Let op de geldigheid van concurrentie- en relatiebeding bij detachering

Detacheerders moeten zich bewust zijn van het belemmeringsverbod uit de Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs (Waadi). Dit verbod heeft gevolgen voor concurrentie- en relatiebedingen. Het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat dergelijke bedingen nietig kunnen zijn, zelfs als de situatie niet volledig onder de Waadi valt. Werkgevers moeten daarom voorzichtig zijn bij het opstellen van dergelijke bedingen.

Bij detacheringspraktijken moeten betrokken partijen aandacht besteden aan de mogelijke toepassing van de Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs (Waadi). Het belemmeringsverbod in de Waadi, een cruciaal aspect, heeft invloed op concurrentie- en relatiebedingen. Hier bespreken we de impact van het belemmeringsverbod op deze bedingen in meer detail.

Het Belemmeringsverbod De Waadi bevat het belemmeringsverbod, wat inhoudt dat een uitlener een werknemer niet mag verhinderen om na beëindiging van de detachering rechtstreeks bij dezelfde inlener in dienst te treden of via een zzp-constructie. Elk beding dat zo’n indiensttreding bij de inlener verbiedt, is nietig.

Volledige of Gedeeltelijke Nietigheid? Een concurrentie- of relatiebeding dat indiensttreding bij de inlener verbiedt, is nietig. Echter, rijst de vraag of dit de volledige nietigheid van het beding betreft of slechts gedeeltelijke nietigheid, namelijk alleen voor het deel dat onder de Waadi valt. Recentelijk heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan over een vergelijkbare situatie.

De Casus In deze zaak waren werknemers in dienst bij Inforcontracting, die hen uitleende aan Kompak. Na afloop traden sommigen rechtstreeks in dienst bij Kompak, terwijl anderen via Tempo Team weer werden uitgeleend aan Kompak. Alle werknemers hadden bij Inforcontracting een arbeidsovereenkomst met een relatiebeding dat indiensttreding bij Kompak verbood.

Dit relatiebeding is minstens gedeeltelijk nietig omdat het indiensttreding bij Kompak verbiedt vanwege het belemmeringsverbod. De vraag was echter of de “Tempo Team werknemers” aan het relatiebeding gebonden waren, aangezien hun situatie strikt genomen niet onder de Waadi viel, omdat ze niet rechtstreeks in dienst traden bij Kompak.

Oordeel Gerechtshof Den Haag Het Hof oordeelde dat ook ten aanzien van de “Tempo Team werknemers” het overeengekomen relatiebeding nietig was. Het Hof erkende geen gedeeltelijke nietigheid; het gehele beding was nietig volgens het Hof. Dit betekent dat werknemers rechtstreeks bij Kompak in dienst kunnen treden en dat het hen ook niet kan worden verboden om via Tempo Team opnieuw te worden uitgeleend aan Kompak.

Uitlenende werkgevers moeten dus uiterst voorzichtig zijn bij het opstellen van concurrentie- en relatiebedingen voor hun werknemers. Het is niet toegestaan werknemers te verbieden om bij de inlener in dienst te treden. Indien de werkgevers dit toch doet, loopt hij het risico dat het gehele concurrentie- of relatiebeding ongeldig wordt verklaard. Om dit te voorkomen, kan de werkgevers overwegen een beding op te stellen dat werknemers verbiedt om bij relaties of concurrenten in dienst te treden, maar niet bij de inlener. Zo vergroot men de kans dat het concurrentie- en/of relatiebeding standhoudt in geval van een geschil.

Concurrentie- En Relatiebedingen Bij Detachering Van Werknemers – Het Belemmeringsverbod

Een beding dat een gedetacheerde werknemer verbiedt om bij de inlener in dienst te treden is nietig. Verrassend voor de werkgever is dat daarmee ook het gehele concurrentie- en relatiebeding nietig is, ook voor het geval dat de werknemer niet naar de inlener overstapt, maar indirect naar een andere detacheerder overstapt, of direct bij een andere concurrent in dienst treedt. Het belemmeringsverbod heeft dus verregaande gevolgen.

