- nalaat, dan wordt deze fictief vermeerderd met € 250.000,-, zodat € 500.000,- (de omvang van de nalatenschap na de fictieve inbreng) ter verdeling overblijft. Elk kind ontvang € 250.000,-. Het erfdeel van het kind die de schenking ontving wordt verrekend met de waarde van die schenking. Dit kind ontvangt dus bij de verdeling van de de nalatenschap niets. € 250.000,- wordt toegescheiden aan het andere kind.

De waardebepaling van de schenking

Soms zitten er decennia tussen de schenking en het openvallen van de nalatenschap. Schenkingen verricht voor 1 januari 2003 worden in mindering gebracht op het erfdeel, tenzij bij akte of bij testament anders is bepaald. Hoewel de wet na 2003 is veranderd, dienen schenkingen die zijn gedaan onder het oude recht van vóór 2003 nog steeds te worden ingebracht, tenzij het testament anders bepaald.

De waarde van een schenking die fictief dient te worden ingebracht is doorgaans de waarde ten tijde van de prestatie.
Er zijn uitzonderingen op deze hoofdregel opgenomen in de wet: artikel 4:66 Burgerlijk Wetboek: zoals een schenkingen die pas ten volle na het overlijden van de ouder worden genoten, een schenkingen onder voorbehoud van het genot van het goed door de ouder, en de verschaffing van een aan het leven van de ouder gebonden recht door de ouder. De waarde wordt dan bepaald de waarde onmiddellijk na het overlijden.

Inkorting en toerekening

Soms heeft een ouder tijdens zijn leven al zoveel geschonken aan een kind dat het kind wordt onterfd. Meer over onterving leest u hier. en hier.
Maar een onterfd kind kan recht hebben op een in de wet vastgelegd wettelijk erfdeel, de zogenaamde legitieme portie: het kind kan ten alle tijde een beroep doen op de legitieme, de helft van het wettelijk erfdeel.

Teneinde dit erfdeel te berekenen dienen alle gedane schenkingen, ongeacht of er inbrengplicht bestaat of niet of en welke erfgenaam de schenking is gedaan, bij de nalatenschap te worden opgeteld (fictief ingebracht); Op deze waarde wordt de legitieme portie gebaseerd. De ontvangen schenkingen worden daarop echter weer in mindering gebracht.

Indien een erfgenaam, die niet is onterfd, wordt geconfronteerd met de schenkingen aan het onterfde kind, en zelfs na de fictieve inbreng bemerkt dat zijn legitieme geschonden is (deze erfgenaam ontvangt dan minder dan de helft van zijn wettelijk erfdeel) kan deze erfgenaam als legitimaris (die zijn legitieme opeist) vorderen dat eerder gedane schenkingen, ook die aan het onterfde kind, geheel of gedeeltelijk dienen worden terugbetaald aan de nalatenschap (de gezamenlijke erfgenamen) zodat daaruit de opgevorderde legitieme kan worden betaald. Hierdoor wordt een schenking bij leven dus ‘ingekort’. Hiervan is sprake indien schenkingen tijdens leven aan één of meer legitimarissen gedaan zodanig omvangrijk zijn dat zelf de fictieve inbreng geen soelaas biedt. Er is nu geen sprake meer van een fictieve inbreng, maar het spiegelbeeld ervan.

Hebt u vragen over de afwikkeling van een nalatenschap, over de executeur of afwikkelingsbewindvoerder, bel dan met 0900-advocaten of zend een bericht aan advocaten.nl.

De Afwikkeling Van Een Nalatenschap: Conflict Met De Executeur?

Wanneer een executeur zijn taak niet goed vervult, door traag of ondoorzichtig handelen, onterecht schulden betaalt of onbegrijpelijk kosten in rekening brengt, staan de erfgenamen slechts enkele mogelijkheden open om daar iets aan te doen.

Bij de afwikkeling van een nalatenschap kent met 3 soorten executeurs, grofweg de 1, 2 en 3 sterren executeur genaamd. Meer daarover leest u hier.

De executeur wordt niet door de erfgenamen aangewezen, maar wordt door de erflater benoemd in het testament. De erfgenamen zijn daar aan gebonden.

De beheersexecuteur wikkelt de nalatenschap van een overledene af, maar mag deze niet verdelen. Voor de verdeling is dan weer de medewerking van de gezamenlijke erfgenamen noodzakelijk.
De beheersexecuteur is wat de titel inhoud: hij heeft het beheer over de nalatenschap. Hij betaalt schulden, en voor zover nodig liquideert hij goederen om de schuldeisers te voldoen. Maar ook dan is in enkele gevallen de medewerking van de erfgenamen noodzakelijk. Door het beheer en door het afleggen van een rekening en verantwoording aan het einde van het beheer wordt het voor de erfgenamen duidelijk wat de omvang van de nalatenschap en hoe groot dus ieders erfdeel is.

Voor de executeur-afwikkelingsbewindvoerder geldt nagenoeg hetzelfde, maar de afwikkelingsbewindvoerder heeft meer zelfstandige bevoegdheden. Hij kan ook zelf de verdeling tussen de erfgenamen tot stand brengen. De erfgenamen hebben zelf niet veel te zeggen over het beheer en de verdeling.

Problemen met de executeur.

De executeur wordt in de meeste gevallen niet door de erfgenamen aangewezen, maar wordt door de erflater benoemd in het testament. De erfgenamen zijn daar aan gebonden.

Wanneer een executeur zijn taak niet goed vervult, door trage afhandeling, ondoorzichtig handelen, of onterechte schulden betaalt of onbegrijpelijk kosten in rekening brengt, staan de erfgenamen maar enkele mogelijkheden open om daar iets aan te doen.

Welke maatregelen indien de executeur zijn werk niet doet?

