Schade door ontruiming van het gehuurde dient adequaat te worden gesteld en bewezen

Aan de ontruiming van een bedrijfspand na een ontruimingsvordering kleven aanzienlijke risico`s, zowel voor de verhuurder als de huurder. De huurder kan door het afvoeren en vernietiging een volledige inventaris verliezen, en de verhuurder kan voor die schade achteraf worden aangesproken.

Huurders die worden ontruimd in verband met een huurachterstand kunnen aanzienlijke schade lijden. Het komt regelmatig voor dat een verhuurder overgaat tot ontruiming van een bedrijfspand op grond van een ontruimingsvonnis van de kantonrechter, terwijl er nog een hoger beroep mogelijk is. Het risico dat de verhuurder achteraf voor de ontstane schade wordt aangesproken is aanzienlijk.

De onderhavige zaak dateert van 2006. Na een ontruiming in verband met een  ontruimingsvonnis van de kantonrechter werd door het gerechtshof te Arnhem in 2009 dit vonnis weer vernietigd. De verhuurder werd vervolgens veroordeeld tot het vergoeden van de schade die huurders door die ontruiming en het afvoeren en vernietigen van de inboedel hadden geleden.

Het gevolg was dat de verhuurder die, met gebruikmaking van het vonnis, het bedrijfspand had ontruimd, werd aangesproken tot het betalen van een schadevergoeding in verband met een onrechtmatige ontruiming.

De schadevergoeding werd gevorderd in verband met de door de verhuurder afgevoerde zaken die na opslag waren vernietigd. De huurder stelde dat er diverse inventariszaken waren vernietigd, zoals een toonbank, geluidspanelen, lambrisering en meer inventaris. De huurder vorderde € 100.000,,- schadevergoeding in verband met het verlies van deze zaken en investeringen.
Door het Hof werd deze vordering afgewezen. De huurder stelde cassatie in.

De wet bepaalt in artikel 6:97 dat in voorkomend geval de rechter zelf de schade kan begroten. Onder andere bepaalt dit artikel: ..” Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.
In de zaak die door de Hoge Raad werd behandeld klaagde de huurder dat het Gerechtshof de schadevordering ten onrechte had afgewezen, omdat het Hof meende dat de vordering onvoldoende was gemotiveerd en onderbouwd was met bewijsstukken. Het Hof constateerde dat er geen boekhouding was die de inventaris en investering kon onderbouwen, en niet viel te verifiëren welke zaken aanwezig waren en welke waarde deze vertegenwoordigden. De vordering werd dus afgewezen.

In cassatie stelde de huurder dat bij een ontruiming de degene die laat ontruimen dient te stellen en bewijzen welke zaken na de ontruiming in bewaring zijn gegeven en, voor zover die zaken zijn vernietigd, te stellen en te bewijzen dat die zaken kennelijk waardeloos waren of dat de huurders daarvan afstand hadden gedaan. Dit is een veel gehoorde stelling waarmee huurders dreigen, indien zij worden geconfronteerd met een ontruiming.

De huurders meenden ook in dit geval dat zij op grond van hun gewone stelplicht, neergelegd in artikel 150 Rv konden volstaan met de stelling dat was bewezen dat er zaken waren ontruimd en vernietigd, en dat daarmee aan hun processuele stel en bewijsplicht was voldaan.

De hoge Raad gaat echter mee met het oordeel van het Hof. De hoge raad stelt dat het Hof aldus had bepaald dat wel is komen vast te staan dat bij de ontruiming aan de huurder toebehorende zaken zijn afgevoerd, maar dat zij niet voldoende hebben onderbouwd dat die zaken ook enige waarde hadden.
Volgens de Hoger Raad heeft het hof terecht beslist dat de stelplicht en bewijslast van het bestaan van schade volgens artikel 150 Rv op de huurder rust. Zonder nadere onderbouwing hoefde het Hof dus niet over te gaan tot schatting van de schade.

Deze uitspraak is niet echt verrassend, maar geeft eens temeer aan dat men bij een ontruiming voorzichtig moet opereren, zeker als er nog een hoger beroepsmogelijkheid is. Maar ook dat een vergoedingsvordering wegens de hierdoor veroorzaakte schade duidelijk en helder moet zijn onderbouwd. De algemene regel is nog steeds dat “wie stelt, bewijst“.