Werkgevers lenen regelmatig personeel uit door dezen te detacheren bij een klant. Detachering kan de primaire activiteit zijn, maar regelmatig worden werknemers ook min of meer langdurig gedetacheerd in het kader van de levering van duurzame bedrijfsmiddelen zoals in de ICT, offshore of andere bedrijfstak.

De meeste werkgevers die personeel uitlenen hanteren in de relatie met de werknemer een concurrentie en relatiebeding, ter bescherming van knowhow en opleidingsinvestering. Het concurrentiebeding is in het algemeen bedoeld om te voorkomen dat een werknemer die van cruciaal belang is voor de werkgever zomaar kan overstappen naar een concurrerende onderneming, en daarbij belangrijke informatie, klantencontacten en ervaring meeneemt. Over de vraag of en in hoeverre een concurrentiebeding ook kan worden ingeroepen tegen een werkgever zijn vele beslissingen gegeven en boeken over volgeschreven. Enkele artikelen hierover vindt u op deze website.


Een werkgevers, die personeel incidenteel uitlenen of inlenen via een detacheringsovereenkomst, zijn soms niet bedacht op et bestaan van Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs (WAADI). De WAADI kent een belemmeringsverbod dat inhoudt in dat een uitlener een werknemer niet mag verbieden om na afloop van de terbeschikkingstelling (detacheringsperiode) aan een inlener bij diezelfde inlener rechtstreeks of door middel van een zzp constructie in dienst te treden. Elk beding dat voor de werknemer een dergelijk verbod inhoud, of die het de werknemer praktisch gezien onmogelijk maakt om verbiedt om bij de inlener in dienst te treden is nietig. Nietigheid betekend dat het beding ongeldig is, en wordt geacht niet te zijn gemaakt. De werknemer zou dus de werkgever, die een dergelijke bepaling inroept, eenvoudig kunnen negeren, door daarvan de nietigheid in te roepen.
Artikel 9A WAADI bepaalt:
“Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt legt geen belemmeringen in de weg voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop van de terbeschikkingstelling tussen de ter beschikking gestelde arbeidskracht en degene aan wie hij ter beschikking is gesteld.”

In artikel 9a lid 1 Waadi is afgeleid van  het artikel 6 lid 2 van de Europese Uitzendrichtlijn, die bepaalt dat een uitlener aan een arbeidskracht die hij ter beschikking niet mag verhinderen om na het einde van de terbeschikkingstelling in dienst te treden bij de inlener.

Wat wel mag is om van de inlener in zo`n geval een vergoeding te bedingen, hetgeen de economische- en bedrijfsbelangen van de detacheerder afdoende beschermt. (Artikel 9A lid 2 WAADI)

Een concurrentiebeding is vaak in een aantal bepaling ingebed waarin zowel een eenvoudig concurrentiebeding is opgenomen, als wel een relatie en een geheimhoudingsbeding. Soms is er ook een opleidingskostenregeling opgenomen, die voor een werknemer onaantrekkelijk kan maken over te stappen naar een andere werkgever.

Een beding dat de werknemer dus verbiedt om bij de inlener in dienst te treden is dus nietig, maar de vraag die dan rijst is of het volledige concurrentiebeding nietig is, inclusief het relatiebeding. Het belemmeringsverbod geldt immers alleen in een detacheringsrelatie. Stapt een gedetacheerde werknemer over naar een concurrent, waar hij niet was gedetacheerd, geldt dan ook zijn concurrentiebeding niet? m.a.w. Gehele of gedeeltelijke nietigheid?

Het effect van het belemmeringsverbod op een concurrentie- en/of relatiebeding

Een goed voorbeeld, dat tevens als een waarschuwing kan gelden, is een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 9 januari 2018. Een werkgever, Inforcontracting, had een aantal werknemers in dienst, waarvan zij een deel vervolgens uitleende aan een inlener, Kompak. Op alle arbeidscontracten was een concurrentiebeding van toepassing, inclusief een relatiebeding, een verbod om bij de inlener in dienst te treden. Nadat de detacheringsperiode was verstreken, trad een aantal werknemers direct in dienst van Kompak. Door het belemmeringsverbod konden zij dit ongestraft doen. Het belemmeringsverbod maakt het concurrentiebeding immers nietig.

