Vergoedingsrechten tussen ongehuwd samenwonenden

Vergoedingsrechten tussen echtgenoten zijn goed verankerd in het Nederlandse huwelijksvermogensrecht. Het komt vaak voor dat een van de partners met eigen vermogen een investering doet in een gezamenlijk goed, zoals een huis. Bij gehuwde stellen leidt dit doorgaans tot een vergoedingsrecht. Maar hoe zit het met ongehuwde samenwonenden? De recente jurisprudentie van de Hoge Raad maakt duidelijk dat vergoedingsrechten niet zomaar analoog kunnen worden toegepast op samenwoners. Dit artikel onderzoekt de juridische aspecten van vergoedingsrechten, ongerechtvaardigde verrijking, en hoe de rechtspraak hierop anticipeert in situaties van informeel samenleven zonder huwelijkse of geregistreerde verbintenissen.

1. Wat is een vergoedingsrecht?

Een vergoedingsrecht ontstaat wanneer een van de echtgenoten met eigen vermogen een investering doet in een gemeenschappelijk goed of in een goed dat eigendom is van de andere echtgenoot. Het meest voorkomende voorbeeld is de aflossing van een hypotheek op een gezamenlijke woning. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten bevestigd dat dergelijke vergoedingsrechten bestaan tussen echtgenoten​. Dit principe is inmiddels gecodificeerd in het Nederlandse huwelijksvermogensrecht en zorgt ervoor dat de betalende echtgenoot recht heeft op een vergoeding wanneer bijvoorbeeld een lening met eigen middelen wordt afgelost​​.

2. Toepassing van vergoedingsrechten bij ongehuwden: Jurisprudentie Hoge Raad

In de zaak die leidde tot de uitspraak van de Hoge Raad op 14 april 2023, speelde een geschil tussen een man en een vrouw die ongehuwd samenwoonden. De man had met eigen geld de gezamenlijke hypothecaire lening afgelost en claimde dat de vrouw hem de helft van dit bedrag verschuldigd was, aangezien de woning voor de helft van haar was​​.

Het gerechtshof had eerder geoordeeld dat de vrouw inderdaad een bedrag van €107.000 aan de man moest betalen, verwijzend naar eerdere arresten over vergoedingsrechten binnen het huwelijksvermogensrecht. Echter, de Hoge Raad oordeelde anders. Het Hof had verzuimd te onderkennen dat deze jurisprudentie niet geldt voor ongehuwd samenwonenden. Er is immers geen wettelijke grondslag om vergoedingsrechten uit het huwelijksvermogensrecht analoog toe te passen op ongehuwd samenwonenden​.

3. Vermogensrechtelijke verplichtingen bij ongehuwde samenwonenden

Hoewel er geen vergoedingsrechten bestaan zoals in het huwelijksvermogensrecht, betekent dit niet dat er geen enkele vermogensrechtelijke aanspraak bestaat tussen samenwonenden. Volgens de Hoge Raad kunnen er onder het algemene vermogensrecht wel degelijk verplichtingen ontstaan tussen ongehuwd samenwonenden, bijvoorbeeld op grond van ongerechtvaardigde verrijking of onverschuldigde betaling​​.

Ongerechtvaardigde verrijking

In situaties waarbij de ene partner de andere partner verrijkt zonder rechtsgrond, kan een vordering ontstaan op grond van ongerechtvaardigde verrijking. De kern van ongerechtvaardigde verrijking is dat iemand ten koste van een ander is verrijkt zonder daarvoor een juridische reden. Artikel 6:212 van het Burgerlijk Wetboek regelt deze verplichting​.

Onverschuldigde betaling

Een andere mogelijke rechtsgrond voor een vordering tussen samenwonenden is onverschuldigde betaling. Dit betreft situaties waarin een partij een betaling doet zonder dat daar een rechtmatige verplichting aan ten grondslag ligt​.

4. Rol van huwelijkse voorwaarden of samenlevingscontracten

Voor ongehuwde samenwonenden is het belangrijk om de financiële afspraken schriftelijk vast te leggen in een samenlevingscontract. Hoewel een samenlevingscontract niet dezelfde juridische werking heeft als huwelijkse voorwaarden, kunnen de partijen hierin wel bepalingen opnemen over de verdeling van vermogens, de woning, en eventuele vergoedingsrechten bij beëindiging van de relatie. Dit biedt rechtszekerheid en voorkomt geschillen bij de verdeling van gezamenlijke eigendommen​​.

Een voorbeeld is het afspreken van een verdelingsclausule die bepaalt dat als een van de partners met eigen vermogen bijdraagt aan een gezamenlijk goed, dit bedrag bij het einde van de relatie terugbetaald moet worden. Dit kan geschillen voorkomen over de vraag of er sprake is van een ongerechtvaardigde verrijking​​.