 De regel die bepaalt dat de rechter bij gebrek aan concrete schadevaststelling die schade moet schatten, gaat dus niet zover dat de rechter deze geheel zelfstandig moet onderzoeken.
Voor meer informatie over ontruiming en huurrecht kunt u bellen met 0900-advocaten of een vraag stellen via dit formulier.

Uw foto zonder toestemming gebruikt in publicatie: Inbreuk op auteursrecht

Een beroepsfotograaf heeft als eerste het recht zijn creaties te exploiteren, door betaling te vragen voor toestemming tot publicatie. Wat te doen bij een publicatie waarvoor toestemming ontbreekt, en dus schade veroorzaakt?

Een fotograaf is de maker en eigenaar van zijn foto, en heeft het recht die te exploiteren. Een foto op internet is echter eenvoudig te kopiëren door iedereen en te gebruiken op een eigen website. De schade voor de maker behoeft geen uitleg.

De maker van de foto lijkt machteloos tegen dergelijke inbreuk, maar niets is minder waar. De auteurswet geeft de maker de mogelijkheid om daar tegen op te treden. Inmiddels komt dit zo vaak voor dat tal van professionals, meestal juristen zich hebben toegelegd op deze soort van schade.

Vaststelling van het gebruik

Allereerst dient de het gebruik te worden vastgesteld. Dit kan door het maken van een opname of een afdruk van de pagina met de foto. Belangrijk is dat daarop de datum en website te zien zijn. Een andere mogelijkheid is natuurlijk een afdruk van de way-back machine op het internet-archive.

Vaststelling van het ontbreken van de toestemming

Vervolgens dient te worden vastgesteld of de gebruiker niet via een derde wel toestemming kreeg voor het gebruik. Als de werkgever van de maker die toestemming gaf, of indien licenties zijn vertrekt via een package deal, is er toestemming verleend. Het kan ook zijn dat de publicatie is `gelinked´, dat wil zeggen Dat deze slechts via een link van andere website zichtbaar is. Aldus wordt vastgesteld of er gebruik is en of de toestemming ontbreekt.

Vaststelling van de schade

Indien het gebruik en de inbreuk vaststaan kan de schade worden begroot. Die schade bestaat in de meeste gevallen uit de inkomsten die men kan bedingen voor publicatie van de foto. Schade kan echter ook bestaan in gemis aan publiciteit die publicatie zonder naamsvermelding meebrengt. Ook kan schade bestaan in gemis aan extra exploitatiemogelijkheden. Indien een foto al wijdt verspreid wordt is men minder bereid een goede prijs te betalen. Ook kan reputatieschade ontstaan door manipulatie of door gebruik in publicaties waarmee men niet geassocieerd wil worden. De schade kan op die wijze oplopen tot een veelvoud van de normaal verwachte vergoeding voor de publicatie van een foto. Naast de schade die men vordert vraagt men ook het staken van de publicatie. De foto dient verwijderd te worden. Gaat het om drukwerk, dan kan men vorderen dat de gehele oplage waarin de publicatie voorkomt wordt vernietigd.

Schikken of procederen?

Het is niet in alle gevallen verstandig om direct de inbreukmaker voor de rechter te slepen. Een schikking is goedkoper en sneller, en heeft geen procesrisico. Op het internet zijn diverse voorbeelden te vinden van een brief waarin men een schikkingsvoorstel kan doen. Basisprincipe bij een schikking is dat slechts een redelijk deel van de totale schade wordt gevraagd. Partijen kunnen goedkoop hun geschil onderling oplossen, en vermijden de hoge proceskosten. Dit weegt op tegen de lagere opbrengst.

Kosten van een procedure

Komt er geen schikking tot stand, dan kunt u de vordering voorleggen aan de rechter. Kan men geen beroep doen op een rechtsbijstandverzekering dan dient rekening te worden gehouden met juridische kosten. Bent u aangesloten bij een brancheorganisatie dan is het verstandig de zaak aan hen voor te leggen.