Indien erfgenamen niet tevreden zijn met een executeur, omdat deze zijn taak niet naar behoren vervult, kunnen de erfgenamen actie ondernemen. Hieronder leest u welke maatregelen mogelijk zijn.

Ontslag van de executeur
Op verzoek van een of mee erfgenamen kan de kantonrechter een executeur ontslaan worden.

In artikel 4:149 sub f is bepaald dat de kantonrechter de executeur kan ontslaan op grond van gewichtige redenen, op verzoek van een mede-executeur, een erfgenaam of het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve. De executeur kan ook tijdelijk geschorst worden, voor de duur van de ontslagprocedure, totdat een onderzoek naar de taakvervulling is verricht, en een definitieve beslissing volgt. Zoals uit dit artikel volgt kan niet iedereen het ontslag verzoeken; Een verzoek wordt in de praktijk meestal ingediend door een of meer ontevreden erfgenamen.
Ook de executeur zelf kan zijn ontslag aanvragen, indien hij zijn taak niet meer kan of wil vervullen en zijn dat geval zal de kantonrechter altijd overgaan tot ontslag.

Redenen voor het ontslag van de executeur

In de praktijk zijn de drie meest voorkomende reden voor ontslag

  • het niet of niet snel genoeg aanvaarden van de functie,
  • het te laat aanvangen van de werkzaamheden, of gewoon
  • slechte uitvoering van de noodzakelijke taken.

    Door traag handelen van de executeur kan immers schade ontstaan door het onbeheerd blijven van goederen en het ontstaan van nieuwe schulden. Ook kan door vertraging belangrijke administratie verloren gaan. De executeur kan ook worden ontslagen wanneer de taken niet goed of niet op tijd worden uitgevoerd.

De talmende executeur

Indien de executeur te lang wacht met het aanvaarden van zijn functie ontstaat er een probleem voor de erfgenamen: zij kunnen immers zelf niets doen om de nalatenschap af te wikkelen. Zij zijn gebonden aan de benoeming van de executeur. Maar de executeur dient deze volgens de wet wel eerst officieel te aanvaarden.
Indien de executeur er te lang over doet om zijn functie te aanvaarden, dan kunnen een of meer erfgenamen de kantonrechter vragen om een termijn te stellen aan de executeur. Na verloop van die termijn kan de in het testament genoemde persoon zijn taken als executeur niet meer aanvaarden.

Volgens de wet dient de executeur nadat hij de functie heeft aanvaard zijn taken ‘met bekwame spoed’ te gaan uitvoeren. Hij dient volgens het testament meestal binnen 3 tot 6 maanden na het overlijden een boedelbeschrijving te hebben gemaakt, en die ter kennis hebben gebracht aan de erfgenamen.

Alsnog ontslag slecht presterende executeur

Is de executeur echter in gebreke met zijn beheerstaken, door bijvoorbeeld geen boedelbeschrijving te maken, goederen onbeheerd te laten, geen informatie te geven aan de erfgenamen, dan kunnen de erfgenamen aan de kantonrechter alsnog verzoeken om de executeur te ontslaan.

Wanneer wordt de executeur ontslagen

Een ontevreden erfgenaam is geen uitzondering. Eén erfgenaam wil nu eenmaal meer of anders geïnformeerd worden dan een andere erfgenaam. Vaak heeft elke erfgenaam een eigen mening over de afwikkeling, en in veel gevallen spelen ook de persoonlijke verhoudingen een rol. Erfgenamen en executeur zijn niet zelden ook familie van elkaar. Een executeur handelt zelfstandig en hoeft voor de uitvoering van veel taken geen aanwijzingen van de erfgenamen op te volgen. Een conflict ligt dus altijd op de loer.

Indien een erfgenaam om een dringende reden het ontslag aanvraagt, dient de kantonrechter degelijk te onderzoeken of de klachten terecht zijn.

Grondige redenen voor een ontslag

De erfgenaam moet echter met hele grondige redenen komen, en zal daarvan ook duidelijke aanwijzingen moeten aanleveren in de vorm van schriftelijk bewijs. De aanvraag moet dan ook degelijk onderbouwd zijn en mag niet zomaar gestoeld zijn op persoonlijke onvrede, of een persoonlijk conflict.
Aan een werkelijk ontslag dienen gewichtige redenen ten grondslag te liggen, zoals wanbeheer (goederen blijven onbeheerd, schuldeisers gaan er van door met zaken, de boedelbeschrijving is zeer gebrekkig, of de executeur misbruikt bevoegdheden al of niet voor eigen gewin, of hij bevoordeelt een of meer erfgenamen, waar hij anderen benadeelt. De kantonrechter dient per geval te onderzoeken of de omstandigheid ernstig genoeg is om gewichtige redenen aan te nemen om tot ontslag van de executeur over te gaan.

De ontslagen executeur kan zijn werkzaamheden niet meteen staken, omdat de wet bepaalt dat zijn taak pas eindigt indien de nieuwe executeur of de erfgenamen zelf die taken gaan uitvoeren.

Vervanging van de executeur

Na ontslag dient in de meeste gevallen te worden voorzien in een vervangende executeur. Indien het testament een reserve executeur noemt, wordt deze benaderd en wordt die aangewezen om de taken voort te zetten.
Als het testament geen reserve-executeur noemt mag de kantonrechter alleen een nieuwe executeur aanwijzen als dit in het testament expliciet is bepaald. Indien het testament hierover zwijgt, moeten de erfgenamen in onderling overleg zelf de erfenis afwikkelen. Mogelijk met nog meer problemen tot gevolg.