Een aantal werknemers stapte echter niet over naar Kompak, maar bij een andere detacheerder, Tempo Team, die deze werknemers vervolgens ook weer uitleende aan Kompak.

De vraag die het gerechtshof diende te beantwoorden was of voor deze laatste groep medewerkers het relatiebeding wel gold omdat hun situatie niet onder de Waadi viel. In die relatie was immers geen sprake van een overgang naar de inlener, maar van een overgang naar een direct concurrerende detacheerder.

Het Gerechtshof Den Haag oordeelde allereerst dat het relatiebeding nietig was, maar tevens dat ook het gehele beding, dus inclusief een “regulier” concurrentiebeding, nietig is.

De omzetting naar een geldig beding dat de wet biedt blijft buiten toepassing (artikel 3:42 BW)omdat de strekking van het belemmeringsverbod zou worden gefrustreerd als het uitzendwerkgevers zou zijn toegestaan om een te ruim geformuleerd relatiebeding in de uitzendovereenkomst op te nemen. Het moet immers voor uitzendkrachten direct helder en duidelijk zijn dat bepaalde, door het relatiebeding verboden gedragingen, niet zijn toegestaan. Onduidelijkheid hierover beperkt de werknemer in de bewegingsvrijheid die de WAADI beoogd te beschermen.

Ook gedeeltelijke nietigheid (artikel 3:41 BW) is niet aan de orde, ook niet omdat gevolgen van dit relatiebeding deels wel een deels niet onder het bereik van artikel 9a lid 1 Waadi. Volgens het Hof is het gehele relatiebeding, ook het deel dat niet onder het bereik van artikel 9a lid 1 Waadi valt, nietig.

Het gevolg was is dat het geen der werknemers verboden kom worden direct of indirect in dienst te treden van de inlener, ongeacht of dat via een andere inlener gebeurd of niet. Dit arrest komt volledig tegemoet aan de uiteindelijke strekking van de WAADI.

Overigens heeft de kantonrechter Midden-Nederland op 15 september 2017 in een andere zaak wél  de partiële nietigheid

van  een relatiebeding aangenomen, omdat het beding alleen nietig is voor zover het in strijd zou zijn met het belemmeringsverbod. De kantonrechter haalde hier twee arresten aan (ECLI:NL:HR:2007:AZ2221 en ECLI:NL:HR:2007:AZ2224) van de Hoge Raad 5 januari 2007, waarin werd geoordeeld dat de nietigheid van een beding niet verder dient te reiken dan noodzakelijk is teneinde de strekking van het beding ongedaan te maken.

Andere uitspraken van kantonrechters volgens echter wel weer de uitspraak van het gerechtshof Den Haag. Het is duidelijk dat de rechtspraak ten aanzien van de algehele nietigheid niet enigszins verdeeld is.
Teneinde te voorkomen dat het gehele concurrentie- of relatiebeding zijn werking verliest zou een werkgever/ detacheerder dus in zijn concurrentie- of relatiebeding, dat werknemers verbiedt om bij relaties of concurrenten in dienst te treden, de clausule kunnen opnemen dat het beding geen werking heeft in alle situaties van detachering, waarbij de werknemer overstapt naar de inlener. Daarmee wordt de suggestie tegengegaan dat hier sprake is van een belemmeringsverbod, terwijl uitdrukkelijk de situatie, dat een werknemer via een concurrerende detacheerder, alsnog bij de inlener aan het werk gaat, wordt voorkomen.

wilt u meer weten over relatie- of concurrentiebedingen, de nietigheid en matiging daarvan, of andere arbeidsrechtelijke vragen bel met 0900-advocaten of stuur een email aan info@advocaten.nl.

€ 500.000,- Boete Wegen Schending Van Het Concurrentiebeding

Een werknemer van een handelsbedrijf die overstapte naar een concurrent moet een half miljoen euro aan boetes betalen. Volgens de rechter schond hij zijn concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding. De boete is nauwelijks in overeenstemming met het salaris van de werknemer, maar door omstandigheden lijkt de boete alsnog redelijk en rechtvaardig.

In het arbeidsrecht vanaf 1 januari 2015 is de hoofdregel dat een concurrentiebeding alleen rechtsgeldig kan worden overeengekomen indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Dit geldt als dwingend recht zodat afwijkende bedingen kunnen worden vernietigd.