Vergoeding voor proceskosten

De kosten van een procedure zijn in het algemeen hoog, en wegen soms niet op tegen de schade die men leed. Dit komt omdat de wet in Nederland in procesrecht slechts een gemaximeerde proceskostenveroordeling kent. In het auteursrecht, en in alle zaken betreffende intellectuele eigendom, geeft de wet echter een uitzondering. In beginsel kunnen all juridische kosten worden teruggevorderd van de inbreukmaker. Ook hier heeft de rechtspraak weer een systeem ontwikkeld waarbij die kosten worden gematigd aan de hand van de complexiteit van de procedure. Men dient er dus rekening mee te houden dat ook hier niet alle proceskosten kunnen worden teruggewonnen.

Incassorisico en schadeverhaal

Een belangrijke factor waarmee men nog rekening dient te houden, maar die vaak over het hoofd wordt gezien, is het incassorisico: een toewijzing van de schadevordering, en een forse proceskostenveroordeling daar boven, is natuurlijk mooi, maar als de inbreukmaker failliet gaat of met de noorderzon verdwijnt schiet men weinig op. Dan blijft men wel zitten met de advocaatkosten, en heeft men nog steeds geen vergoeding van de schade!

De advocaat zal in voorkomend geval eerst onderzoeken of verhaal ook daadwerkelijk mogelijk is. Zo nodig zal hij tijdig, voorafgaande aan een procedure, zekerheid moeten krijgen voor verhaal door een conservatoir beslag.

Voor meer informatie omtrent uw auteursrechten, een geconstateerde inbreuk, schadeberekening en verhaal, kunt u bellen met 0900-0600, met 0900-advocaten of een email zenden aan advocaten.nl.

Verborgen gebreken bij koop van producten

Elke koper wordt wel eens teleurgesteld als achteraf blijkt dat het gekochte zaak niet helemaal, of helemaal niet, aan de verwachting voldoet. Soms gaat het om een klein, soms om een groot gebrek, maar in veel gevallen was het gebrek niet direct zichtbaar: een verborgen gebrek.

Ondernemers controleren meestal hun waren bij aflevering, en een huizenkoper regelt het meestal via een makelaar. Toch kan het misgaan als het product een gebrek heeft dat men niet meteen kan zien. Het gebrek is soms ook bij de verkoper niet bekend.

De eerste vragen die opkomen zijn

  • kan de koper zijn geld terugeisen?
  • moet de verkoper het gebrek herstellen?
  • moet koper de koopsom betalen?

Aansprakelijkheid voor een gebrek

In beginsel mag de koper verwachten dat een zaak voldoet aan de redelijke verwachtingen. Maar wat is een redelijke verwachting? Een koper van een nieuw bedrijfspand mag verwachten dat er geen asbest is verwerkt, maar van een 60 jaar oud bedrijfspand is die verwachting niet redelijk. Een nieuwe machine met een afschrijvingstijd van 5 jaren zal mogen worden verwacht dat deze niet binnen een week uitvalt.

In het algemeen gesteld: bezit het geleverde niet de eigenschap die koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, dan schiet het dus tekort ten aanzien van die verwachting, en dan is er sprake van een gebrek.

De meeste gebreken kan men bij aankoop eenvoudig constateren: van een roestige auto van 20 jaar oud mag men niet teveel verwachten, zeker niet indien er veel rook uit de uitlaat komt. Van een stuk grond dat voorheen als industrieterrein werd gebruikt, mag men niet verwachten dat er geen enkele verontreiniging in de bodem zit.

De verkoper is in het algemeen niet aansprakelijk voor dergelijk gebrek, dat de koper had kunnen zien. Immers met een zichtbaar gebrek zal al rekening zijn gehouden bij het bepalen van de (lagere) koopprijs. De meeste geschillen komen voort uit gebreken die min of meer onzichtbaar zijn: de aansprakelijkheid voor verborgen gebreken.

Aansprakelijkheid.

In beginsel is de verkoper aansprakelijk voor een gebrek indien:

  • het gebrek verborgen was;
  • het gebrek normaal gebruik (of een bijzonder gebruik indien partijen dat bij de koop voor ogen hadden) in de weg staat;
  • en koper niet er aan hoefde te twijfelen dat een dergelijk gebrek niet bestond.