Zelf afwikkelen na ontslag executeur

Dit zelf in onderling overleg de nalatenschap afwikkelen kan een probleem worden, indien de erfgenamen niet of niet snel tot overeenstemming kunnen komen. Kantonrechters voorzien dit meestal tijdig. Indien een aanvraag tot ontslag wordt ingediend door één of enkele ontevreden erfgenamen, maar alle overige erfgenamen zich afzijdig houden, of juist de executeur steunen, zal de kantonrechter extra kritisch zijn bij het onderzoek naar de gewichtige redenen.
Indien niet alle erfgenamen achter de ontslagaanvraag staan, zal het duidelijk zijn dat alleen in geval een nieuwe executeur de taken voortzet, problemen kunnen worden voorkomen. In het andere geval, dat zich geen nieuwe executeur aandient, of indien er geen reserve executeur is, zullen de erfgenamen, waar tussen al enige onenigheid is gerezen, aan zichzelf zijn overgelaten bij de afwikkeling van de nalatenschap. De problemen kunnen dan nog ernstiger worden. Die situatie voorspelt meestal weinig goeds voor een snelle en heldere afwikkeling en verdeling van de nalatenschap. Na ontslag van een executeur, en indien geen nieuwe executeur de taken voortzet, kan het vaak nog jaren duren alvorens de afwikkeling gereed is.

Wees terughoudend bij een ontslag aanvraag van de executeur

Men dient dus zeer terughoudend te zijn bij een aanvraag om ontslag van de executeur. De executeur zou immers in zo`n situatie, nog voordat de kantonrechter een besluit neemt, zelf zijn taak kunnen neerleggen of ontslag aan kunnen vragen, bijvoorbeeld wegens het ontbreken van het noodzakelijke vertrouwen bij de erfgenamen. Dan zijn de erfgenamen op zichzelf aangewezen om de nalatenschap af te wikkelen. Bij complexe nalatenschappen kan dat voor aanzienlijke problemen, hoge kosten en lange vertraging zorgen.

Hebt u vragen over de afwikkeling van een nalatenschap, over de executeur of afwikkelingsbewindvoerder, bel dan met 0900-advocaten of zend een bericht aan advocaten.nl.

De Beloning Van De Executeur Van De Nalatenschap

De beloning van een executeur of bewindvoerder die is betrokken bij de nalatenschap kan aanleiding geven tot geschillen, tenzij zowel de benoeming als de beloning goed is geregeld. Sommige nalatenschappen vergen bij de afwikkeling nu eenmaal meer en complexere taken dan andere. Een redelijke beloning die op heldere wijze is berekend kan conflicten voorkomen.

Een erflater kan bij testament een persoon benoemen die voor de erfgenamen bepaalde taken uitvoert. Er zijn verschillende soorten executeurs, waarover u hier meer leest.
Afhankelijk van de soort bewindvoerder zal de bemoeienis meer of minder zwaar zijn. Een executeur die uitsluitend de begrafenis regelt is natuurlijk sneller klaar met zijn taak als een executeur afwikkelingsbewindvoerder. Bovendien bepaalt de de omvang en de complexiteit van de nalatenschap welke taken dienen te worden uitgevoerd. Tot slot is ook van groot belang wat de opstelling van de erfgenamen zal zijn; gaan deze met elk redelijk voorstel van de executeur akkoord, dan is zijn taak natuurlijk aanzienlijk eenvoudiger, dan wanneer hij voortdurend tegenstand ervaart van een of meer erfgenamen. Welke middelen de erfgenamen hebben om bezwaren tegen de executeur kenbaar te maken leest u in een volgend artikel.

De wet bepaalt in artikel 4:159 BW dat de executeur 1% van de omvang van de nalatenschap (berekend op de sterfdag) ontvangt als vergoeding voor zijn bemoeienis bij de afwikkeling van de nalatenschap.
Artikel 4:159 BW lid 1: “Tenzij bij uiterste wil anders is geregeld, komt de bewindvoerder, of als er meer dan een bewindvoerder is, hun tezamen, per jaar een ten honderd van de waarde aan het einde van dat jaar van het onder bewind staande vermogen toe.”

Deze beloning is dus geen uurtarief en is ook niet afhankelijk van de hoeveelheid of complexiteit van het werk dat moet worden uitgevoerd. In sommige gevallen kan die beloning dus veel te laag” of te hoog uitvallen.

Artikel 4:159 lid 3 BW bepaalt: “Op grond van onvoorziene omstandigheden kan de kantonrechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerder, van de rechthebbende of iemand in wiens belang het bewind is ingesteld, voor bepaalde of voor onbepaalde tijd de beloning anders regelen dan bij de uiterste wil of de wet is aangegeven.
In bijzondere gevallen kan de kantonrechter de beloning veranderen, bijvoorbeeld indien de beloning onredelijk hoog of laag is.

Indien een professionele bewindvoerder wordt benoemd wordt er meestal een uurtarief bepaald.

Is er niets ver het loon geregeld in het testament dan kan de executeur teveel of te weinig beloning ontvangen. Dan spreekt u onderling een uurtarief af. Dit tarief kan per professional verschillen en in de loop der jaren veranderen. Een uurtarief houdt rekening met de hoeveelheid werk en de complexiteit van de nalatenschap. Benoemt u een vriend? Dan geeft een vast bedrag voldoende erkenning, zonder teveel druk bij de executeur te leggen over de nalatenschap.

De erflater doet er dan ook verstandig aan om, naast de benoeming van de executeur, ook het loon in het testament vast te leggen. Dit zal in dat geval meestal een uurtarief bedragen. Hoewel nog de vraag is of een executeur werkelijk zijn taak zal aanvaarden na het overlijden, kan in dat geval geen geschil meer ontstaan over de kosten. Het loon dient immers te worden voldaan uit de nalatenschap, en die kosten worden dus omgeslagen over alle erfgenamen gezamenlijk.

Indien een vriend of familielid, bijvoorbeeld één van de erfgenamen zelf, wordt benoemd kan ook een vast bedrag worden toegekend, of een combinatie van een gematigd uurtarief en een vast bedrag.