Een concurrentiebeding moet, teneinde te kunnen worden ingeroepen, schriftelijk worden aangegaan. Geldt een concurrentiebeding, dan voorkomt dat niet dat een werknemer overstapt naar een concurrent.

Artikel 7:653 lid 3 sub b BW geeft de kantonrechter de mogelijkheid om op verzoek van de werknemer een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.

Het vertrekken van een ervaren werknemer is dus op zich onvoldoende belang om een werknemer te beletten te vertrekken naar een concurrent. Als een ervaren werknemer naar een concurrent vertrekt is het onvermijdelijk dat hij kennis en ervaring meeneemt, maar dat betekent nog niet dat het bedrijfsdebiet van de oud werkgever wordt aangetast.

In een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 september 2019, GHARL:2019:7739 overweegt het hof in een dergelijk geval:
“Daarvan (aantasting van het bedrijfsdebiet, kantonrechter) zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever”.

Zelfs zonder het bestaan van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst kan handelen dat gericht is op het ronselen van klanten onrechtmatig zijn. Lees daarover hier meer.

In de meeste overeenkomsten is een combinatie van een concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding opgenomen. Al deze bedingen dienen bij elkaar te worden beschouwd als een regeling teneinde de bedrijfsbelangen van de werkgever te beschermen. Schending van een beding kan al een boete opleveren, schending van het gehele samenstel van bedingen kan een ernstige schade bij de ex-werkgever veroorzaken.

Recent legde de kantonrechter een boete op van 500.000,- aan een ex-werknemer, te wiens aanzien een concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding gold, wegens een flagrante schending van dat beding.

Een werknemer van een handelsbedrijf die overstapte naar een concurrent moet een half miljoen euro aan boetes betalen. Volgens de rechter schond hij zijn concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding. De boete is nauwelijks in overeenstemming met het salaris van de werknemer, maar door omstandigheden lijkt de boete alsnog redelijk en rechtvaardig

De werknemer was als commercieel medewerker sinds 2017 in dienst van het Leidse handelsbedrijf West Coast Supply. Dit bedrijf kwam voort uit een splitsing van het Amsterdamse handelsbedrijf Van Caem Klerks Group (VCKG) die eveneens handelt in dranken, parfums en etc.. Deze bedrijven zijn dus directe concurrenten van elkaar.
Medio 2020 stapte de werknemer over naar Van Caem, in navolging van andere collega`s die al eerder waren overgestapt. Korte tijd na zijn overstap, die de werknemer vanzelfsprekend niet aan West Coast Supply had gemeld, kreeg de werkgever gegevens in handen waaruit men mocht afleiden dat de werknemer inmiddels in nagenoeg dezelfde functie actief was voor de concurrent Van Caem. Daarbij had de werknemer zakelijke informatie van de oude werkgever gebruikt. In een eerste actie in 2021 legde de rechtbank Amsterdam al op verzoek van West Coast aan Van Caem een ronselverbod op.

Vervolgens heeft West Coast Supplies ook de werknemer aangesproken wegens schending van zijn concurrentie-, relatie-, en geheimhoudingsbeding uit zijn arbeidscontract. Het concurrentiebeding bevatte een boete van 1 miljoen euro, maar een rechter an een dergelijke contractuele boete altijd matigen indien daartoe voldoende aanleiding is. De kantonrechter vond die aanleiding maar meende toch dat een boete van een half miljoen gerechtvaardigd was, ondanks het magere salaris van 3800 bruto per maand.

De werknemer erkende dat hij bij de overgestapt gebruik had gemaakt van gevoelige bedrijfsinformatie van West Coast Supply. In zijn verweer tegen de gevorderde megaboete voerde de werknemer het volgende aan:
Allereerst meende hij dat de bepalingen in het arbeidscontract onbegrijpelijk waren en te stringent, omdat de termijnen voor de werking van het concurrentie- en relatiebeding drie jaar was. Ook zou hij door de overstap van collega’s gemeend hebben dat de werkgever het concurrentiebeding niet zou inroepen. Verder stelde hij dat hij maar enkele maanden voor Van Caem had gewerkt, en dat daarom de schade voor zijn oude werkgever niet zeer groot kon zijn. Ook zijn salaris van 3800,- zou niet in verhouding staan tot de boete. Tot slot voerde de werknemer aan dat hij in die korte periode bij de werkgever (ca 5 jaren) bloot was gesteld aan ‘pesterijen, scheldkanonnades en intimidatie’.

