Je recht halen wordt onbereikbaar

Het aantal rechtszaken nam vorig jaar bij vrijwel alle rechtsgebieden fors af, een trend die al een paar jaar zichtbaar is. Vooral de afname van het aantal zaken met een klein financieel belang (civiele kantonzaken) baart zorgen.

Steeds meer mensen zien af van een gang naar de rechter omdat ze het niet kunnen betalen. Daarom moeten de kosten om een rechtszaak te voeren, de griffierechten, drastisch omlaag

Dit bepleit Frits Bakker (voorzitter van de Raad voor de rechtspraak) in zijn jaarbericht (pdf, 30,5 KB) dat volgende week maandag als onderdeel van het jaarverslag van de Rechtspraak verschijnt. Minister Dekker (voor Rechtsbescherming) verstuurde gisteren een brief aan de Tweede Kamer (tweedekamer.nl) waarin hij aangeeft in debat te willen over de hoogte van de griffierechten.

Fors minder rechtszaken

Het aantal rechtszaken nam vorig jaar bij vrijwel alle rechtsgebieden fors af, een trend die al een paar jaar zichtbaar is. Vooral de afname van het aantal zaken met een klein financieel belang (civiele kantonzaken) baart zorgen. Bakker: ‘Een klein financieel belang, in juridische termen, kan voor gezinnen met een laag inkomen of kleine ondernemingen die van opdracht naar opdracht leven, juist een pijnlijk hoge rekening zijn.’ Daarom moeten juist bij dit soort zaken de kosten omlaag. Want een belangrijke reden om niet naar de rechter te stappen is volgens Bakker financieel van aard.

Angst

Een eenvoudig voorbeeld maakt het probleem duidelijk: als iemand een conflict heeft over een onbetaalde rekening van 700 euro, kost een gang naar de rechter ruim 200 euro aan griffierechten. Bakker: ‘Hoge griffierechten zijn voor veel mensen een reden om niet te procederen, en om de – in hun ogen misschien onterechte – rekening toch maar te betalen uit angst voor mogelijke extra kosten.’ En dan vormt te hoog griffierecht een onoverkomelijke drempel, en doet afbreuk aan de rechtsbescherming van de burger.

Rechtsbescherming

Bakker ziet een neerwaartse spiraal ontstaan waarbij minder en minder mensen de rechter nog weten te vinden. ‘Het vergroten van het aantal zaken is géén doel op zich, maar een noodzakelijk middel om de Nederlandse burger de rechtsbescherming te garanderen die hem toekomt. Een onbelemmerde toegang tot de rechter is hiervoor een cruciale voorwaarde. Want wat heeft de burger aan een rechtbank als hij zich niet kan veroorloven er gebruik van te maken?

Bron: Rechtspraak                                                        

Bevoegdheidsverdeling tussen de burgerlijke rechter en de belastingrechter

Het staat niet ter vrije bepaling van partijen of de belastingrechter of de burgerlijke rechter van een geschil kennis zal nemen. Alleen de belastingrechter is bevoegd om over de juistheid van opgelegde aanslagen te oordelen.

De belastingrechter kan in dat kader mede nagaan of een daaraan ten grondslag liggende overeenkomst rechtsgeldig is op grond van het burgerlijk recht. In die toetsing kan de belastingrechter ook art. 3:40 BW betrekken. Er bestaat dan ook geen grond voor aanvullende rechtsbescherming door de burgerlijke rechter.

Feiten

Het gaat in deze zaak om de vraag bij welke rechter een verklaring voor recht kan worden gevorderd dat de tussen partijen gesloten fiscale vaststellingsovereenkomsten nietig zijn in de zin van art. 3:40 BW. Een rederij heeft met de gemeente twee fiscale vaststellingsovereenkomsten gesloten over de heffing van toeristenbelasting. In de overeenkomsten is onder meer de hoogte van de aanslagen toeristenbelasting voor de jaren 2011 en 2012 bepaald. De rederij en de gemeente zijn overeengekomen dat de rederij geen bezwaar en beroep zal instellen tegen de aanslagen. Nadat de aanslagen waren opgelegd en onherroepelijk vast waren komen te staan, heeft de rederij bij de burgerlijke rechter een verklaring voor recht gevorderd dat de overeenkomsten nietig zijn in de zin van art. 3:40 BW.