Een familielid of erfgenaam heeft vaak een eenvoudiger taak omdat deze al enig inzicht heeft in de complexiteit van de nalatenschap. Bovendien is de beloning hier minder belangrijk, omdat men een taak uitvoert voor familieleden.

De erfgenaam doet ook verstandig indien het testament bepaalt hoe de beloning wordt uitbetaald, tussentijds of achteraf door vaststelling door de erfgenamen, of door de executeur zelfstandig vast te stellen, mits er naderhand rekenschap wordt afgelegd aan de erfgenamen.

Meer informatie over de (onredelijke) belang van een executeur, wanbeleid of andere vragen over de executeur, bel 0900 advocaten of stuur een bericht aan advocaten.nl. Professionele juristen en advocaten beantwoorden uw vragen.

Het Onterfde Kind En De Legitimaire Massa

Door onterving ontstaat een recht op de legitieme portie. Hoewel dit slechts een vordering in geld is, ontstaan vaak probleem bij de vaststelling van deze vordering. Een onterfd kind, ook wel legitimaris genoemd, heeft immers alleen een vordering, maar is niet betrokken bij de verdeling van de nalatenschap. Hoe wordt deze vordering berekend en welke regels gelden bij vaststelling van de de legitimaire massa.

Kinderen en de echtgenoot zijn de wettelijke erfgenamen. Is er geen testament, dan erven zij alle gelijke delen. Een ouder kan een echtgenoot of een kind onterven door een testament te maken. Wordt in een testament een ander als enig erfgenaam benoemd, of een wettelijk erfgenaam uitgesloten, dan is er sprake van onterving. Huwt een een vader van kinderen na het overlijden van zijn echtgenoot opnieuw, en overlijdt de vader zonder een testament te maken, dan zijn de kinderen feitelijk onterft, al hebben zij wel een vordering op de nieuwe echtgenoot.

In één geval geldt in de wet een remedie tegen de onterving. De wet bepaalt dat het onterfde kind een beroep kan doen op de legitieme portie. De legitieme geldt niet voor de echtgenoot of eventueel andere erfgenamen bij versterf in de 2e of 3e graad, en ook niet voor stiefkinderen. Echter wel weer kleinkinderen; als een kind vóór de ouder overlijdt, en zelf kinderen had, dan worden die kinderen legitimaris door plaatsvervulling.

De legitieme portie
De wet kent aan een kind uit de erfenis van zijn ouder een minimaal deel. Het kind kan niet voor minder dan dit deel worden gekort in zijn wettelijke rechten.

Een kind dat is onterfd en die recht heeft op de legitieme portie wordt ook ‘legitimaris’ genoemd. De legitimaris heeft 5 jaar na het overlijden de tijd om zijn deel op te eisen.

Dit opeisen moet de legitimaris doen bij de executeur of de erfgenamen. De wet bepaalt hier dat de legitimaris geen aandeel in alle goederen kan eisen, maar slechts een bedrag, dat een deel vertegenwoordigd van de waarde van de gehele nalatenschap. Hoe deze wordt berekend wordt hier uitgelegd, dat handelt over de legitimaire massa.

De legitieme portie is een vordering in geld, en in omvang de helft van de waarde die hij als wettelijk erfgenaam zou ontvangen, als hij niet onterft was. Een onterfd kind die één broer heeft zou dus 50% erven van de nalatenschap van een ouder. Is de broer tot enig erfgenaam aangewezen dan is het kind dus onterfd, maar heeft in elk geval recht op een bedrag in geld, dat 25% van de omvang van de nalatenschap bedraagt. Hij moet dan binnen 5 jaar vorderen bij de broer.

De legitimaire massa.
Het wettelijk erfdeel wordt berekend over de waarde van de nalatenschap. De legitieme portie (de helft van het wettelijk erfdeel) wordt echter niet berekend over de waarde van de nalatenschap maar over de legitimaire massa. Dit is de legitimaire aanspraak.

Het is voor de legitimaris belangrijk dit onderscheid in de gaten te houden, omdat deze bepaling voorkomt dat zijn legitieme portie toch niet via een vermindering van de nalatenschap door toedoen van de erflater alsnog lager wordt dan de helft van een wettelijke erfdeel.

De legitimaire massa is de waarde van een erfenis op de dag van overlijden, maar vermeerderd met de giften van de erflater voorafgaande aan het overlijden gedaan. De kosten van de nalatenschap, zoals beheerskosten, begrafenis of crematie, kosten van de bewindvoerder of executeur etc worden hier nog van afgetrokken.

De wet bepaalt in artikel 4:65 BW
De legitieme porties worden berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f. Buiten beschouwing blijven giften waaruit schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder i zijn ontstaan.

Stel dat de broer, die tot enig erfgenaam is aangewezen, tijdens het leven van de ouder al aanzienlijke sommen geld heeft ontvangen, en laten we aannemen dat de ouder 10 jaren vóór zijn overlijden al de helft van zijn vermogen heeft geschonken aan de de broer als enig erfgenaam, dan zou de onterfde broer die schenking in de berekening moeten betrekken om de legitimaire massa te kunnen vaststellen.

De wet bepaalt dus dat die giften voor de vaststelling van de legitimaire aanspraak fictief moeten worden “ingebracht”, dus opgeteld bij de waarde van de nalatenschap op de dag van het overlijden. De hoofdregel is de vijfjaarstermijn in artikel 4:67 BW sub e BW: Als de gift binnen vijf jaar voor het overlijden van de erflater is gedaan, wordt de gift meegenomen in de berekening van de legitimaire massa.