De kantonrechter meende inderdaad dat de termijn in het concurrentiebeding te lang was, en wijzigde dit naar 1 jaar, de gebruikelijke termijn. Voor het overige ging de rechter niet mee in het betoog van de werknemer.
Wegens de erkenning van de werknemer oordeelde de rechter dat er duidelijk sprake was van een flagrante schending van het concurrentiebeding, geheimhoudingsbeding en relatiebeding. De kantonrechter vond in dit geval de hoge boete passend bij de ernst van de schendingen. Zo zou de werknemer ook nadat de vorige werkgever de schending ontdekte, nog zijn doorgegaan onder een schuilnaam om verdere ontdekking te voorkomen.
Een belangrijke overweging is echter ook te lezen in de vaststelling dat Van Caem in deze procedure had beloofd de boetes voor de werknemer te zullen betalen. Dit laatste is belangrijk, omdat in een eerder vonnis reeds een ronselverbod was opgelegd aan Van Caem, en de kantonrechter kennelijk een deel van de verantwoordelijkheid neerlegde bij deze werkgever.

Meer informatie over de schorsing van een concurrentiebeding leest u hier.

Meer informatie over het concurrentiebeding na verlenging van het arbeidscontract leest u hier.

Hebt u meer vragen over de toepasselijkheid van een concurrentiebeding, bel dan 0900-advocaten of stuur een email aan advocaten.nl


Relatiebeding en concurrentiebeding en in contract voor bepaalde tijd verboden

Vanaf 1 januari 2015 is het verboden om een concurrentiebeding en relatiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op te nemen. maar Indien een werkgever een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang heeft,kan het voor de werkgever echter noodzakelijk zijn om een dergelijk beding in de arbeidsovereenkomst op te nemen. De werkgever moet de opname van het concurrentie- en relatiebeding dan schriftelijk motiveren en dat in het beding opnemen. Zonder een dergelijke motivering is een geheimhouding- of concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ongeldig. In een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt deze motiveringsplicht niet

Het is echter uit de wet niet duidelijk af te leiden wat welke belang hier worden bedoeld, hoe zwaar die moeten wegen en aan welke eisen de motivering moet voldoen.  Concrete voorbeelden  geeft de nieuwe wet immers niet. Aan de hand van enige rechtspraak is wel iets te zeggen over de motivering van een geheimhouding- of concurrentiebeding.

Motivering van een geheimhouding- of concurrentiebeding

Van de belang is dat de aard van de functie in relatie tot het unieke of innovatieve product of de dienst die de werkgever levert goed wordt omschreven. Dat zal dus per functie verschillen, en dat vergt dus enige aandacht. Per functie en per werknemer zal een specifieke motivering kunnen worden gemaakt welk zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang een concurrentiebeding of relatiebeding vereist. Daarbij zal dus ook de informatie waar de werknemer toegang toe heeft en de kennis die de werknemer geacht wordt te hebben in de omschrijving kunnen worden opgenomen. Voor het relatiebeding is vooral relevant dat relaties in de specifieke markt waar de werkgever opereert  zeer duurzaam zijn, en dat die relaties vaak afhangen van persoonlijke relaties. Voor wat betreft het concurrentie beding kan worden omschreven waarom de overdracht van deze specifieke kennis van deze werkgever concurrentiegevoelig is.