Belangrijke aspecten voor de beantwoording van de vraag of de verkoper of de koper aansprakelijk is zijn

  • de onderzoeksplicht van de koper
  • de mededelingsplicht van de verkoper
  • zijn er door de verkoper garanties verstrekt
  • is de ouderdom van een tweedehands product relevant?

Juridische maatregelen

De vraag is dan vervolgens welke maatregelen kan de koper nemen als er een gebrek wordt ontdekt na de levering.

Allereerst kan de koper zijn betaling opschorten; De koper mag volgens de wet opschorten totdat het gebrek is opgeheven, maar of hij de gehele koopprijs of slechts een gedeelte mag achterhouden hangt af van de ernst van het gebrek. Vanzelfsprekend is het niet redelijk om de gehele koopprijs van een auto op te schorten, indien slechts de ruitenwissers defect zijn: het niet betaalde bedrag moet in verhouding staan tot de ernst van het gebrek. Opschorting moet schriftelijk, het liefst aangetekend, om als bewijs te dienen

De koper kan ook nakoming vorderen. Hij vraagt dan dat de verkoper het gebrek hersteld: de verkoper krijgt dan binnen een redelijke termijn de gelegenheid de zaak te repareren of een vervangend zaak te leveren. Wat een redelijke termijn is hangt af van het gebruik of de aard van de zaak, maar ook wat partijen daarover zijn overeengekomen. Soms is een redelijke termijn een maand. Bijvoorbeeld herstel van een lekkage in het dak van een fabriekshal. In andere gevallen is een dag redelijk, bijvoorbeeld een bruidsjurk die kort voor de bruiloft in de verkeerde kleur wordt geleverd.

Indien nakoming niet mogelijk is of de verkoper dat ook na een sommatie niet doet kan de koper er ook voor kiezen om de koop geheel of gedeeltelijk te ontbinden. In dat geval heeft koper recht op gehele of gedeeltelijke teruggave van de koopprijs.

Bovendien zou in bepaalde gevallen de koper de verkoper aansprakelijk kunnen stellen voor de schade die door het gebrek of door de te late levering is veroorzaakt.

Twee aspecten zijn nog van groot belang

De koper dient een gekochte zaak direct of zo snel als mogelijk is te onderzoeken. Dit doet de koper meestal door het in gebruik te nemen waarvoor het is bedoeld. Laat de koper de zaak een lange tijd ongebruikt liggen, dan loopt hij het risico dat bij een eventueel geschil zijn vordering is verwerkt.

Daarnaast is belangrijk dat de koper bij het ontdekken van het gebrek niet te lang wacht. Hij dient meteen actie te ondernemen door het gebrek aan de verkoper te melden (de zogenaamde ‘klachtplicht’), en deze vervolgens een redelijke termijn te stellen om alsnog na te komen ( het gebrek te herstellen). In sommige gevallen, afhankelijk van de aard van het product of gebruik, kan een koper door enkele weken te wachten al zijn rechten op nakoming of schadevergoeding verwerken.

Voor meer informatie over rechten en plichten van kopers en verkopers kunt u hier een vraag stellen of bellen met 0900-0600 (0900-advocaten)

stelselmatig klanten ex-werkgever bezoeken is onrechtmatig, ook zonder concurrentiebeding

Een ex-werknemer benadert de relaties van zijn ex-werkgever. Met succes, want acht grote klanten stappen over. De ex-werkgever stapt naar de rechter omdat hij meer dan 100.000 euro omzet misgelopen is. De ex-werknemer had geen concurrentiebeding maar draait wel voor de schade van zijn ex-werkgever op.

De situatie
Een buitendienstmedewerker neemt eind 2012 na drie jaar dienstverband ontslag bij een verzekeringskantoor.

Hij begint voor zichzelf, in dezelfde specialistische branche, met hetzelfde product: een verzekeringspakket voor zendingswerkers in het buitenland. Hij kan een lagere prijs bieden omdat hij een andere provisiestructuur heeft dan zijn voormalige baas.

In augustus 2013 stuurt hij aan 142 zendingsorganisaties een e-mail met een aanbod. In totaal 38 organisaties van die lijst zijn klanten van zijn ex-werkgever. Van die 38 stappen er acht grote organisaties over naar het nieuwe bedrijf.