Artikel 4:67 BW geeft een opsomming welke door de erflater gedane giften in aanmerking moeten worden genomen voor de bepaling van de legitimaire massa, ook indien deze giften langer dan 5 jaar geleden hebben plaatsgevonden. Niet elke gift wordt in aanmerking genomen. Kleine giften, voor zover gebruikelijk, blijven buiten beschouwing, giften aan de echtgenoot, en giften in verband met kosten van levensonderhoud doorgaans ook.
Bij de berekening van de legitieme porties worden de volgende door de erflater gedane giften in aanmerking genomen:
a. giften die kennelijk gedaan en aanvaard zijn met het vooruitzicht dat daardoor legitimarissen worden benadeeld;
b. giften die de erflater gedurende zijn leven te allen tijde had kunnen herroepen of die hij bij de gift voor inkorting vatbaar heeft verklaard;
c. giften van een voordeel, bestemd om pas na zijn overlijden ten volle te worden genoten;
d. giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is;
e. andere giften, voor zover de prestatie binnen vijf jaren voor zijn overlijden is geschied.

Een curieuze regel is die van art 4:67 sub d:
de giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is;

Als voorbeeld kan hier gelden:
Een alleenstaande moeder met twee kinderen, broer A en zus B, schenkt een woning met een waarde van € 500.000,- aan haar B. Acht jaar nadat B de schenking kreeg overlijdt de moeder. De nalatenschap bestaat nog uit uit een bankrekening met € 20.000,- en er zijn geen schulden. Beide kinderen zijn ieder voor de helft erfgenaam. Feitelijk is broer A onterft, althans ernstig gekort in zijn rechten.
Het saldo van de nalatenschap is dus niet meer dan € 20.000,-.
Als A. en B. beiden de nalatenschap aanvaarden en broer A. een beroep op zijn legitieme portie doet, zou de legitimaire massa (€ 500.000 + € 20.000 =) € 520.000 bedragen. Zijn wettelijk erfdeel zou € 260.000 bedragen, dus de legitimaire aanspraak van A. is € 130.000. Op die legitimaire aanspraak wordt zijn aandeel in het saldo van de nalatenschap nog in mindering gebracht, dus verminderd met € 10.000,- . Zijn legitimaire tekort is nu dus € 120.000. Broer A kan nu zus B aanspreken door de aanspraak van B op de nalatenschap in te korten, maar ook op de (waarde van de) gift van B.
Volgens de concrete opvatting zou zuster B echter eenvoudig deze aanspraak van A kunnen ontlopen: door de nalatenschap te verwerpen zonder zich haar legitieme voor te behouden, zullen de giften die langer dan vijf jaren voor het overlijden van de erflater zijn uitgevoerd volgens artikel 4:67 sub d niet meer voor inkorting vatbaar zijn. Door verwerping is B immers geen legitimaris meer in de ruime zin (zij is dan geen erfgenaam meer). De uitzondering van art 4:67 sub d is dan van toepassing: de schenking wordt meegerekend “mits zij erfgenaam is“.
Het maakt hierbij overigens niet uit of B zou zijn onterfd en B de legitieme niet zou opeisen.

In de literatuur is ook de opvatting beleden dat een dergelijke zienswijze niet redelijk is. Op die wijze wordt A immers ernstig benadeeld, en de wetsregel geeft dan niet het door de wet gewenste resultaat. De abstracte zienswijze gaat er van uit de in artikel 4:67 sub d wordt bedoeld met “mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is” de legitimaris in ruime zin wordt bedoeld, ongeacht of deze zich bediend van de “legitieme”. In deze abstracte opvatting maakt het niet uit dat B de nalatenschap verwerpt; de bepaling van artikel 4:67 sub d wordt geabstraheerd van de door een kind werkelijk een beroep op de legitieme is of kan worden gedaan.

In de abstracte opvatting kan A dus altijd inkorten en daarvoor B aanspreken.
In één uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden wordt de abstractie visie gevolgd.
“Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat voor het zijn van ‘legitimaris’ in de zin van artikel 4:67 lid d BW niet relevant is of een beroep op de legitieme portie is gedaan of niet. Het woord ‘legitimaris’ in artikel 4:67 lid d duidt de persoon aan die aanspraak kan maken op een legitieme portie, niet slechts de persoon die dat ook daadwerkelijk heeft gedaan. Steun voor deze uitleg biedt de omschrijving die het hiervoor vermelde artikel 4:63 lid 2 BW geeft van legitimarissen, te weten afstammelingen van de erflater die door de wet als erfgenamen tot zijn nalatenschap worden geroepen.”

Dit lijkt een meer redelijke opvatting te zijn waarvoor meerdere argumenten gelden. Het gaat te ver om al deze argumenten hier te noemen maar voor meer informatie kunt u bellen met 0900- advocaten of een bericht zenden aan Advocaten.nl.

De Erfgenaam En De Executeur; Afwikkeling Van De Nalatenschap

De drie sterren executeur heeft alle bevoegdheden die in beginsel bij de erfgenamen gezamenlijk liggen. Door zijn benoeming wordt de rol en de taak van de individuele erfgenamen bij de verdeling van de nalatenschap ernstig beperkt: de executeur vertegenwoordigt hen bij de meest belangrijke rechtshandelingen.

Erfgenamen hebben gemeenschappelijke aanspraken op de nalatenschap. Doen zij hiervan geen afstand dan hebben zij in beginsel de gemeenschappelijk taak om die in bezit te nemen, te beheren en te verdelen Er moet belastingaangifte worden gedaan, woning worden leeggeruimd enzovoort. Alle erfgenamen hebben hierin gelijke zeggenschap en echten en plichten. Het maakt niet uit hoeveel erfgenamen er zijn.

De wet wijst de erfgenamen gezamenlijk aan om al deze taken te volbrengen. Voor elke handeling die met betrekking tot de nalatenschap plaats vindt zal dus een zekere mate van overeenstemming moeten zijn tussen de erfgenamen. Hoe meer erfgenamen hoe gecompliceerder dit wordt. Het is dus geen verrassing dat de afwikkeling in sommige gevallen jaren in beslag neemt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel erfgenamen deze taken een een derde partij overlaten, zoals een boedelnotaris, een een gevolmachtigde, die namens meerdere of alle erfgenamen optreedt.