De rechtbank wees deze vordering af. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en heeft de rederij niet-ontvankelijk verklaard. Naar het oordeel van het hof heeft er voor de rederij een met voldoende waarborgen omklede, gespecialiseerde rechtsgang opengestaan bij de belastingrechter. Bij de belastingrechter kon een beroep worden gedaan op de nietigheid van de overeenkomsten.

Belastingrechter is bevoegd

In cassatie klaagt de rederij dat alleen de burgerlijke rechter bevoegd is te oordelen over de vordering van een verklaring voor recht van nietigheid van de overeenkomsten in de zin van art. 3:40 BW. Volgens de rederij heeft de belastingrechter niet de bevoegdheid om de overeenkomsten te toetsen aan de openbare orde, goede zeden of dwingende wetsbepalingen als bedoeld in art. 3:40 BW. De belastingrechter zou evenmin de bevoegdheid hebben om een verklaring voor recht in dit verband uit te spreken.

De Hoge Raad acht deze klacht ongegrond. De Hoge Raad benadrukt dat het niet ter vrije bepaling van partijen staat of de belastingrechter dan wel de burgerlijke rechter van een geschil kennis zal nemen. Onder verwijzing naar zijn arrest van 21 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4548 (Abacus/Staat) oordeelt de Hoge Raad vervolgens dat alleen de belastingrechter bevoegd is om over de juistheid van de aan de rederij opgelegde aanslagen toeristenbelasting te oordelen. Dat geldt ook indien in geschil is of de aan de aanslagen ten grondslag liggende overeenkomsten nietig zijn op grond van het burgerlijk recht. De belastingrechter kan namelijk in het kader van een beroep tegen een fiscaal besluit mede nagaan of een daaraan ten grondslag liggende overeenkomst rechtsgeldig is. In die toetsing kan ook art. 3:40 BW worden betrokken. Deze mogelijkheid heeft de belastingrechter ook met betrekking tot een beding in een dergelijke overeenkomst waarin wordt afgezien van bezwaar en beroep tegen aanslagen bij de belastingrechter.

Hoewel het gesloten stelsel van rechtsbescherming in het belastingrecht meebrengt dat de belastingrechter geen verklaring voor recht kan geven, bestaat er in dit geval geen grond voor aanvullende rechtsbescherming door de burgerlijke rechter. Uit de stellingen van de rederij volgde namelijk niet dat zij enig ander belang nastreeft dan het ter discussie stellen van de aanslagen. Er heeft voor de rederij kortom een met voldoende waarborgen omklede, gespecialiseerde rechtsgang opengestaan bij de belastingrechter.

Bron: Cassatieblog                   

Hoge Raad vergroot bescherming tijdelijke kracht | Advocaten.nl

Hoge Raad vergroot bescherming tijdelijke kracht 

 Werkgevers kunnen minder makkelijk af van hun tijdelijke werknemers.

Dat is het gevolg van een recent arrest van de Hoge Raad in een zaak waarover eerder de kantonrechter, het Hof en de advocaat-generaal zich anders uitspraken. Meer over dit onderwerp Ondernemers nemen eerder afscheid van flexwerkers door nieuwe ontslagregels Ontslag Ontslagrecht wordt niet soepeler Ontslag Trefwoorden: arbeidsmarkt , Hoge Raad , recht en wetgeving , werknemers Het hoogste rechtsorgaan oordeelde vorige week dat een notarieel medewerker met een contract voor bepaalde tijd aan het einde van dat contract niet zo maar op straat mocht worden gezet.