Bij de rechter
De ex-werkgever stapt naar de rechter. Hij vraagt een verklaring voor recht dat de ex-werknemer hem onrechtmatig beconcurreert. Hij vraagt onder meer een verbod op het benaderen van de – met naam genoemde – klanten van de ex-werkgever. Daarnaast wil hij ook een vergoeding voor de schade die hij door de onrechtmatige concurrentie heeft geleden en nog zal lijden. Het bedrijf geeft aan ieder geval al een schade van – afgerond – 115.000 euro te hebben geleden.

Het oordeel van de rechter: concurrentie was onrechtmatig
De vraag die de rechter moet beantwoorden is of de ex-werknemer onrechtmatig heeft geconcurreerd met zijn ex-werkgever.

Wanneer is concurrentie onrechtmatig?
Als er geen relatie- of concurrentiebeding is, mag een werknemer na zijn dienstverband op een ‘normale’ manier concurreren. Die concurrentie wordt onrechtmatig als er gebruik wordt gemaakt van de bij de voormalige werkgever opgedane kennis en gegevens over en van klanten, op zo’n manier dat “stelselmatig en substantieel bedrijfsdebiet wordt afgebroken” (HR 9 december 1955, NJ 1956/157 Boogaard/Vesta).

In dit geval oordeelt de rechter dat de ex-werknemer inderdaad stelselmatig het bedrijfsdebiet van zijn ex-werkgever heeft afgebroken. Die had 242 klanten, waaronder tien grote klanten die voor een belangrijk deel van de omzet zorgden. Daarvan zijn er acht overgestapt naar het bedrijf van de ex-werknemer. Die heeft de bedrijven doelgericht en bewust benaderd met ‘an offer they couldn’t refuse’. Hij kon dat aanbod doen door de kennis en ervaring van de branche, de klanten, de prijsstelling en de verzekeringsvoorwaarden, die hij heeft opgedaan bij zijn ex-baas.

Nog niet afgerond
De ex-werkgever mag op een volgende zitting in december 2014 met een schadeberekening komen en een onderbouwing daarvan. De ex-werknemer mag daar dan op reageren en dan neemt de rechter een beslissing over de zaak in zijn geheel.

Bron: PenO actueel

Ontslagen werknemer krijgt vergoeding voor psychische schade

werkgever moet psychische schade vergoeden

Een werknemer krijgt een immateriële schadevergoeding van 5.000 euro omdat hij psychische schade heeft geleden door een onzorgvuldige degradatie, een onterecht ontslag en falende verzuimbegeleiding. De werkgever moet ook de inkomensschade van de werknemer vergoeden.

De situatie
Een chef bij een horecabedrijf werkt daar al 10 jaar als zich daar een grootschalige diefstal voordoet. De werkgever verwijt de chef dat hij dat onder zijn ogen heeft laten gebeuren. De chef wordt daarom in april 2008 overgeplaatst naar een lagere functie waarin hij schoonmaakwerkzaamheden moet doen. De werknemer meldt zich meteen ziek met psychische klachten. In mei wordt hij op staande voet ontslagen omdat hij de werkgever via de telefoon bedreigd zou hebben. De rechter en later het hof in hoger beroep oordelen dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven.
De chef komt niet meer aan het werk en krijgt een WIA-uitkering. In 2014 is hij nog steeds arbeidsongeschikt. De verplichte loondoorbetalingsperiode is inmiddels voorbij maar er bestaat nog steeds een formele arbeidsrelatie. De werknemer vraagt nu bij de rechter om een schadevergoeding voor zijn inkomensschade en voor de psychische schade.

Bij de rechter: werknemer wil schadevergoeding
De werknemer vraagt de rechter om zijn werkgever te veroordelen tot het vergoeden van de schade die hij heeft geleden: ruim 45.000 euro aan gederfde inkomsten, 138.000 euro toekomstige inkomstenderving en 8.000 euro immateriële schadevergoeding. Bij elkaar een bedrag van bijna 200.000 euro.
Door de degradatie, het onterecht gegeven ontslag en het gebrek aan re-integratie-inspanningen heeft hij psychische klachten gekregen en die zijn gebleven.
De immateriële schadevergoeding vraagt hij vanwege de gederfde levensvreugde en de aantasting van zijn eer en goede naam.