In veel gevallen voorziet de erflater dat zulke problemen kunnen optreden en wijst dan in het testament al vóór zijn overlijden een functionaris aan, de executeur genaamd, die alle erfgenamen vertegenwoordigd, belast is met het beheer van de nalatenschap en de verdeling regelt. In de wet is dit geregeld in afdeling 6 van Boek 4 Burgerlijk Wetboek, artikel 4:142 en verder.

De 1, 2 of 3- sterren executeur: taken en bevoegdheden

Het erfrecht kent drie soorten van executeurs. Afhankelijk van zijn bevoegdheid en taken noemt men deze de 1, 2- of 3 sterren executeur. De benoeming is niet eenzijdig. De executeur zal zijn taak moeten aanvaarden. In een enkel geval wordt dit geweigerd door de benoemde executeur. Het gevolg is dat erfgenamen alsnog iemand moeten benaderen om de taken van de executeur uit te voeren. Het alternatief is dat zij zelf alles moeten regelen. De erfgenamen kunnen ook de kantonrechter vragen om iemand als executeur te benoemen.

De 1-ster executeur

De 1-ster executeur regelt alles omtrent de begrafenis of crematie. Zeker in de eerste tijd direct na het overlijden is het een geruststellende gedachte dat alles wat hier mee te maken heeft in goede orde verloopt.

De 2-sterren executeur

De 2-sterren executeur is de zogenaamde beheers executeur. Zoals de naam doet vermoeden beheert hij de nalatenschap, zodat gedurende de periode na het openvallen kan worden vastgesteld wat tot de nalatenschap behoord, wie er erfgenamen zijn en welke schulden nog moeten worden voldaan de 2-sterren executeur det de administratie, betaalt rekeningen en hij legt rekenschap af van een en ander aan de erfgenamen.

De beheersexecuteur mag alleen de nalatenschap beheren, hij mag dus niet beschikken, goederen verkopen, nieuwe schulden aangaan of zaken verdelen onder de erfgenamen. Zijn taak is dus veelomvattend, maar uiteindelijk zijn de erfgenamen gezamenlijk die de verdeling tot stand brengen. Daarvoor zal een executeur meestal een degelijk voorstel doen, dat in de meeste gevallen door de erfgenamen wordt aanvaard.

De executeur-afwikkelingsbewindvoerder

De 3-sterren executeur heeft de meest verstrekkende bevoegdheden. Dit is de executeur-afwikkelingsbewindvoerder. De executeur-afwikkelingsbewindvoerder regelt in feite alles met betrekking tot de nalatenschap. Zijn bevoegdheden kunnen weliswaar worden beperkt door bepaalde aanwijzingen in het testament, maar in beginsel is de bedoeling dat de bewindvoerder naast het beheer van de nalatenschap ook beschikkingsbevoegd is ten aanzien van andere belangrijke handelingen die volgens de wet aan de gezamenlijke erfgenamen toekomen. Zo kan de executeur-afwikkelingsbewindvoerder zelfstandig een onroerende zaak verkopen en leveren, maar hij mag ook naar eigen inzicht de goederen van de nalatenschap toewijzen aan individuele erfgenamen, en meer algemeen de verdelen van de nalatenschap tot stand brengen.

Het is evident dat een dergelijke afwikkelingsbewindvoerder het vertrouwen moet genieten van alle erfgenamen. Het is een taak met grote verantwoordelijkheid, en het is van belang is dat hij goed kan communiceren met de erfgenamen en transparant te werk gaat.

Afhankelijk van de omvang en complexiteit van de nalatenschap kan een erflater dus de toekomstige erfgenamen een grote dienst bewijzen door een 3-sterren executeur aan te wijzen. Zeker in geval van een groot aantal erfgenamen en een vermoeden dat de erfgenamen niet eenvoudig tot gezamenlijke besluiten kunnen komen, is het zeer aan te bevelen vooraf een persoon te benaderen die bereid is de functie van afwikkelingsbewindvoerder op zich te nemen en deze in het testament te benoemen. Hoewel het geen garantie is dat die ook werkelijk die taken op zich zal nemen is het in elk geval een aanzienlijke geruststelling dat een verdeling uiteindelijk niet leidt tot familieruzies en een langslepende verdeling. De erfgenamen zelf hebben dan vervolgens nauwelijks meer een taak en een rol bij die verdeling. Hoewel dit voor veel erfgenamen als een bezwaar wordt gezien, (er wordt immers door een ander over hun aanspraken beslist) brengt de executeur-afwikkelingsbewindvoerder vele voordelen. Men dient rekening te houden met een beloning van ede executeur, die door de nalatenschap wordt betaald, en dus over alle erfgenamen wordt omgeslagen. Meer over de beloning van de executeur leest u hier.

Voor meer informatie over de verdeling, of vragen over problemen die een verdeling kunnen meebrengen belt u met 0900-advocaten of u zend een email aan advocaten.nl.

Schenking Door Ouderen En Wilsbekwaamheid

Onderzoeksresultaten gepubliceerd in het Journal of Alzheimer’s Disease suggereert een verband tussen de bereidheid geld weg te geven en de vroegste stadia van de ziekte van Alzheimer. Om ouderen te helpen beschermen tegen financiële uitbuiting proberen onderzoekers te begrijpen wie het meeste risico loopt.

