Het nieuwe pensioenstelsel

Op de lange termijn zorgt het nieuwe systeem voor een eerlijkere verdeling. Maar voordat het zover is, zal de middelbare groep er bij een overgang naar het nieuwe systeem tussen de 2 en 10 procent op achteruit gaan.

Minister Koolmees heeft vandaag duidelijk gemaakt dat hij hoe dan ook door wil met het aanpassen van het pensioenstelsel. Zoals al in het regeerakkoord is afgesproken, is een van de belangrijkste wijzigingen die hij voorstelt om de doorsneesystematiek af te schaffen.
Wat betekent dat? En hoe pakt het uit voor verschillende generaties?

Om fatsoenlijk rond te kunnen komen als je op je oude dag stopt met werken en in principe dus geen loon meer krijgt, zetten werknemers die in loondienst zijn in Nederland al sinds jaar en dag elke maand een deel van hun loon opzij. Zou je dat helemaal alleen doen, dan is dat een enorm risico. Daarom zetten alle Nederlanders in loondienst geld opzij in een collectief pensioenfonds. Via dat gezamenlijke fonds kunnen risico’s worden gedeeld. Bijvoorbeeld bij een tegenvallende economie of wanneer mensen onverwacht veel langer blijven leven na hun pensioen, en dus langer een pensioenuitkering nodig hebben.

Tijden veranderen
Vroeger werkte dit systeem goed, omdat de meeste Nederlanders hun hele leven in loondienst waren. Pensioenfondsen kregen daardoor jarenlang een constante stroom geld binnen, dat ze konden beleggen en later uitkeren. Maar de tijden zijn veranderd. Fondsen moeten nu aan relatief veel mensen pensioen uitkeren, omdat veel werknemers uit de babyboom-generatie nu met pensioen zijn of gaan. Terwijl mensen die nu inleggen veel vaker van werkgever wisselen, minder vaak in loondienst zijn en vaker zzp’er. Ook leven mensen langer en staan de rentes op de financiële markten al tijden laag.
Dit alles zorgt ervoor dat de continue instroom van geld bij pensioenfondsen, om te beleggen en later uit te kunnen keren, niet meer vanzelfsprekend is. De pensioenen die ooit beloofd zijn, zijn niet altijd meer reëel. Daarbij komt dat door deze veranderingen de verdeling van al dat ingelegde pensioengeld niet meer even eerlijk is voor alle generaties.

Oneerlijk voor jongeren
Dat heeft te maken met de manier waarop werknemers premie inleggen en daarna pensioen uitgekeerd krijgen: de zogenoemde doorsneesystematiek. Daarbij bouwt iedereen procentueel evenveel pensioen op voor het geld dat hij of zij inlegt, ongeacht hoe oud hij of zij is.
Eigenlijk is dat niet helemaal eerlijk. Want als iemand die 30 jaar is 100 euro inlegt, kan dat geld veel langer belegd worden en dus meer waard worden, dan als iemand hetzelfde bedrag nog even vlak voor zijn of haar pensioen inlegt. Toch krijgen ze er in het bestaande systeem evenveel pensioen voor terug.
In de huidige situatie betalen de jongeren met hun inleg dus eigenlijk mee aan het pensioen dat nu aan al die ouderen wordt uitgekeerd.
Het kabinet wil nu dat deze doorsneesystematiek wordt afgeschaft, waardoor de inleg en verdeling eerlijker kan.

Overgang kan hele generatie treffen
De overgang van ons bestaande naar dit nieuwe stelsel zorgt wel voor een probleem. Er dreigt namelijk daarbij namelijk een hele generatie tussen het wal en het schip te vallen: mensen die nu grofweg tussen de 35 en 65 jaar oud zijn, berekende het Centraal Planbureau.
Met het geld dat zij namelijk tot nu toe in de gezamenlijke pensioenpot gestopt hebben, betaalden ze wel mee aan de pensioenuitkering van iedereen die ouder is. Dat zou niet erg zijn, als zij op hun beurt later profiteren van de inleg van wie jonger is.

Maar in het nieuwe stelsel zal dát niet gebeuren. Dan profiteren de jongeren immers zelf van hun lucratieve inleg. De groep jongeren tussen de 20 en 32 die al pensioen opbouwen, gaan er bij de overgang juist tot 2 procent op vooruit.

Op de lange termijn zorgt het nieuwe systeem voor een eerlijkere verdeling. Maar voordat het zover is, zal de middelbare groep er bij een overgang naar het nieuwe systeem tussen de 2 en 10 procent op achteruit gaan. Het meest ongelukkig pakt het uit voor mensen die nu rond de 50 jaar zijn. Bij elkaar verliest die groep waarschijnlijk 60 miljard euro. Zoveel zal er dus op een of andere manier ook bijgelegd moeten worden, om die mensen te compenseren.

Compensatie
Koolmees zegt nu dat werkgevers en werknemers verplicht een transitieplan moeten maken. Hierin moet worden vastgelegd in hoeverre werkgevers en werknemers worden gecompenseerd voor de kosten van de overgang.

Het lijkt er dus op dat de pijn – die er zeker zal zijn, zonder substantiële compensatie – verdeeld moet gaan worden. Dat kan bijvoorbeeld doordat mensen extra premies moeten inleggen. Of door het aanboren van opgebouwde buffers.
Koolmees vraagt het Centraal Planbureau om voor de zomer met een doorrekening te komen van wat het voor de verschillende soorten pensioenen betekent om de overstap te maken, zodat duidelijk is hoe lang de transitie moet duren.