Het oordeel: werkgever heeft fatsoensnorm overtreden
De vordering van de werknemer is gestoeld op het goed werkgeverschap. In het geval van personeelsbeslissingen is het uitgangspunt dat de werkgever de beslissingen zorgvuldig moet nemen om psychisch letsel bij zijn werknemers te voorkomen. De degradatie en het ontslag op staande voet zijn onzorgvuldig genomen personeelsbeslissingen volgens de rechter. Samen met het tekortschieten in de re-integratieverplichtingen geeft dat de werknemer recht op een schadevergoeding.

Fatsoensnorm overtreden
De rechter concludeert dat de werkgever door zonder goede reden over te gaan tot degradatie, een fatsoensnorm heeft overtreden. Omdat het ‘alleen maar’ een overtreding van een fatsoensnorm is, krijgt de werkgever niet de hele schade op zijn bordje. Had de werkgever hier een veiligheidsnorm geschonden, bedoeld om het personeel op het gebied van veiligheid en gezondheid te beschermen, dan was de toerekening van de schade aan de werkgever veel ruimer geweest.

Inkomensschade over vier jaar vergoed
De werknemer krijgt niet de toekomstige inkomensderving vergoed die hij vraagt. De degradatie was aanvankelijk de reden voor het ontstaan van de psychische klachten maar er waren ook nog andere factoren in de privésfeer. En omdat er ook een ‘meer dan geringe kans op herstel’ bestaat, besluit de rechter de schadevergoeding voor inkomensderving toe te kennen over een periode van vier jaar. In een volgende zitting wordt vastgesteld hoe hoog die inkomstenderving precies is. De hoogte van de immateriële schadevergoeding wordt vastgesteld op 5.000 euro, ingegeven door het feit dat de opeenvolgende diffamerende personele maatregelen ernstige psychische klachten hebben veroorzaakt.

Bron: P&O Actueel 

Loonschade door derden en regresrecht


Loonschade door derden

Langdurig ziekteverzuim is voor zowel de werknemer als de werkgever vervelend. Het loon moet worden doorbetaald, een vervanger moet worden gezocht, verzuimbegeleiding moet worden ingeschakeld. Ontstaat het verzuim omdat een derde partij bijvoorbeeld een verkeersongeval veroorzaakt, of als sprake is van mishandeling, kan de werkgever dan al de kosten die gepaard gaan met het verzuim op de veroorzaker van het incident verhalen?

Als een werknemer uitvalt door ziekte betaalt de werkgever gedurende de periode van ziekte en in beginsel tot twee jaar het loon. Daarnaast komen kosten voor verzuimbegeleiding en re-integratie voor rekening van de werkgever. Als de werknemer uitvalt door een incident dat door een derde, bijvoorbeeld een leerling of een automobilist, is veroorzaakt, dan heeft de werkgever op grond van de wet de mogelijkheid zijn schade, zoals loonkosten, te verhalen op die derde. Dit wordt aangeduid met het regresrecht of verhaalsrecht van de werkgever.

Het maakt hierbij niet uit of het incident onder werktijd of daarbuiten heeft plaatsgevonden. Wel moet het aantoonbaar zijn dat de schade door die derde is toegebracht aan de werknemer. De werknemer zal aan de werkgever dan ook de informatie hierover moeten geven. Wel geldt nog een beperking bij het regresrecht. Mocht namelijk het incident zijn veroorzaakt door een collega van de werknemer, dan kan de werkgever de schade in beginsel niet verhalen op die collega. De schade die namelijk binnen het dienstverband wordt opgelopen, blijft voor rekening van de werkgever.

De wetgever wil hiermee een verstoring in de arbeidsrelatie voorkomen. Die kan snel ontstaan als de werkgever een werknemer aanspreekt voor de schade die een collega-werknemer door zijn toedoen heeft geleden. Bovendien nemen werknemers niet altijd alle noodzakelijke voorzichtigheid in acht bij het uitvoeren van hun werkzaamheden.