Na het overlijden komen erfgenamen in bezit van de nalatenschap van een ouder of partner. Hoe het beheer, de vaststelling van de omvang en de verdeling plaatsvindt kunt u lezen in andere artikelen op deze website over dit onderwerp

Regelmatig komt het voor dat erfgenamen worden geconfronteerd met uitgaven die kort voor het overlijden zijn gedaan, of schenkingen door de overledene bij leven nog aan familieleden of derden gedaan.
De twijfel die som kan ontstaan betreft de vraag of de erflater ten tijde van die schenking nog wilsbekwaam was. Ook kan er regelrecht sprake zijn van uitbuiting of misbruik van de erflater in kwestie, die in de laatste levensfase aan familie of derden de beschikking gaf over bankgegevens of een machtiging om uitgaven te doen.

Indien er twijfels bestaan over de rechtmatigheid van schenkingen is een belangrijke maatstaf of er een notariële schenkingsakte opgemaakt. Een persoon die zelfstandig beslissingen kan nemen en de gevolgen van daarvan begrijpt, is wilsbekwaam.
Is er een schenking gedaan middels het opstellen van een notariële akte dan zal de notaris voor de akte is verleden de wilsbekwaamheid moeten hebben vastgesteld. Een akte waarbij deze toetsing niet of onjuist heeft plaatsgevonden kan in beginsel dus ongeldig zijn, indien later komt vast te staan dat de schenker wilsonbekwaam was. Overigens geldt dit niet alleen voor schenkingen, maar voor elke rechtshandeling die ten overstaan van een notaris wordt uitgevoerd.

De notaris toetst middels een vast protocol of iemand wilsbekwaam is. Natuurlijk is een  notaris geen medicus, en de  notaris tracht door het stellen van vragen te beoordelen of iemand wilsbekwaam is. Onder andere zal een persoon die ene bedrag schenkt wilsbekwaam moeten zijn, niet onder invloed van medicijnen moeten zijn en niet onder druk van familie moeten staan. Bij twijfel kan de notaris een onafhankelijke VIA-arts vragen om een medisch oordeel, alvorens hij de akte kan passeren.

Zoals gezegd zijn er randgevallen  bekend, waarbij reeds een diagnose van dementie is gesteld, maar iemand toch nog redelijk de gevolgen van zijn handelen kan overzien. De diagnose dat iemand lijdt aan dementie betekend nog niet direct dat men wilsonbekwaam is. De aandoening betekent een geleidelijk verlies van realiteitsbesef, die in de beginfase nog moeilijk is vast te stellen.

Ook wanneer geen notariële schenkingsakte bestaat, kan het vanzelfsprekend zo zijn dat een erflater, ook in het zich van zijn overlijden, nog een of meer personen heeft willen begiftigen of bevoordelen. Zolang iemand wilsbekwaam is kan niemand zo iets beletten. Hoewel sommige functionarissen, artsen, verzorgers, mentoren en bewindvoerders uitgesloten zijn van dergelijke bevoordeling, geldt dat dus niet voor familie of derden. En zolang de wilsonbekwaamheid niet is vastgesteld is het vermoeden dat iemand volledig over zijn geestelijke vermogens kan beschikken. Een schenking of gift is dan gewoon geldig.
Gaat het om erfgenamen, dan geldt sinds 2012 niet eer de regel dat die schenking weer werd verrekenend bij de latere verdeling van de nalatenschap. Met andere woorden, de bevoordeling is definitief.

Wetenschappelijk onderzoek door de Keck School of Medicine van de University of Southern California heeft opgeleverd dat de bereidheid van oudere mensen om meer geld weg te geven lijkt te correleren met cognitieve achteruitgang die wordt geassocieerd met dementie. Deze bevindingen kunnen verklaren waarom veel oudere volwassenen meer vatbaar zijn voor financiële uitbuiting.

Het doel van dit onderzoek was te begrijpen waarom sommige ouderen vatbaarder zijn dan anderen voor oplichting, fraude of financiële uitbuiting. Omdat algemeen bekend dat een van de eerste tekenen van de ziekte van Alzheimer zijn het niet meer kunnen omgaan met geld, is een dergelijk onderzoek relevant.

In een klinisch onderzoek onder zevenenzestig ouderen met een gemiddelde leeftijd van 69 jaar die geen dementie of een andere cognitieve stoornis hadden, werd de keuze voorgelegd ze geld aan een anonieme persoon wilden geven of het voor zichzelf wilden houden.

In een ander deel van het onderzoek werden ze onderworpen aan cognitieve tests, zoals het herinneren van woorden en verhalen. De resultaten van deze tests correleerden met een predispositie voor de ziekte van Alzheimer. Het onderzoeksresultaat gaf aan de zij die meer geld weggaven, slechter presteerden in die cognitieve tests. De conclusie zou dus kunnen luiden dat er een correlatie is tussen altruïsme en een toekomstige screening op de ziekte van Alzheimer.

Bent u erfgenaam, en zit u met vragen over een testament, legaat, schenking of de verdeling, dan kunt u bellen met 0900-advocaten of een email zenden aan info@advocaten.nl of stel hier een vraag.

Pas op met het verzwijgen van geld of goed bij de erfenis!

De erfgenaam die gelden verzwijgt verbeurt zijn aandeel daarin, en dient alles dat hij heeft verzwegen af te geven aan de andere erfgenamen, ook indien er jaren zijn verstreken.

Het lijkt makkelijk, na het overlijden moet de nalatenschap worden verdeeld tussen de erfgenamen. Maar niet elke erfgenaam weet wat er is om te verdelen. Soms heeft de erflater al iets uitgeleend aan een erfgenaam. Of een erfgenaam heeft geld van de erflater in beheer, maar heeft er zelf bestedingen van gedaan of geld achtergehouden. De anderen weten daar niets van, dus waarom dat melden? Hieronder leest u wat de gevolgen kunnen zijn van die verzwijging.

De erfgenamen moeten eerst gezamenlijk vaststellen wat er verdeeld moet worden. Met andere woorden: Wat zit er in de nalatenschap?