Zijn werkgever moest het contract ontbinden via de rechter of opzeggen bij het UWV. De reden: de notarieel medewerker had kort daarvoor een contract voor onbepaalde tijd bij dezelfde werkgever gehad. Gevaarlijke uitspraak Een opvallend arrest, zeker omdat de notarisklerk het contract voor onbepaalde tijd eerst zelf had opgezegd omdat hij ergens anders ging werken. Toen dat niet beviel, keerde hij terug bij zijn eerste werkgever. Maar omdat hij dat deed binnen drie maanden na de eerste opzegging heeft hij recht op volledige ontslagbescherming, aldus de Hoge Raad.  Lees meer in Het Financieele Dagblad. …

Ontslagzaak, mondeling proeftijdbeding afspreken prima, maar wel voor of kort na aanvang werk

mondeling proeftijdsbeding kan, maar wel voor of kort na aanvang werk

De werknemer was bijna twee maanden werkzaam voor werkgever toen hij de arbeidsovereenkomst met daarin een proeftijd van twee maanden ondertekende. Kort daarna wordt de arbeidsovereenkomst door de werkgever op grond van de proeftijd beëindigd. De kantonrechter is van oordeel dat het schriftelijk vastleggen van het proeftijdbeding ook kan geschieden na het mondeling overeenkomen daarvan.

Het mondeling overeenkomen dient echter wel vóór of kort na de aanvang van de feitelijk werkzaamheden te gebeuren uit oogpunt van rechtsbescherming en rechtszekerheid. Betwist is dat destijds mondelinge overeenstemming bestond over de proeftijd, zodat wordt geoordeeld dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag.

. . . lees verder op Internet

De ‘kleine lettertjes’ van het contract

De beruchte ‘kleine lettertjes’ in een contract kunnen vaak grote juridische gevolgen hebben. Deze kleine lettertjes worden door de wet algemene voorwaarden genoemd. Zij staan zelden ‘in’ het contract, maar vormen een bijlage die mede inzet is – of zou moeten zijn – van de onderhandelingen. De inhoud van de algemene voorwaarden moet hoe dan ook voor de wederpartij kenbaar zijn, uiterlijk op het moment van sluiten van de overeenkomst, want anders zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar.

Een ondernemer doet er verstandig aan om de (concept) algemene voorwaarden van de partij met wie men onderhandelt over een contract kritisch te lezen, of door een deskundige te laten lezen. Algemene voorwaarden vullen als het ware de contractsafspraak nader in. Men dient hier te waken voor het veelal eenzijdige karakter van de ‘kleine lettertjes’. Zij bevatten vaak beperkingen van aansprakelijkheid van de wederpartij, een garantiebepaling die een opsomming behelst van de gevallen waarin juist geen garantie bestaat, korte termijnen voor de uitoefening van rechten door de andere partij, of boetebedingen bij schending van het contract door de andere partij, zonder dat een vergelijkbare boete verschuldigd zal zijn als de opsteller van de voorwaarden het contract schendt.

Algemene voorwaarden zijn volgens de wet snel toepasselijk. Dat bleek wederom uit een recent arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat als tijdens uitvoerige onderhandelingen tussen professionele partijen door de één in haar offertes steeds wordt verwezen naar haar algemene voorwaarden en ook die algemene voorwaarden worden bijgesloten, zonder dat de ander afwijzend reageert, dat dan de opsteller van de algemene voorwaarden erop mag vertrouwen dat de algemene voorwaarden zijn geaccepteerd.

Dat de bijlage zo onderdeel is geworden van het contract is nog niet het hele verhaal. De wet kent ook een mogelijkheid om een beding in de algemene voorwaarden te vernietigen indien dat beding onredelijk uitpakt. Dat is voor ondernemers wel moeilijker dan voor consumenten. De ruime mogelijkheden tot vernietiging van een ‘onredelijk bezwarend’ contractsbeding zijn volgens Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek gereserveerd voor de consument die met algemene voorwaarden wordt geconfronteerd. De wet kent uitgebreide artikelen (de zogenaamde zwarte en grijze lijst) waarin bepaalde contractsclausules worden omschreven die onredelijk zijn, of die vermoed worden onredelijk te zijn behoudens tegenbewijs. De bijzondere rechtsbescherming van deze twee lijsten geldt niet voor ondernemers. De wetgever vindt dat ondernemers goed in staat moeten worden geacht om hun eigen belangen te behartigen.