Een passend voorbeeld hierbij is een werkplaats met werktuigen waar meerdere werknemers werken. Dan kan het zijn dat de werknemers zich niet altijd stipt aan de regels houden. Mocht er sprake zijn van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer dan kan de werkgever de schade wel verhalen.

De werkgever moet het loon aan de werknemer doorbetalen. De loonkosten bestaan uit het vaste loon, vakantietoeslag en ook de variabele beloning als een gratificatie als de werknemer daar recht op heeft. Behalve de loonbetaling aan de werknemer is er ook de belastingafdracht. De werkgever kan echter alleen de netto gemaakte loonkosten verhalen, het loon dat aan de werknemer wordt betaald. Dat is ook de schade die de werknemer lijdt en waarvoor de derde aansprakelijk is. Hoewel dit als onrechtvaardig kan worden ervaren, is dit in de rechtspraak bevestigd. Volgens de rechter is het netto loon een eenvoudige en goed hanteerbare maatstaf voor de praktijk, ook in regreskwesties.

Van de werkgever wordt verwacht dat deze de nodige inspanningen levert om de werknemer weer aan het werk te krijgen. Ook deze re-integratiekosten kunnen op de derde worden verhaald. Maar dan moet het wel om redelijke kosten gaan. Te denken valt aan kosten van administratieve activiteiten van de werkgever, zoals het opstellen en het evalueren van het plan van aanpak of het opstellen van het re-integratieverslag. Ook valt onder deze kosten de ondersteuning van een re-integratiebureau of een tweede spoortraject.

Daarnaast kan het zo zijn dat de werkplek van de werknemer moet worden aangepast of een bepaalde stoel of tafel voor de werknemer moet worden aangeschaft. Gezien de beperkingen die de werknemer ondervindt van het incident, is het mogelijk dat de werknemer moet worden bijgeschoold. Als het redelijke kosten zijn, kan de werkgever ook deze op de derde verhalen.
Is de derde niet bereid om de kosten te betalen, dan zal de werkgever een gerechtelijke procedure moeten voeren om deze alsnog vergoed te krijgen. Ook die procedure kost geld. Uit de rechtspraak volgt dat de werkgever niet met lege handen hoeft te staan. Rente en buitengerechtelijke kosten, mits deze redelijk zijn, kunnen ook worden verhaald op de derde.

De kosten voor vervanging zijn niet te verhalen op de derde.
Immers, de werknemer hoeft deze extra kosten niet zelf te betalen. Ook een eventueel door het UVW opgelegde loonsanctie, als de werkgever onvoldoende aan haar re-integratieverplichtingen voldoet, kan niet op de derde worden verhaald. Deze heeft immers geen schuld aan het feit dat de werkgever haar verplichtingen niet is nagekomen.

De werkgever heeft vanaf de eerste dag van de uitval van de werknemer vijf jaar de tijd om van het regresrecht gebruik te maken, dus de derde aan te spreken. Het is dus van belang om deze termijn goed in de gaten te houden.
Elke situatie staat op zich, maar het is voor de werkgever zeker de moeite waard om serieus te kijken naar de kosten die zijn gemaakt in het kader van de uitval van een werknemer als deze uitval door een derde is veroorzaakt. 

arbeidsongeschikte zzp-er krijgt alsnog volledige schadevergoeding

Zo is het wel genoeg

Een 62-jarige man, huisschilder van beroep, verdient tot in de eerste helft van 2013 als ZZP’er probleemloos de kost. Hij heeft met gemak werk tot medio 2017 en hij is van plan om ook daarna nog vier jaar door te werken. Dan slaat het noodlot toe. Rijdend op zijn motor op zijn eigen weghelft wordt hij frontaal aangereden door een auto. Hij breekt zijn pols en een groot deel van het spierweefsel van een been wordt door contact met het wegdek weggeschuurd.

De verzekeringsmaatschappij erkent aansprakelijkheid en ziet ook in dat de man blijvend volledig arbeidsongeschikt is. In de daaropvolgende periode keert de verzekeringsmaatschappij in totaal netto € 23.500,- uit waarna op grond van de jaarcijfers wordt beweerd dat hiermee alle schade wegens inkomensverlies wel vergoed is.