Daarbij dient een conclusie te worden toegevoegd ten aanzien van de schade die de werkgever zal leiden indien de werkgever zal leiden indien de werknemer die informatie meeneemt naar een andere werkgever. Omschrijving van de concurrentiepositie met andere martkaanbieders is dan ook nodig. De motivering dient dus aaneensluitend te zijn opgenomen in het beding, en dus niet in een afzonderlijke document te zijn meegedeeld. Zonder de motivering is een concurrentie- of relatiebeding in een contract voor bepaalde tijd nietig. Indien een overeenkomst voor bepaalde tijd na 1 januari 2015 (stilzwijgend) werd verlengd, diende eveneens de motivering te worden toegevoegd, anders wordt deze alsnog met terugwerkende kracht nietig. Het zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelang dient zowel te bestaan tijdens het aangaan, maar ook bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Vernietiging of te matiging concurrentiebeding

Overigens dient elke werkgever er rekening mee te houden dat ene werknemer de kantonrechter kan verzoeken om het beding te vernietigen of te matigen. Daarnaast blijft de mogelijkheid van de  werknemer in voorkomend geval, dat hij wordt beperkt in zijn mogelijkheden om andere werkzaamheden te aanvaarden, een schadevergoeding te vorderen. De rechter kan het beding vernietigen indien het zwaarwegende belang naderhand niet aanwezig bleek te zijn of alsnog is komen te ontbreken of indien de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld.

Voor meer informatie belt u met 0900-0600 of u stelt een vraag aan advocaten.nl

Het concurrentiebeding: meer vrijheid voor de werknemer

Tot 1 januari 2015 konden de werkgever en de werknemer een concurrentiebeding met elkaar overeenkomen, zolang het maar schriftelijk was vastgelegd. Als gevolg van een dergelijk beding wordt de werknemer beperkt in de keuze van een nieuwe werkgever. Het was daarbij  niet van belang of de  arbeidsovereenkomst voor een bepaalde of onbepaalde tijd was gesloten.

In het nieuwe arbeidsrecht geldt vanaf 1  januari 2015 als hoofdregel dat een concurrentiebeding alleen rechtsgeldig kan worden overeengekomen indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een concurrentiebeding in geval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is niet meer rechtsgeldig, tenzij de werkgever een zwaarwegend bedrijfsbelang heeft bij een dergelijk concurrentiebeding. De werkgever moet dat zwaarwegende bedrijfsbelang overigens wel schriftelijk motiveren bij het overeenkomen van het concurrentiebeding. Indien een dergelijke schriftelijke motivering er niet is, dan is het concurrentiebeding niet rechtsgeldig. Als wel sprake is van een dergelijke schriftelijke motivering, terwijl er in werkelijkheid geen sprake is van het vereiste zwaarwegende bedrijfsbelang, dan kan het concurrentiebeding worden vernietigd. Van dat zwaarwegende belang moet niet alleen sprake zijn op het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt gesloten. Van dat zwaarwegende belang moet namelijk ook sprake zijn op het moment dat de werkgever een beroep doet op het concurrentiebeding. Er zijn dus twee peilmomenten waarop moet worden gekeken of van een dergelijk belang sprake is.

Nu zal een werkgever in de praktijk altijd van mening zijn dat hij een zwaarwegend belang heeft bij een concurrentiebeding, gewoonweg omdat het nodig is om zijn concurrentiepositie te beschermen. Maar zo eenvoudig ligt dat niet. De nieuwe wet is overigens niet duidelijk over de vraag wanneer er sprake is van een dergelijk zwaarwegend belang. Ook is niet duidelijk hoe de motivering er in de praktijk uit moet gaan zien. Wat te denken van een motivering, die als volgt luidt: “Dit beding is noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfseconomische redenen”. Is dit een voldoende motivering? Naar mijn mening niet. De toekomst zal moeten uitwijzen hoe de rechter met de nieuwe wet omgaat. Het is wel mijn verwachting dat er de nodige conflicten gaan ontstaan over de vraag of er al dan niet sprake is van een juiste motivering en of er al dan niet sprake is van voldoende zwaarwegende bedrijfsbelangen.

In een arbeidsovereenkomst komt naast een concurrentiebeding ook vaak een zogenaamd relatiebeding voor. Een dergelijk beding verbiedt de werknemer na het einde van zijn dienstverband zakelijke contacten te onderhouden met, bijvoorbeeld, klanten van zijn werkgever. Een concurrentiebeding wordt in de wet omschreven als een beding dat de werknemer beperkt op enige wijze na het einde van zijn dienstverband werkzaam te zijn. Ook een relatiebeding beperkt de werknemer op enige wijze. Hij mag immers na het einde van de arbeidsovereenkomst geen contact met de klanten van zijn werkgever onderhouden. Dit betekent dus dat ook in de arbeidsovereenkomst moet worden gemotiveerd dat er sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang bij het relatiebeding.

