De geheime diensten mogen telefoongesprekken waaraan een advocaat deelneemt niet afluisteren zonder onafhankelijke toets die toeziet op de inzet van bijzondere bevoegdheden door de AIVD en MIVD. Op dit moment ontbreekt een dergelijke toets. Informatie die is verkregen uit communicatie tussen advocaten en cliënten mag de staat ook niet doorspelen aan het Openbaar Ministerie. Met deze uitspraak op dinsdag 27 oktober bekrachtigde het gerechtshof Den Haag het vonnis van de voorzieningenrechter van de Haagse rechtbank van deze zomer. Daarbij heeft de uitspraak volgens Olivier van Hardenbroek, advocaat van de Raad van Europese Balies, in potentie een nog veel grotere reikwijdte dan de uitspraak in eerste aanleg.
Volgens de uitspraak van de Haagse voorzieningenrechter op 1 juli van dit jaar moest de staat het beleid voor het afluisteren van advocaten door veiligheidsdiensten bijstellen. Hiervoor kreeg de staat een termijn van zes maanden. Als de staat zich hier niet aan zou houden, zou de staat verplicht zijn te stoppen met het direct en indirect tappen, ontvangen, opnemen, afluisteren en uitwerken van elke vorm van communicatie van en met advocaten. Tegen deze uitspraak ging de staat in hoger beroep, maar zonder succes. Het hof heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Dat betekent dat de staat per 2 januari 2016 elke vorm van afluisteren moet staken, of moet zorgen voor een onafhankelijke toets. Zolang onafhankelijk toezicht ontbreekt, mogen de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) informatie die onder het verschoningsrecht valt niet doorspelen aan het Openbaar Ministerie.
Het nieuws van eind vorig jaar dat advocaten van Prakken d’Oliveira langdurig zijn afgeluisterd door inlichtingendiensten was de aanleiding van deze zaak. Met het aftappen van communicatie tussen advocaten en cliënten schenden inlichtingen- en veiligheidsdiensten structureel het verschoningsrecht van advocaten. Daarom moeten de AIVD en de MIVD daar direct mee stoppen. Dat eisten advocaten van het afgeluisterde kantoor Prakken d’Oliveira, de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten en de Raad van Europese Balies op woensdag 17 juni in een kort geding tegen de staat.
In hoger beroep oordeelde het hof dat de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen dat onafhankelijk toezicht op het direct en indirect tappen van advocaten op dit moment ontbreekt. Het betoog van de staat dat de termijn van zes maanden voor het invoeren van een onafhankelijke toets te kort is, had geen succes. ‘De staat motiveert ook in het geheel niet waarom niet, althans als overbruggingsmaatregel in afwachting van definitieve wetgeving, zou kunnen worden volstaan met (gepubliceerd) beleid ten aanzien van de wijze waarop de diensten gebruik zullen maken van hun bevoegdheden op grond van de artikelen 25 en 38 Wiv 2002,’ aldus het hof in het vonnis. Daarnaast kan de uitspraak van de voorzieningenrechter volgens het hof voor de staat niet als verrassing zijn gekomen. ‘De staat had reeds veel eerder uit de rechtspraak van het EHRM kunnen en moeten afleiden dat onder de Wiv 2002 onvoldoende waarborgen zijn getroffen voor het tappen van (in ieder geval) advocaten.’
Olivier van Hardenbroek, advocaat van Raad van Europese Balies, is erg tevreden met deze uitspraak ondanks dat de weg ernaartoe anders is dan de Council of Bars and Law Societies of Europe (CCBE) heeft bepleit. ‘Volgens de CCBE moet een onafhankelijke toezichthouder niet toetsen of een inbreuk op het verschoningsrecht door de AIVD of MIVD gerechtvaardigd is. De toezichthouder moet toetsen of het verschoningsrecht van toepassing is.’
Daarbij wijst Van Hardenbroek erop dat het vonnis in potentie een veel grotere reikwijdte heeft dan het vonnis in eerste aanleg. Ook bij het afluisteren van niet-verschoningsgerechtigden moet volgens het hof in een vorm van onafhankelijk toezicht zijn voorzien. Het hof constateert dat dergelijk onafhankelijk toezicht ontbreekt. Van Hardenbroek: ‘Het wachten is op de eerste afgeluisterde burger die een vordering instelt tegen de staat. Die kan een positieve uitspraak tegemoet zien.’
Ook advocaat Michiel Pestman van Prakken d’Oliveira is blij met deze ‘prachtige uitspraak’. ‘Minister Ronald Plasterk dacht: We schuiven de invoering van de toets voor ons uit, en we komen er wel mee weg. Dat is dus niet het geval.’
Het is de vraag of de staat tegen de uitspraak van het hof in cassatie zal gaan. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties was dinsdagmiddag niet bereikbaar voor een antwoord op deze vraag.
Bron: SDU