Onze schilder spant een kort geding aan tegen de verzekeringsmaatschappij en vordert aanvullende bevoorschotting op zijn schade waartegen de verzekeringsmaatschappij zich verweert, in feite door alles te ontkennen en op grond daarvan te zeggen dat het zo wel genoeg is.

De rechter leest de jaarcijfers bepaald anders, concludeert dat er behalve inkomensderving ook sprake is van verlies aan zelfwerkzaamheid (niet meer zelf klussen, verven, tuin bijhouden doch voortaan moeten inhuren van betaalde krachten) en huishoudelijke hulp behoefte (wat vandaag de dag ook niet meer gesubsidieerd wordt). De rechter wijst als aanvullende schade een bedrag toe van netto € 30.000,- enkel over de periode tot en met 2014.

Te hopen valt dat de man niet ook over de volgende jaren tot en met 2021 elk jaar moet procederen om zijn schade vergoed te krijgen. Misschien valt het mee. Want voordat een rechter in kort geding geldvorderingen toewijst, moet er wel wat aan de hand zijn, in de zin dat de rechter er echt van overtuigd is dat de uiteindelijke schade veel hoger zal liggen. Het standpunt van de verzekeringsmaatschappij moet dus echt onverdedigbaar zijn geweest. Het is niet aannemelijk dat dit bij de verzekeringsmaatschappij op een vergissing berustte. In zo’n geval wekt de verzekeringsmaatschappij de schijn op gewoon geprobeerd te hebben de schilder de bietenbrug op te sturen, want rechters delen echt geen cadeautjes uit.

Het is een zegen dat ook de rechter wel eens kan zeggen: “Zo is het wel genoeg.”

Werkgeversaansprakelijkheid bij personeelsuitje

Werkgeversaansprakelijkheid bij personeelsuitje

Wat als een werknemer tijdens een bedrijfsuitje schade lijdt? Is de werkgever hiervoor aansprakelijk? Onlangs beantwoordde de Kantonrechter Utrecht deze vraag bevestigend voor de schade opgelopen tijdens een speedboottocht.

. . . lees verder op Internet

Eerste Kamer stemt in met regeling schadevergoeding overheid

Schadevergoeding overheid eenvoudiger

De Eerste Kamer heeft een wetsvoorstel met algemene stemmen aanvaard dat het recht op schadevergoeding voor rechtmatig en onrechtmatig overheidshandelen eenvoudiger en toegankelijker maakt.

In het geval van rechtmatig overheidshandelen kan sprake zijn van zogeheten nadeelcompensatie. Dat is een schadevergoeding die bijvoorbeeld wordt toegekend aan ondernemers wanneer hun bedrijf tijdelijk niet of niet goed te bereiken is als gevolg van reconstructie van een weg. Die schadevergoeding is geen regel maar uitzondering, en in beginsel wordt slechts een gedeelte van de schade vergoed. Het uitgangspunt is en blijft dat burgers en bedrijven in beginsel moeten accepteren dat de overheid maatregelen neemt die voor hen nadelig zijn, maar dat er reden is voor compensatie als iemand onevenredig zwaar wordt getroffen.

Het tweede onderwerp is de schadevergoeding voor onrechtmatige besluiten. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de overheid schade moet vergoeden omdat ten onrechte een vergunning werd geweigerd. Anders dan bij nadeelcompensatie is déze schadevergoeding geen uitzondering maar regel en moet de volledige schade worden vergoed.

. . . lees verder op Internet

Kind van zeven jaar botst tijdens karten, ouders stellen kartcentrum aansprakelijk

Ouders die hun jonge kinderen laten karten aanvaarden risico dat zij een botsing krijgen en letsel kunnen oplopen.
Een kind van zeven jaar gaat mee karten tijdens een verjaardagsfeestje van een vriendje en botst tijdens het karten frontaal tegen de rand van de kartbaan. De vader van het kind is niet aanwezig, zo mag worden opgemaakt uit de uitspraak. Wel de vader van de jarige. Het kartcentrum wordt aansprakelijk gesteld voor door het kind geleden en te lijden schade.

In het Medisch Centrum Leeuwarden is geconstateerd dat het kind een gecompliceerde bovenbeenfractuur heeft opgelopen.

. . . lees verder op Internet