De oude regels met betrekking tot het concurrentiebeding blijven overigens wel van toepassing op arbeidsovereenkomsten die vóór 1 januari 2015 zijn gesloten en waarin een concurrentiebeding voorkomt. Als een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die voor 1 januari 2015 is gesloten, op enig moment op of na 1 januari 2015 wordt verlengd voor wederom een bepaalde periode, dan moet de werkgever alsnog zorgen voor een schriftelijke motivering. Als de arbeidsovereenkomst op of na 1 januari 2015 daarentegen voor onbepaalde tijd wordt voortgezet, hoeft dat natuurlijk niet. De schriftelijke motivering speelt immers alleen een rol bij contracten voor bepaalde tijd.

Bron: Actuele artikelen

duidelijke afspraken beëindigingsovereenkomst bij overtreding relatiebeding

Maak duidelijke afspraken in beëindigingsovereenkomst over boete bij overtreding relatiebeding

Het komt regelmatig voor dat een werkgever en een werknemer een regeling treffen over het einde van de arbeidsovereenkomst. In een dergelijke regeling worden zaken geregeld als het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, een ontslagvergoeding als ook een concurrentie- of een relatiebeding. Deze afspraken worden vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst of een vaststellingsovereenkomst. Gezien een recente uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden is het van essentieel belang dat de afspraken duidelijk worden vastgelegd. Wat was het geval?

De betreffende werkgever en de werknemer hadden een arbeidsovereenkomst gesloten waarin een concurrentiebeding en een relatiebeding waren opgenomen. Voorts diende de werknemer aan de werkgever een boete te betalen als de werknemer een beding zou overtreden.

Op enig moment bleek dat de relatie tussen de werkgever en de werknemer niet meer optimaal was. Met behulp van een mediator trachtten de werkgever en de werknemer een oplossing te vinden voor de situatie. Beide partijen hadden ook juridisch advies ingeroepen. Uiteindelijk na verschillende malen overleg te hebben gevoerd, sloten de werkgever en een werknemer een overeenkomst. In deze overeenkomst werd onder meer opgenomen dat de arbeidsovereenkomst eindigde. De werknemer ontving een beëindigingsvergoeding. Daarnaast spraken de werkgever en de werknemer af dat de werknemer bij vier met name genoemde relaties van de werkgever zonder toestemming van de werkgever geen werkzaamheden mocht verrichten. Lees verder “duidelijke afspraken beëindigingsovereenkomst bij overtreding relatiebeding”

Beroep werkgever op boeteclausule in relatiebeding faalt zonder verwijzing in afspraken

Partijen zijn in de arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding met boeteclausule overeengekomen. In de vaststellingsovereenkomst ter gelegenheid van het einde van de arbeidsovereenkomst hebben partijen nadere afspraken over het concurrentie- en relatiebeding gemaakt. Nu daarin iedere verwijzing naar de boeteclausule ontbreekt, komt de werkgever na overtreding van het relatiebeding door de werknemer, geen beroep op de boeteclausule toe.

. . . lees verder op Internet

Lijfsdwang in een arbeidsrechtelijk geschil?

 Als iemand door de rechter is veroordeeld iets te doen of na te laten, dan zal deze persoon zich in het algemeen aan de uitspraak van de rechter houden. Maar dat is niet altijd zo. In de wet is geregeld dat als een dergelijke situatie zich voordoet, dat aan de rechter kan worden verzocht om zijn veroordeling kracht bij te zetten met lijfsdwang of gijzeling. De veroordeelde wordt dan als hij zich nog altijd niet houdt aan de uitspraak van de rechter naar het huis van bewaring overgebracht.

Een verzoek tot het opleggen van lijfsdwang wordt door een rechter echter niet snel gehonoreerd. Een rechter zal een dergelijk verzoek alleen honoreren als het aannemelijk is dat een ander dwangmiddel, zoals het betalen van een boete of dwangsom, onvoldoende succes heeft. De rechter zal daarbij zeker de belangen van de partijen tegen elkaar moeten afwegen, omdat het middel immers ver gaat.