Het lijkt eenvoudig, en in de praktijk gebeurt het vaak : één erfgenaam geeft niet op wat hij onder zich heeft, of wat hij heeft geleend of opgemaakt. Dergelijke bedragen worden aangemerkt als toekomende aan de nalatenschap, en moeten worden verdeeld. In de praktijk gebeurt dat dus niet in alle gevallen.

Hiervan zijn natuurlijk vele voorbeelden bekend, maar slecht zelden wordt een geschil hierover uitgevochten voor de rechtbank.

Een goed voorbeeld is een procedure die heeft geleid tot een uitspraak van de rechtbank van 11 oktober 2017.

De feiten

Voordat de erflater overleed werden geldbedragen overgeboekt naar de rekening van een erfgenaam. Volgens de andere erfgenamen, die hierover en procedure startten, moeten deze bedragen worden aangemerkt als leningen, die door die erfgenaam zijn verzwegen.

Deze erfgenaam voerde aan dat de bedragen waren geschonken , maar bewijs daarvan kon hij echter niet leveren. Alle erfgenamen dus naar de rechter. De overige erfgenamen eisten dat de ene erfgenaam, de gedaagde, het geld alsnog afdroeg.

Als belangrijke bijkomende omstandigheid was hier dat de erflater sinds enkele jaren in een verzorgingstehuis zat in verband met zeer slechte geestelijke gezondheid en deze erfgenaam was gevolmachtigd om sinds de opname de financiën van de erflater te voeren. In dat kader beheerder hij in die periode ook de bankrekeningen. Daarbij werden de bedragen van de rekening van de erflater overgeboekt naar zijn eigen privérekening of naar de rekening van zijn onderneming.

Pas na enkele jaren kwamen de andere erfgenamen hier achter en stelden voor de rechtbank dat de nalatenschap dus nog onverdeeld was. Belangrijk; een dergelijke vordering verjaard niet!

Verbeuren van het volledige erfdeel

Zij konden dus alsnog, op grond van artikel 3:178 van het Burgerlijk Wetboek, de verdeling vorderen. Aanvullend stelde deze erfgenamen dat het deel dat de andere erfgenaam had verzwegen, niet meer met hem hoefde te worden gedeeld. Artikel 3:194 Lid 2 bepaalt dat de erfgenaam die delen van de nalatenschap verzwijgt, zijn aandeel hierin verbeurt aan de overige erfgenamen.

In dit geval oordeelde de rechter precies volgens de wet: een deelgenoot die opzettelijk goederen verzwijgt die tot de gemeenschap behoren, deze zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten (De andere erfgenamen).

Een zeer belangrijk en veel gevoerd verweer in dergelijke situaties is dat de erfgenaam die gelden heeft ontvangen op grond van een schenking., of een lening die vervolgens is kwijtgescholden. In het nieuwe erfrecht hoeven schenkingen niet te worden afgedragen aan de nalatenschap, indien dat niet vooraf bij testament of bij de schenking is bepaald. Het probleem was hier echter dat die erfgenaam, omdat hij gevolmachtigde was, dit ook diende te bewijzen.

Het feit dat een volmacht was verstrekt, legt een bijzondere verplichting op degene die de volmacht heeft. Hij zal juist rekening en verantwoording moeten afleggen aan de andere erg in verband met deze volmacht. In een procedure vertaalt zich dat als volgt: de bewijsplicht wordt omgedraaid!

Een belangrijke bijkomstigheid is natuurlijk dat in dit geval de erflater zijn eigen wil niet meer kon bepalen, en dus ook niet in staat was te overzien wat de gevolgen waren, of zijn wil kon bepalen met betrekking tot deze schenking. In dit geval kon de gedaagde erfgenaam geen nadere bewijs leveren van de schenking of de kwijtschelding van de lening.

Omgekeerde bewijsplicht

Een belangrijk aspect van deze uitspraak betreft dus ook het bewijsrecht. De andere erfgenamen hebben een vordering ingesteld, en zijn dus doorgaans belast met het bewijs van hun stelling, dat de andere erfgenamen geld had verzwegen. De wet bepaalt dit expliciet in artikel 150 Wetboek van Rechtsvordering.

De rechter mag echter onder bepaalde omstandigheden die bewijslast omdraaien. In bijzondere omstandigheden kon de rechter bepalen dat de gedaagde zelf bewijs dient te leveren voor zijn verweer dat de erflater geld had geschonken of leningen kwijtgescholden. Dit heeft vanzelfsprekend te maken met de omstandigheid van de situatie van de erflater in het verzorgingshuis én het feit dat deze erfgenaam volmacht had.

Van belang is deze uitspraak ook in verband met het gevolg. artikel 3:194 lid 2 wordt in de praktijk zelden toegepast en het komt nog minder voordat de rechter een vordering toewijst. Het probleem ligt vaak in het bewijs. Hoe bewijs je dat de erflater op enig moment in een ver verllden niet daadwerkelijk geld heeft geschonken, een lening heeft kwijtgescholden, of zelf opdracht heeft gegeven om bepaalde uitgaven te doen.

Desniettemin is het een zware sanctie. De erfgenaam die gelden verzwijgt verbeurt zijn aandeel daarin, en dient het gehele bedrag dat hij heeft verzwegen over te dragen aan de andere erfgenamen, ook indien er inmiddels een tiental jaren is verstreken sinds de verdeling.

Ook van toepassing bij echtscheiding

Tot slot is het volgende te melden: de bovenstaande situatie is ook van toepassing op verdelingen van een huwelijksgoederengemeenschap. Verzwijgt één echtgenoot goederen bij de verdeling, dan kan de ander alsnog verdeling en verbeurdverklaring vragen!

Wilt u laten beoordelen of uw situatie lijkt op die in het bovenstaande, of hebt u meer vragen over erfrecht dan kunt u bellen met 0900-advocaten of een vraag stellen aan advocaten.nl.