5. Conclusie: Voorkom onduidelijkheden met contracten

De uitspraak van de Hoge Raad onderstreept het belang van duidelijke afspraken tussen ongehuwd samenwonenden. Vergoedingsrechten zoals die gelden voor gehuwden of geregistreerde partners zijn niet van toepassing op samenwoners zonder formeel contract. In plaats daarvan moet een beroep worden gedaan op het algemene vermogensrecht, zoals ongerechtvaardigde verrijking. Dit maakt het des te belangrijker voor samenwonenden om hun afspraken goed vast te leggen in een contract. Door een samenlevingscontract op te stellen kunnen partners zich wapenen tegen toekomstige geschillen.

Heeft u vragen over vergoedingsrechten of wilt u hulp bij het opstellen van een samenlevingscontract? Voor meer gedetailleerde informatie en professionele hulp door advocaten kunt u een vraag stellen via advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten ().

werknemers met samenlevingscontract gelijk behandeld als bij huwelijk

Zelfde voordelen op het werk voor werknemers met samenlevingscontract als bij huwelijk

Een werknemer die een samenlevingscontract sluit met een partner van hetzelfde geslacht, heeft recht op dezelfde voordelen als die welke aan zijn collega’s worden toegekend ter gelegenheid van hun huwelijk, wanneer homoseksuele koppels niet mogen huwen

De weigering om hem deze voordelen toe te kennen vormt een directe discriminatie op grond van seksuele geaardheid. De Franse wetgeving ten tijde van de feiten van deze zaak [1] behield het huwelijk voor aan koppels van verschillend geslacht.

Hay is een werknemer van Crédit agricole mutuel wier collectieve arbeidsovereenkomst [2] bepaalde voordelen, te weten bijzondere verlofdagen en een loontoeslag, toekent aan de werknemers ter gelegenheid van hun huwelijk. Hay, die een samenlevingscontract had gesloten met zijn partner van hetzelfde geslacht, kreeg deze voordelen niet op grond dat zij overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst alleen worden toegekend in geval van huwelijk.

Hay heeft deze weigering betwist voor de Franse gerechten. De Cour de cassation (Frankrijk), bij wie de zaak in laatste instantie aanhangig was, vraagt het Hof van Justitie of de ongelijke behandeling van personen die een samenlevingscontract hebben gesloten met hun partner van hetzelfde geslacht, een discriminatie vormt op grond van seksuele geaardheid, die door het Unierecht is verboden in arbeidsverhoudingen.[3]

In zijn arrest van heden onderzoekt het Hof eerst of de situatie van personen die huwen en de situatie van personen die, omdat zij niet met een persoon van hetzelfde geslacht mogen huwen, een samenlevingscontract sluiten, vergelijkbaar zijn ten aanzien van de toekenning van de betrokken voordelen.

In dit verband stelt het Hof vast dat laatstbedoelden, net zoals gehuwde personen, er zich binnen een welomlijnd rechtskader toe verbinden om een gemeenschappelijk leven te leiden en elkaar wederzijdse steun en bijstand te bieden.

Bovendien herinnert het Hof eraan dat het samenlevingscontract, ten tijde van de feiten van deze zaak, de enige mogelijkheid was die het Franse recht aan koppels van hetzelfde geslacht bood om aan hun partnerschap een rechtspositie te geven die zeker was en aan derden kon worden tegengeworpen.

Derhalve stelt het Hof vast dat de situatie van personen die huwen en die van personen van hetzelfde geslacht die, omdat zij niet mogen huwen een samenlevingscontract sluiten, vergelijkbaar zijn met betrekking tot de toekenning van de betrokken voordelen.

Vervolgens oordeelt het Hof dat de collectieve arbeidsovereenkomst, die betaalde verlofdagen en een loontoeslag toekent aan werknemers die huwen, terwijl personen van hetzelfde geslacht daar geen aanspraak op kunnen maken, een directe discriminatie op grond van seksuele geaardheid in het leven roept ten aanzien van homoseksuele werknemers die een samenlevingscontract sluiten.

In dit verband verandert de omstandigheid dat het samenlevingscontract niet alleen aan homoseksuele koppels is voorbehouden niets aan de aard van de discriminatie jegens deze koppels die, anders dan heteroseksuele koppers, destijds niet konden huwen voor de wet.

Ten slotte antwoordt het Hof dat, aangezien de ongunstige behandeling van koppels die een samenlevingscontract hebben gesloten, niet door een in de richtlijn neergelegde dwingende reden van algemeen belang is gerechtvaardigd, het Unierecht zich verzet tegen de betwiste bepaling van de collectieve arbeidsovereenkomst.

[1] Het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht is bij wet nr. 2013‑404 van 17 mei 2013 toegestaan in Frankrijk.

[2] De collectieve arbeidsovereenkomst van Crédit agricole mutuel is op 10 juli 2008 gewijzigd teneinde de betrokken voordelen uit te breiden tot personen verbonden door een samenlevingscontract. Aangezien deze wijziging evenwel geen terugwerkende kracht heeft, staat zij los van de situatie van Hay, die met zijn partner een samenlevingscontract heeft gesloten op 11 juli 2007.

[3] Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep. Lees hier het originele atikel